STADSNIEUWS. Naamverandering. Welke rol. De keukenscholen. Boldersmaatschappij. de 'wijsheid zelfs die in vele dier gering ge schatte volksuitingen doorstraalt. Daarom herhaal ik nogmaals den oproep dien ik, nu twee weken geleden, tot de lezers van het Weekblad richtteal wie in de gelegenheid is in nauwe aanraking met de lagere volksklasse - di natuurlijker wijze, de meeste overleveringen heeft be houden te komen, hij neme deze waar vertelsels, sagen en iegenden, kinder- en speelliedjes, bakerrijmen, enz. enz., hij tee- kene het alles nauwkeurig en onveranderd °P- Eenmaal zal er dus mogelijkheid bestaan ook in ons vaderland tot stand te brengen wat men elders reeds gedaan heeft of aan het volvoeren is, namelijk de volledige folk lore onzer gewesten opmaken, als een blij vend gedenkteeken voor onze Nederlandsche nationaliteit. Ik acht het wenschelijk, thans eenige voorbeelden van onderscheidene soorten van overleveringen mede te deeien. Het weze mij echter eerst toegelaten, de lezers Ie bidden mij de varianten, wijzigingen of dergelijke te laten toekomen van al wat te Ieperen en omstreken op eene verschillende wijze zou gekend zijn. a. Sagen of Legenden. De Onze-Lieve-Vrouw uit de hoofdkerk van Antwerpen heeft zwarte plekken op het aangezicht. Ziehier hoe dit gekomen is. Zoo- alamen weet, gaat er jaarlijks eene proces sie uit. Daar het echter op nen gestelden dag regende, werd besloten deze uit te stellen. Wie echter niet tevreden scheen, was Onze- Lieve-Vrouw: 's nachts ging zij inoeder- mensch alleen buiten door het slechte weder. En daarvan komt het, dat het beeld zwarte plekken op het aangezicht heef en dal de mantel beslijkt is. De plekken kan men niet uit het gezicht wisschen. b. Volksliederen. Och, man, ge moet naar huis toe gaan! c. Kinderliederen. Om af te tellen Bij het in de koord springen Met Nieuwjaar Bij dezelfde gelegenheid Met Marten d. Raadsels. e. Spreuken. Om te eindigen een paar vragen: Kunnen sommige belangstellende lezers mij niets mededeelen aangaande zekere middeltjes om een goed nummer in de loting te trekken Wie kent liet rijmpje dat de kinderen zeg gen bij het uitvallen vaneenen tand? Tegen a. s. Zondag zal ik eene keole lijst zulke vragen opmaken, en ik durf veronder stellen, dat ook de antwoorden bij de lepe- raars niet zullen achterblijven. Hans Onversaaft. Op voorstel van den heer de Stuers heeft onze Gemeenteraad met 13 stemmen tegen 1. die van den heer Colaert, beslist de Recollettenstraat in Cartonstraat te verande ren. Dat is eene beslissing, die bij alle IJper- lingen met het hart op de rechte plaats, zeer welkom zijn zal. Het is een goed middel om 's stausweldoeners en de volksvrienden gestadig te herdenken en het is onbetwist baar dat de familje Carton in 't algemeen en de beide heeren Henri Carton in 't bij zonder, echte weldoeners voor onze stad en ons volk geweest zijn. Een hartelijk bravo dus voor onzen Ge meenteraad voor dien blijk van erkentenis en hulde aan de weldoeners van IJperen bewezen. De heer Colaert heeft bij den Raad geklaagd over de handelwijze van de leden des Bu- reels van Weldadigheid, die, zegt hij, de behoeftige ouders verplichten hunne kinders naar de gemeentescholen te zenden. Hij spreekt van eenen vader met kinders, die niets zou gekregen hebben omdat hij zijne kinders uit de katholieke scholen niet trek ken wilde. Doch wachtte hij zich wel dien familjevader of den dischheer, die hem dwingen wilde, te noemen. De heer Burgem -ester zegde dan dat de werkman vol Komen vrij biijven moest maar dat zulks zoowel waar moest zijn voor den dwang die van de katholieke zijde als van de liberale zijde