VAN IJPIREN EN HET ARRONDISSEMENT. Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoncenblad. Zaterdag 31n December 1887. Nummer 52bis. Portret,. De tol des bloeds. STADSNIEUWS. Willems-Fonds. Abonnementsprijs voorop betaalbaar: 3 fr. per jaar voor de stad. 3 fr. 50 voor den buiten. Per 6 maanden: 1 fr. 75. Annoncen: 15 cent. per drukregel. Rechter lijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers vo ,r ariikels, enz. 8 fr. per 100. Alle belichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alie hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen. (In dit opstel is er kwestie van dingen, die in Yverdun gebeurd zijn. Onze lezers, die dit stadje, met zijne zeden en gewoonten niet kennen, zullen ons niet verstaan. Onnoo- dig dus verder te lezen.) Floia! heertje, mag 'k eens uw portret maken Wat kan ik doen met mijn portret? Vraag mij dat niet; 't is immers algauw nieuwjaardag en dan kunt ge aan uwe beschermers en vrienden een portret aan bieden, als bewijs uwer dankbaarheid en persoonlijke genegenheid. Kijkdat 's een gedacht en hoeveel vraagt gij voor eene dozijn lichtteekeningen? Niets, heertje, ik ben beginneling en moet nog mijne kalanten zoeken. Als ge wilt trek ik u gratis. In die voorwaarden neem ik aan, want 'k heb' niet altijd centen te veel. Gelief in mijne werkplaats te treden en plaats u zóó, vóór mijn toestel. Heertje, zit op Stil met den kop Recht met het lijf! Houd u nu stijf! 't Buikje vooruit! Braaf! kleine guit! Kijk mij nu aan Zoo... wel gedaan. Is het gelukt, vriendschap? 'k Zal eens kijken, heertje. (Na eene poos.) Ja, 't is gelukten nu ga 'k u zeggen, Hoe, wie en wat ge zijt. Luister: Ge zijt niet groot, vijf voeten en drie dui men, rijkelijk gemeten. Ge ziet er bleek uit en indien men u den neus drukte, zou er misschien nog botermelk uit vloeien. Onder uwe haviksneus, waarvan ik eventjes sprak, staan een dertigtal blondrossige haartjes, die rechts en links, omhoog, schuins en omlaag hunnen weg zoeken. Uwe wenkbrauwen hebben de kleur uws belachelijken knevels, terwijl uw hoofdhaar schier pikzwart is, door 't bestrijken met Melrose. Die Melrose is een produkt dat men bij den kapper koopt om het haar te zwarten, en dat vooral ge bruikt wordt door weduwaars op zoek naar eene nieuwe vrouw. Wanneer gij langs de straten gaat, zien uwe grijze oogjes bespie dend rond, zonder gij evenwel den moed hebt uwe tegenstrevers strak in 't gezicht te kijken. Wanneer gij wat haastig vooruit stapt, schijnt gij door uwe knieën te zakken, en uwe voeten richten hunne punten naar elkaar, juist gelijk de ganzen hunne teenen naar malkaar zetten. Verder draagt gij bijna altijd een buishoedje een fantazijbroekje met kruisstrepen en een licht overjasje. Wanneer ik nu zal zeggen, dat gij bijna altijd uw dun wandelstokje mede draagt, als 't niet regent, zult gij weten hoe gij zijt! Zie nu hier, wie en wat gij zijt Gij hadt eenen nederigen oorsprong. Dit ware reeds genoeg, opdat gij de verwaand heid nooit te ver zoudet drijven, met u xn te beelden dat gij van betere stof, dan de overige stervelingen, gemaakt zijt. I e verstandige lieden voelen zich gekwetst door den trots van eenen parvenu Nochtans is een nederigen oorsprong in zich zeiven niet ont- eerend, en steeds zal ik achting over hebben voor menschen, die door eigen vlijt, en werk, treffelijk door de wereld geraken en zich altijd herinneren uit welken stand zij gebo ren zijn. Toen gij jongen waart, teldet gij onder uwe maatjes den neef van zekeren Napoleani Meersemani, een rijke inwoner van Yver dun. Na den dood van den jongen Max droegt gij zijne kleederen, welkeu mede lijdend door Napoleani geschonken