VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT. Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoncenblad. Tweede Jaar. Nummer 29. De klerikale winkel of papenhandel. Bezoek aan eeae katholieke hoofdkerk. Abonnementsprijs voorop betaalbaar: 3 fr. per jaar voor de stad. 3 fr. 50 voor den buiten. Per 6 maanden: 1 fr. 75. Annoncem 15 cent. por drukregel. Rechter lijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers vo.jr ariikels, enz. 8 fr. per 100. Alle berichten van verkoopingcn of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen. (Slot). In de meeste kerken en bidplaatsen waar er jubilé of eene novene plaats heeft, ziet ge langs achter, soms in het kerkportaal maar meest in de kerk zelve, kramen waarop god vruchtige zaken te koop liggen, zooals beel dekens, paternosters, schapulieren, medaal- jen, lintjes en draadjes (herinnert u de roode zijden draadjes van Rozebeke, Dadizeele en Vladsloo) lampjes, kaarsen, agnus dei. Al deze voorwerpen zijn gewijd, en brengen denkooper heil en zegen mede.... zoo verze- zekeren u de verkoopers. Zou men niet ge- looven nog in Christus' tijd te zijn, toen ook de kooplieden en wisselaars tot in Jerusa- lam's tempel doordrongen, om hunne waren uit te stallen en aan te bieden! Mogen wij dan niet zeggen dat de geest van negocie, zelfs de negocie van gewijde zaken eene simonie heden nog meer in Gods huis geduld en gehuldigd wordt, dan ten tijde der Pharizeërs en schriftgeleerden, de papen van Jerusalem! Toch in al deze gevallen is een schijn van wedervergelding wanneer gij, milde sukkel, uwe centen voor de goede zaak laat rollen. Mits geld kan men u uit het vagevuur hel pen, u heilig verklaren, uwe pijnen verkor ten, uwe zonden vergeven, u Lourdeswater bezorgen; voor geld moogt ge eene relikwie kussen.... twee maal zelfs, als 't aanstaat; voor geld krijgt ge gewijde dingen, die u tegen ongelukken, den duivel en zijne pom perijen beschermen. Voor uw geld hebt ge eene kleine voldoe ning, eene wederwaarde, indien gij er mede tevreden zijt. Maar er gebeuren andere geld afpersingen in 't klerikale kamp, echte aftroggelarijen, oprechte scherrewegpoet sen; wij willen spreken van de afgebedelde (of afgedwongene) giften, van de erfenis in palmingen, van de jacht op testamenten. Die schurkerijen gebeuren.helaas.' nog al te dik wijls, en met verkropten spijt en machte loosheid ziet ge soms een groot deel wei eens geheel uw fortuin in de klauwen der zwarte gieren overgaan. De kleine erfenis, waarop gij zooveel plannen gesmeed hadt, wordt u ontfutseld door eenen jezuitentrek, waartegen gij dikwijls met onmacht gesla gen zijt. Is het dan niet betreurenswaardig, jaarlijks die sclioone fortuinen in de handen der pastoors en paters te zien overgaan, alles om kerk- en kloostergoederen te helpen uit breiden, alles om de doode hand nog schrik- kelijker op ons arm land te doen wegen. Hoeveel goud slaapt er niet in de kloosters, hoeveel goederen en gronden bestaan er niet wier opbrengst voor onze nationale nijver heid en rijkdom verloren zijn! Is het dan te verwonderen dat ons land, steeds armer en armer wordt! Kanunnik Bernard poetste de plaat, met vijf millioen uit de bisschoppelijke kas van Doornik 1 Ging dit bisdom daarom ten gron de! Wel neen. Het verlies van zulk een mis selijk sommetje, had het effekt van eene kleine bloedlating op eenen reus. Spreken wij nog van die wereldschooierij den S' Pieterspenning. Al de centjes en de frankskens der goedzakkige sullen gaan naar Rome en worden in het Vatikaan ver zwolgen. Het Vatikaan is de hut van den Paus, een huisje waar er slechts 13.000 ka mers in bestaan, waar er eene eerewacht aan alle ingangen post vast, waar men rechts eene reusachtige basiliek bewondert, waar men een onmetelijke verblijfplaats van zen delingen aantreft, waar er een leger werk lieden den dagelijkschen arbeid verricht, waar er kloosters, zoo groot als de ijpersche hallen, uit den grond opschieten, waar men eene schaar kloosterlingen en nonnen ont moet, zoo reparatricen en clarissen, Bene- diktijners en Carmelieten, blauwe zusters en zus,berkens van den arme. Dit alles leeft en groeit met het geld van het Kristendom, schiet wortel en kweekt zich vet op den rug der onnoozelaars die hunne kadollen laten afdrogen. Dat heele volkje leeft als parasiten, als paddestoelen op andere planten, als bloedzuigers op menschenvel! 