komt. Doch de heer Colaert was van dat gedacht niet. De liberalen mogen niemand dwingen, maar de klerikalen, de priesters enz. wel. Daaruit blijkt dat de heer Colaert zich geenszins om de vrijheid van den werkman bekommert maar enkel en alleen tracht het monopool deronverdraagzaamheid te krijgen voor de geestelijkheid en hare liefdadige instellingen. Een behoeftige dwingen, afschuwelijke misdaad, waarop hij de strengheid der wet inroept, als eene wereldlijke instelling is die ze pleegt; verstandig, vooruitziende lief dewerk, dat aller lof waardig is, wanneer het de geestelijkheid of een andere klerikale liefdadige instelling is, die den dwang pleegt ten voordeele der kakscholen. Odie kalote! Wat meer is de heer Poupart lid, van het Weldadigheidsbureel, zegde aan den heer Colaert-, dat hetgene hij tegen het Weldadigheidsbureel van IJperen ingebracht heeft, volkomen onwaar is. Onder de ar men zijner afdeeling zenden minstens de helft hunne kinderen naar de katholieke scholen en nog nooit hebben zij daarvoor de minste onaangenaamheid ontmoet. En onze Colaert zat dan daar te druipneuzen mei zijne rol van... kommère. En fier en trotsch ging hij na de zitting naar den KK. waar hij zegde (dit weten wij van eenen oog- of beter oorgetuige):. Ik heb in deze zitting wat aanmerkingen ge maakt al zitten. Maar, wacht maar in de naaste zitting zal ik eens recht staan en dan zal ik ze allen plat slaan, met mijne tong. Welk gezwets Wie herrinnert zich de veelvuldige en he vige aanvallen niet, der klerikalen, onder andere de klerikale kandidaten tijdens de ge- meentekiezingen in 1884, tegen onze welin gerichte keukenschole, die geroepen is om zooveel onschatbare diensten aan de wer kersklas te bewijzen. Welnu de tijden zijn veranderd en met hen de klerikale princiepen. Onze Gemeenteraad heeft in zijne laatste zitting op het overgroote nut dier instelling gewezen en beslist dat grondstelsel in de betalende meisjeschool ook in voege te bren gen. Eu de heer Colaert heeft daaraan zijne goedkeuring gehecht en de inrichting dier scholen veel lof toegezwaaid. Hij zou ze willen overal ingevoerd zien in het belang der ar beidende klassen. Wat zal het Nieuwsbladje, Surmont en Cle nu zeggen En van waar komt die weerhaan? Wat men toch al in de wereld doen moet om zich aan zijn zeteltje vast te klampen 't Is ongelooflijk maar 't is zoo. De brief, die over eenige dagen in het Journal d' Ypres verschenen is, handelende over de handelszaken van zekere bedienden der Godshuizen, heeft veel opspraak ver wekt en heeft van wege den persoon, die het meest gemikt was, aanhoudende voetstappen bij den heer opsteller uitgelokt, die geëindigd heeft eenige regelen in te lijven, die afioo- chenden,hetgeen hij acht dagen vroeger goed gekeurd had. Aan den opsteller klein heertje, is er niet te verwijten; is hij niet betaald om alles te schrijven, zelfs het tegenovergestelde van 't gene hij denkt, van 't gene hij weet Maar zou men aan den gemikt,en persoon nieL kunnen vragen met welke beloften voor de toekomst hij er in gelukt is lief tegen overgestelde der waarheid te doen schrijven? Het ware nog al merkwaardig om weten, Dat artikel, 'tis gelijk van waar het geko men is, werd in hoogere hand gelezen en be sproken; een onderzoek is door den Gouver neur bevolen geweest. Is het toegelaten te vragen, of men te IJperen van gedacht is er gevolg aan te ge ven of als men voornemens is het met eenen dienst van eerste klas te begraven. Zullen de neringdoeners langer door hen uitgebuit zijn, die eene schoone jaarwedde opstrijken, die nog huishuur, noch vuur noch licht te betalen hebben, die op hun gemak eten en drinken en die noch lasten, noch pa tenten betalen. Er zijn kwade tongen, die zeggen durven dat die zakentoestand niet bestaan zou, zoo die bedienden, in plaats van bij commissie voor de rekening van eenen broeder, of eenen vriend kolen, visch, enz, enz. te verkoopen, vreemd bier, zout of bruine zeep verkochlen. 