wer den. Uw weldoener bekostig'ie zelfs een deel uwer studiën in de klerikale hoogeschool van Leuven, in België. En toch werden die studiën eensklaps onderbroken door een ellendig mislukken, waarvan men de oorzaak schoof op zekere gesehiedenisjeSj waarin vrouwen gewikkeld waren. Een minnarijtje (al ware het zelfs meer dan een lachpartijtje met beminne lijke Eva's dochtersis niet eerkwetsend; want 't is nog beter een minnarijtje met vrouwvolk, dan eene geschiedenis van Main- bode, Cucufinus en anderen, de glorie van het katholiek België. Toen gij om zoo te zeggen, op straat zaat, werdt gij opgenomen in zeker klerikaal dag blad. Journal de Bruxelles, genoemd. Daar werdt gij, na korten tijd, aan de deur gezet, zonder ik weet hoe en waarom. Later waart gij gehecht aan een ander kaloteblad, den Impartial, te Gent in België uitgegeven. Daar werdt gij nogmaals bedankt, zonder ik u de reden zeggen kan. Na veel wederwaardigheden, na gedu rende zekeren tijd tusschen hoop en vrees geleefd te hebben, gingt gij, voorzien van een ezelvel, 't. t. z. een diploom van doktor in de rechten, naar Yverdun, 'k Zou u nu kunnen vragen, hoe gij dit diploom verkre gen hebtmaar 'k ben geenzins nieuws gierig. In Yverdun werdt gij met opene ar men aanvaard, door dezelfde kopstukken die u voorgaan del ijk verloochend hadden en van u niet meer wilden weten. Sedert dien, zie 'k u soms langs de straat en 'k vraag mij afHoe wint die vent zijnen kost Als 'k u zoo behoorlijk zie gekleed gaan, denk ik soms in mij zeiven van waar krijgt hij nu zijne broeken en vesten Op zekeren dag ging eens de gauwvoogd, vergezeld van eenen Belgischen minister, Yverdun bezoeken, en toen werdt gij betaald, zegt men, om eene eerlijke vrouw uit te schelden, die als onderwijzeres, met hare leerlingen, naar de schoolfeest te Yverdun gegaan was. Voor dit laf feit want een man mag geene vrouw beleedigen werdt gij veroordeeld en gij hadt het ver dient Sedert heeft men u opsteller genoemd van een ultramontaansch biadje, dat in Yverdun het licht ziet. In dit papierke stort gij uwe gal uit over al wat eerlijk en treffelijk is. en gij bezwaddert, brave lieden, die u nooit het minste misdeden. Zulks is slecht gehandeld en bewijst een slecht hart. Toen gij trouwde! ging een dischheer binst de mis met de schaal van den armen rond, en gij, noch uwe bruid, legdet eenen rooden duit.Gij gaaft niets voor de noodlijdenden, gij die zelf van nederige afkomst zijt en nog eene grootmoeder te Brussel, in Belgie, wo nen hebt, voor wie de burgelijke Godshuizen van Yverdun jaren lang een hulpgeld betaalden. Ik geloof zelfs dat gij hedendaags nog die vrouw op andermans kosten laat onderhouden. Als advokaat zijt gij eene groote nul. Soms pleit gij voor geitendoktoors, zoo als er een bestaat niet ver van Yverdun, of ander maal verheft gij de stem, ten voordeele van klerikale professoors, die hunne leerlingen mishandelen en distelooren half afscheuren. Soms ziet men u in de mis. waar gij den godvruchtige uithangtom algauw eene andere vrouw te krijgen. Wanneer Spaan- sche of Korsikaansche bandieten eene sluip moord verrichten gaan, aanroepen zij den Allerhoogste of de H. Moeder Gods, tot liet welgelukken van den aanslag. Bidt gij wel vuriglijk en met vertrouwen tot God, gij, die zoo dikwijls eerrooft en lastert in het blad, dat soms vuiler is dan den onreinsten dweil der hoofdstad van België Meent gij dat eerroof en laster geene misdaden zijn Ziet u, heerlje, wat mij al te binnen komt bij het zien van u portret.Zoozal ik er twaalf maken. Gij kunt ze uitdeelen aan de groote klerikale kopstukken van Yverdun, en er een nummer van het Weekblad bij doen, om hun de