't Is nog het Vatikaan dat het hooge be heer heeft over de zedelijkheid en het geloof des Kristendoms! Wat zedelijkheid! binnen die muren! Dhkr.waar nonnen en paters in 't zelfde beluik samen wonen.waar delijfwach- ten en dienaars met de kamerieren heulen, waar de groote damen der aristokratische wereld hunne gunsten voor prelaten, kardi nalen en Paus veil hebbenMoeten wij de geschiedenis openslaan, om op de onzedelijk heid van het geheele roomsche Hof te wijzen! Moeten wij van de pauzelijke bastaarden ge wagen die bij hun huwelijk millioentjes mede kregen van hunnen armen vader, voor wien men heden nog schooit Maar neen, heiligheid is vuiligheid in dees geval; maken wij een kruisken op deze ver warde en onzedelijke vermenging in de rotte barak van den staf des Kristendoms 1 Ziedaar, lezer,wat men met ons geld doet: de doode hand uitbreiden, de kloosters ver rijken, de bisschoppelijke kassen opvullen en het vatikaan helpen rugsteunen! En wat middeltjes wendt men daartoe aan! Het dogma des vagevuurs (dat volgens S. Augustinus niet bestaat) het verkoopen van klaar water voor kwalen, het kussen van oude geraamten, de fopperij der heiligverkla ringen En ware het slechts geld, dat ons in dien afschuwelijken papenhandel onstolen wordt, wij zouden op nieuw moed vatten en hand aan 't werk slaan, om dit geld en goed weer te krijgen; doch de onfutseling van ons geld is maar een gering stoffelijk verlies, oneindig beneden de waarde van het verlies dat wij op verstandelijk en zedelijk gebied onder gaan. Met het geld in hare macht, kweekt de domperspartij geheele geslachten crétins, zooals ze P. De Decker noemde, zij verprost den menschel ij ken geest op zedelijke wijze, gelijk het in de Broertjesscholen te Ronse, Thienen en Maltebrugge lichamelijker wijze, geschiedde. Daarom komen wij op, zooals Jezus, tegen dien afgrijselijken papenhandel. Breken wij dien papenwinkel af, zooals de Heiland de tafels der Jerusalemsche koopers neersmeet. Doch, werken wij zonder geweld; blijven wij kalm. maar vol moed voor onze zaak verlichten wij het volk, verspreiden wij het onderwijs in alle standen, leeren wij aan allen, hoe het mensch:/om eeuwen lang door Rome uitgebuit werd; en wanneer eenmaal onze leerstelsels zullen doordringen, begrepen en gehuldigd worden, dan zal ook de Room sche barak van zelf in duigen vallen. Moch ten wij dien gelukkigen stond nog beleven! X. Wanneer een boom reeds dood is in zijne struiken, kan hij nog lang in zijne takken schijnen te leven. De mensch, die den laatsten adem komt uit te blazen, behoudt nog eenige uren zijne warmte en zijnen vorm. Is het reeds geen mensch meer, niets is het nog niet. Van de dood tot aan de ontbinding is er, vergeef mij het woord, gansch het leven van het lijk, het bestaan van hetgeen men noemt het lichaam zonder ziel, den staat van den vorm zonder grondsteen. Dit leven, dit bestaan, die eigenaardige toestand der stof, gevoelloos genaamd, kun nen tot in het oneindige blijven voortduren. Men kan het aangezicht in den schijn van het vervlogen leven vereeuwigen, hetzij door nuttelooze godsvruchtgelijk de kinderen van Egypte voor hunne vaderen deden, hetzij uit belang, gelijk de familie van den koning van Spanje, die nog eenige maanden na zijne dood op den troon zetelde. Verwonderen wij ons dus niet de reeds doode instelling nog te zien bestaan. Verwon deren wij ons dus niet het grondwettelijk koningdom na het alleenheerschend koning dom, de Staatsgodsdienst na het katholicism te zien. Verwonderen wij ons niet de hoofd kerk en kasteelen nog behouden te zien, wanneer er geen oude godsdienst noch oud koningdom meer bestaat. De Louvres en de Vatikanen zullen, om zich zeiven te vernietigen, den tijd besteden dien zij innamen om zich op te richten, maar intusschentijd zijn de pauzen en konings kronen, deze twee geestendompers die de macht der middeleeuwen hebben verwekt, voor altijd aan stukken geslagen door Je 18e eeuw, de eeuw der vrijheid. Ert wanneer ergens nog een schijnbeeld van ouden altaar of ouden troon bestaat, het is slechts het leven van het lijk. Gij zult wel den doode hebben te kleeden, te balsemen, te schuren, gij zult hem niet doen herleven; het vet waarmede gij zijne wangen kleurt is de gezondheid niet; de scepter, dien gij hem in de hand geeft, is de macht niet. Ja, het koningdom en de godsdienst der middeleeuwen zijn