't Is mogelijk; men zou zelfs geneigd zijn het te gelooven, maar trekken wij de onpartij digheid en de rechtvaardigheid der heeren leden van de Godshuizen niet in twijfel. De schatkist, heeft zij daar niets in (e zien? Kan men koopwaren plaatsen en verkoopen, bevelen, ontvangen, kwijten, de briefwisse ling houden, in één woord de zaakwaarne mer voor eenen broeder of eenen vriend zijn, zonder iets aan de schatkist schuldig te zijn? Heer Opsteller, Gelief de goedheid te hebben dit a: likel in uw eerstkomend nummer te willen opnemen. Ik kom daar zooeven een artikel in u w blad te lezen, betreffende vlaamsche zang stukken. Gelijk gij zegt, is de keus van vlaamsche kooren zeer beperkt; ook ben ik gausch van uw gedacht en stel evenveel belang als gij in het versehijnnn van vlaam sche zangstukken, bij zooverre dat ik alreeds in bezit ben van twee pariitiën van de nieu we uitgave van M. Karei Miry, alhoewel voorde Werkerslier niet bestemd, maar uit enkele nieuwsgierigheid, omdat ik, beter dan gij, Heer Opsteller, de werken van bovenge- me'lden heer naar waarde weet te schatten. Gij zegt dat in de Werkerslier bijna nooit geene vlaamsche koren en liederen gezongen worden. Kent gij er de oorzaak van? Neen, met waar? Hewel ik zal ze u dus aanhalen. Een twaalftal jaren geleden, gaf de Wer- kerslie>- een groot liefdadigheidsfeest in de tooneelzaal onzer stad, onder hef bestuur van M. Gustaaf M. Juist op dat tijdstip leerden wij eenen vlaamschen koor, getiteld; Bevel- brief, muziek van Kucken. Ik durf u verze keren, Heer Opsteller, dat Bevelbrief de schoonste koor is die bestaat, zelfs is het een strijdstuk. Wij leerden erlang aan, onder de kundige zorg van bovengemelden heer G. M., die een talentvolle muzikant én een ieverig bestuurder was. Eindelijk naderde de uitvoe ring, en men wendde zich tot de vlaamsche professors onzer stad om zeker te zijn van de goede uitspraak van 't vlaamsch. Hewel, die heeren waren allen verschil lig in het uit spreken van sommige vlaamsche woorden. Het waren nochtans mannen die de taa2 machtig waren, ie beginnen met M. Dedeyne, alsdan bestuurder onzer gemeenteschool. Eindelijk had de uitvoering plaats en een talrijk en uitgelezen publiek was opgekomen. Met veel moeite viel de vlaamsche koor in zijnen smaak en zeer weinige toejuichingen begroetten onze uitvoering. Eenige dagen daarna waren de plaatselijke dagbladen het eens om den schoonen koor, die meesterlijk uitgevoerd was geweest, aan te vallen, zeg gende dat het geen vlaamsch was en dat zij er niets van verstonden. Alsdan hebben wij besloten geene vlaamsche kooren meer te zingen. Sedert zes jaren dat ik de eer heb de Wer kerslier te besturen, heb ik de zangstukken aangeleerd die ons repertorium uitmaken en meer dan eens heb ik gevraagd om nieuwe partitiën aan te koopen. De bestuurraad gaf voor antwoord dat er zoovele schoone kooren in de muziokkas waren en raadde mij aan geene nieuwe onkosten te doen, aangezien de geldmiddelen altijd ontbreken. Gij zegt dat gij al menigmaal sommige leden aangespoord hebt tot veelvuldiger aanleeren van vlaamsche zangstukken. Ik durf u ver zekeren dat er nog geen woord van die aan sporingen mij aan het oor gekomen is en dat al de leden zich weinig bekom'meren in den keus van de zangstukken Gij eindigt uw artikel met te zeggen dat de