uitlegging te geven over uwe belang wekkende persoonlijkheid. Zoo doende bewijst gij mij eenen dienst, want 'k ben beginneling in den stiel en 'k zou geerne veel kalanten krijgen, 'k Heb het u reeds gezegd niet waar X. en Cle. Vervolg der samenspraak tusschen Hendrik Belgmans, timmerman, en Flip Stockaert, metser. Flip. Dewijl de onderwijzers van den krijgsdienst ontslagen zijn, schijnt het mij redelijk en rechtveerdig, Hendrik, dat de seminaristen er ook vrij van blijven. Hendrik. Zoo haastig niet, I-Tip. De onderwijzer bewijst den Staat ernstige dien sten. Hij dient het gansche land en zulks van 's morgens tot 's avondshij vormt en bereidt uwe en mijne kinderen tot het maat schappelijk leven en heeft voor zending er nuttige en verstandige burgers van te ma ken. Nochtans, en niettegenstaande zulke overtuigende beweegredenen, wil ik mij niet aanstellen als verdediger van de vrijstelling der onderwijzers; de wet is de wet en daar de Belgen, gelijk men zegt, er allen gelijk voor zijn, moet men geene uitneming maken voor niemand. Flip. Vooral dat, gelijk gij zegdet voor de pastoors, de onderwijzers ook veel goed kunnen stichten in de kazern. Hendrik. Gij denkt mij vast te hebben hé! Doch gij hebt gelijk. De onderwijzers kunnen daar zeer nuttig zijn, en als zij be kwame en verstandige overheden hebben, zullen zij zelfs min dan iemand anders hun beroep onteeren. Flip. En de scholen zullen niet ledig moeten blijven, want men zal de oude ma gisters toch hebben Hendrik. Zoo niet, oude kluchtspeler, zooniet.... de bejaarde magisters zijn van den ouden stempel; om missen te lezen, zijn de oudste pastoors nog altijd goed genoeg, maar om onderwijs te geven moet men nog iets van het krachtig jongelingsleven over hebben en daarbij genoegzame zielssterkte bezitten; en de ouderdom brengt de verslap ping mede van deze onontbeerlijke hoedanig heden. Zeker is het ook, dat de scholen er, in 't eerste, bij zouden lijden, echter zou alles wel gauw in den schik geraken. Flip. Gij besluit dus dat allen, de ouderwijzers zoowel als de seminaristen zou den moeten soldaat worden? Hendrik. Juist zoo, vriend, die vrijstel lingen moeten afgeschaft worden. Overigens alwie met moed, verstand en vaderlandslief de bedeeld is, wijkt, niet terug voor het ver vullen eens plichts, zulks heeft men klaar kunnen zien in het Congres van Oostende, waar de onderwijzers, met honderden ver gaderd, eenparig den wensch hebben uitge drukt oin van den krijgsdienst niet meer ont slagen te worden; die mannen hebben te minste hun hart in de schoenen niet, en 't is bij de seminaristen niet dat men zulke voorbeelden van burgerlijke plichtbetrach ting zal vinden Ik wil niet spreken van deze die zich oprecht tot het vobiscumschreeu- wen geroepen voelen, maar voor deze, die naar het seminarie gaan om de kazern te ontwijken, en gij bekent zelve, Flip, dat velen in dit geval komen, zeg ik rechtuit dat die lieden den moed niet hebben om te wer ken, dat zij den kop i iet liehben om eenen verstandeischenden stiel aan te leeren en dat hun geen bloed genoeg door de aderen vloeit om den levensstrijd aan te vangen. Die lie den zoeken een stielken dat gemakkelijk en geenszins vermoeiend is eDworden priester. Flip. BahGij weet wel dat men met geld altijd de kazern kan vluchten, ge moet dus zoo luid niet schreeuwen. Hendrik. Dit is ongelukkiglijk maar al te waar. Alles ingezien, de vrijstellingen der onderwijzers en seminaristen is onrechtveer- dig, maar de vrijstelling van degenen die geld genoeg hebben om zich te doen vervan gen, dat is schandalig, Flip. Rechtveerdig of niet rechtveerdig, dewijl de wet zulks toelaat, maakt er ieder een