twee onvruchtbare oude jonge dochters, die arm aan arm voorttrek ken, of liever momiën, die de belanghebben de met allerlei winden en geuren nog recht houden zooveel het in hunne macht is; maar zijn zij geheel, leven doen zij daarom niet. Nuttelooze afgodenbeelden, door den tijd opgevreten, ondanks al den iever der pries ters, en die men op eenen goeden morgen in eens zal zien neerstorten, als de stukken papier, wier vorm door de vlammen werd geëerbiedigd, terwijl hun wezen er door veranderd werd, en die niets anders meer zijn dan bladen asch, die bij den minsten schok, zelfs bij den adem van een kind uiteen vliegen. Om maar heden van de kerk te spreken, gelooft gij dat zij op dit uur wel levend is? ondanks hare terugwerkende letterkunde, ondanks de nieuwe opwelling van gods vrucht, die sommige franc-niacons schijnt mede te slepen, ondanks de processiën, mis siën en bedevaarten, ondanks de talrijke Yoordeelen aan den godsdienst der meerder heid geschonken en de vervolging der Rede, den godsdienst der minderheid, ondanks de zijden kleeren en meubelen, waarmede de koningin en heel het hof de kapellen verrijkt; ondanks de nieuw opgerichte tempels, meent gij dat de katholieke kerk nu wel sterk zij en nog lange leven zal? De sprongen van het geraamte zijn de bewegingen van het lichaam niet. Laat het kleed prachtig, kostbaar zijn, als zulks het leven niet dekt, blijft het een lijk kleed, laat het huis onmetelijk groot en luisterrijk zijn, als het maar beenderen bevat is het een graf. Treden wij het huis, de hoofdkerk binnen en bezoeken wij haar als gastheer. Het is Zondag, den dag waarop de kerk het meest teeken van leven geeft. Zooals ik zeide, ik trad binnen en zag altaars, predik stoel, versieringen van allen aard in Renais sance stijlnaar de kunst der heidenen gebeiteld. De schilderijen die den tempel versieren zijn niet meer - geestelijk dan de bouwtrant. Vruchteloos zou men de heilige werken der katholieke geestdrijvers zoeken, de godvruchtige groepen op koper, op hout of op glas der eerste tijden waarin de chris ten een kleed droeg, min om het lichaam te beschermen dan om het te verbergen; waarin de wezens geheel bedoken waren uit haat voor het vleesch, waarin de natuurlijke schoonheid eene schande, een kwaad was waarin de gebreken van lichaam en geest verheerlijkt werden als de lijdende ledema ten Jezus Christus. Ik vond er niets dan zeer heidensche schilderijen, ik zeg zelfs geen doeken van Raphael en Michel-Angelo, die de eerste spitsvormige kunst met de overle veringen der oudheid hebben vermengd; die olijmpische heilige Venusen en heilige Jezu- sen hebben gemaakt; die aan het mensche- lijk lichaam en aan de stof hunne natuur rechten hadden weten terug te schenken in de juiste evenredigheid, waarvan het gees telijke - hem beroofd had. Maar ik spreek van eene schilderkunst nog schandaliger in eene katholieke kerk, van eene schilderkunst waarin het stof overwint, waarin het vleesch zegepralend den geest overstroomt, weer wraak waarin het zich uitspreidt en eene sublieme overdrevenheid prijst, waarin het eindelijk zijne laatste terugwerkende sfeer overtrekt; ik spreek van de schilderkunst van Rubens, dien schilder der wulpschheid, dien kunstenaar van veeschelijken drift, die Athenen in een bacchanalen-nacht moet heb ben geschapen. Rubens heeft eene schilderij in die hoofd kerk, nevens een doek der school van Flo rence, dit ander Athenen; nevens een doek van Titien, een andere losbol, die de schilder was van Frans I; nevens eene schilderij van meesters die hun leven hebben doorgebracht met gevallen vrouwen en geile tafereelen te schilderen, die naar straatjes-meisjes, nu heilige maagden schilderen en blonde wel lustelingen op het kruis plaatsen. Waar is het christendom daarin, ik bid u? Het is met de katholieke kunst gelijk met de katholieke leer gedaan, zegde ik tot mij zeivenDe uitdrukking is dood met het gedacht. A men Maar laat ons wachten! De klokken lui den, de dienst begint.de zangen weergalmen onder het gewelf. Het oor zal wellicht beter gestreeld worden dan het oog, de muziek zal nuttiger zijn dan de schilderkunst, het orgel verdienstelijker dan het penseel. Ik luisterde dus... O, heiligschennis! het is het aria van den Postillon de Lonjumeau dat HET WEEKBLAD NAAR HET FRANSCH DOOR PYAT.

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1887 | | pagina 1