gebruik van, die er toe in staat is. Hendrik. En men zou, in zekeren zin, ongelijk hebben het niet te doen; maar dat maakt dat zulke wet allengskens onze ziens wijze verandert aangaande recht en zede lijkheid. Zulke wetten, Flip, ontmoedigen en verbasteren de volkeren. Flip. Nochtans zijn er lieden, Hendrik, die staande houden dat het kazernleven zeer voordeelig is voor vele jongens. Hendrik. Hewel, 't ware eene reden te meer om niemand te ontslaan.... doch ande ren, integendeel, zijn van een geheel ander gevoelen, en zij hebben waarlijk niet al 't ongelijk. Degenen, zeggen zij, die wat oploo pend zijn van aard, worden ongelukkig in de kazern; zij krijgen straffen op straffen die hun een leelijk dossier op den hals leggen voor het verdere leven en ziet men niet van tijd tot tijd dat het krijgsregiem hen tot op stand vervoert, jegens hunne oversten, en dat de zelfsmoord of het wegloopen soms de gevolgen daarvan zijn. Degenen die een zwak en buigzaam gemoed hebben, laten zich ge makkelijk beheerschen, en deze zijn goede soldaten, zeggen de oversten. Ik spreek deze beweering niet tegen, maar vast en zeker is het dat de gedurige gewoonte van slavelijk te gehoorzamen er zwakke menschen en be krompen geesten van maakt die later aan ondernemingskracht zullen lijden. Dezen, bij wie de verstandelijke vermogens waarlijk zich vertoonen, zijn in gevaar veel er van te verliezen bij het volgen eener regeltucht, die hun niet toelaat anders te spreken, te den ken en te handelen dan zij er het bevel toe ontvangen. Wie een onafhankelijk karakter bezit, zal het zien verdwijnen na eenigejaren van besleniige en lijdende onderwerping. Degenen die reeds eenige behendigheid ver worven hadden in hunnen stiel, verliezen die bekwaamheid binst de drij, vier jaren dat zij er van verwijderd zijn. De boerenzoon, 't is waar, ontmaakt zich, in de kazern, van zijne plompheid en wordt een beschaafder rnensch; maar hij wordt zoowel hervormd, dat hij, na zijnen diensttijd, in stad eene plaats op zoekt van dienstknecht of kleinen bediende, en zoo ontneemt de kazerne tal van goede werklieden aan den akkerbouw; en onder deze die naar hun dorp terugkeeren, hoevelen zijn er niet die hunnen lust tot het landwerk verloren hebben? Flip. Ik beken dat er veel waarheid ligt in hetgeen gij daar al zegt. Hendrik. Dat alles, Flip, is veeleer slecht dan goed voor de samenleving. An derszins, 't is waar, de kazern bevordert het aannemen van sommige goede hoedanighe den: men verkrijgt er den geest van orde, van netheid en nauwkeurigheid die als maatschappelijke levensbehoeften moeten worden beschouwd. Men bekomt er ook eene andere hoedanigheid, welke in zekere ge vallen tot een lastig gebrek kan ontaarden, 'k wil spreken van het overdreven gevoel der eigenwaarde. Dit is, inderdaad, ófwel eene hoedanigheid ófwel een gebrek, naar gelang der omstan digheden: wanneer men niets meer eischt dan waartoe men recht heeft, doet men zich eerbiedigen, doch als men dit gevoel over drijft, dan wordt men twistzuchtig; men vecht voor eenen niet cn zoo maakt men zich voor iedereen onverdragelijk. Flip. En hoe zoudt gij wel beginnen, Hendrik, om verbeteringen te brengen in het krijgsregiem? Wordt vervolgd.) Kerstfeest. Verleden Zondag hield het Willems-Fonds onzer stad zijn derde Kerstfeest, 't Is, gelijk voorgaande!ijk, naar wensch gelukt. Ouders waren talrijk opgekomen, doch de kleinen 't is immers hun leest waren er nog veel talrijker en verkeerden in de blijdste stem ming, bij 't zien der hun bestemde lekkernij en speelgoed. Niet min dan 11 nummers stonden op het WEEKBLAD

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1887 | | pagina 1