welgemeendheid der leden dikwijls schip breuk lijdt tegen de koppigheid van zekeren persoon, die er op gemunt is de zaken in de war te helpen. Het is voorzeker van de maat schappij niet meer dat gij spreekt, want raadpleeg al de leden, zij zullen het eens zijn om te zeggen dat ik altijd uit ai mijne krach ten gewerkt heb, om de uitvoeringen ten beste te doen gelukken. Maar hoe komt het, heer Opsteller, dat gij juist de nieuwe uitgave van M. Miry te baat neemt om op onze maatschappij en voorna men tlijk op mij te schimpen? Schuilt er som wijlen geenen politieken haat achter? Ik geloof van ja. Als het zoo is, gij hebt de maatschappij niet noodig in acht te nemen om nopens mijnen persoon te handelen, ik ben altijd bereid om met u te redeneeren aangaande mijne politieke zienswijze; maar ja, het is de mode geworden in IJperen dat de burgers en de werklieden elkander be schimpen en aanvallen, in plaats van zich onderling te ondersteunen uit al hunne krachten. Als de heeren opstellers van het Weekblad zulke groote partijgangers zijn van het vlaamsch, waarom maken zij geen deel als werkende leden onzer maatschappij Zij zou den alsdan met recht er op kunnen aandrin gen vlaamsche kooren aan te leeren. Maar neen, het ware misschien te nederig met -werklieden aan de partij te staan. Zelfs als er concert gegeven wordt en dat die heeren uitgenoodigd zijn, schitteren zij door hunne afwezigheid. J. Eeckhout, Bestuurder der Werkerslier. De maatschappij der Vrije 1 rabolders, in het Bronzen Hoofd, heeft hartelijk feest gevierd. En het waren de heeren niet'alleen, die er van profiteerden de dames hadden er volkomen hun deel van. De zaal was ter dier gelegenheid prachtig versierd. Een lek kere maaltijd werd opgediend en al de ge- noodigden deden eere aan die fijne gerechten, die iedereen het water in den mond deden komen Menige kluchtspreuk en kwinkslag deden het gerinkel van mes en vork op het teljoor afwisselen met een hartelijk gelach. Na den maaltijd was er prijsbolling voor de damen. De.mooie prijzen, die er te win nen waren, werden door de lieve dames zeer betwist en zeggen wij het maar recht uit, die prijsbolling leverde daarbij niet wei nig vermaak op. 1. Och, man. ge moet naar huis toe gaan, Uwe vrouw, die is zoo ziek. Is zij zoo ziek. laat ze dan maar ziek, Daarom en sterft ze zij nog niet. En naar huis en ga an ik niet. 2. Och, man, ge moet naar huis toe gaan, Uwe vrouw, die is herecht. ls zij berecht, laat ze dan berecht, Dan heeft ze den pastoor voor haren knecht. En naar huis en ga an ik niet. 3. Och, man, ge moet naar huis toe gaan, Uwe vrouw, die is al dood. Is ze zij dood, laat ze dan maar dood, Dan is zij bevrijd van den hongersnood. En naar huis en gacm ik niet. 4. Och, man, ge moet naar huis toe gaan, Uwe vrouw ligt in de kist. Ligt zij in de kist, laat ze dan in de kist, Als ze dan maar wel genageld is. En naar huis en ga an ik niet. 5. Och, man, ge moet naai- huis toe gaan, Uwe vrouw is (al) in de kerk. «Is zij in de kerk, laat ze dan ln de kerk, Dan heeft de pastoor weeral zijn werk. En naar huis en ga an ik niet. 6. Och, man, ge moet naar huis toe gaan, Uwe vrouw, die ligt in 't graf. Ligt ze zij in 't graf, laat ze maar in 't graf, Dan ben ik er voor altijd van af. En naar huis en ga an ik niet. 7. Och, man, ge moet naar huis toe gaan, Want uw huis, dat wordt verkocht. Wordt mijn huis verkocht, zoo laat het [maar verkocht, Dan wordt het geld op mijnen schoot gebrocht. En naar huis en gaan ik niet. (1) Onder de bank Daar ligt wat zand Vaart er mee naar Engeland, Van Engeland naar Spanje Appelen van Oranje, Peren van den hoogsten boom. Al wie het gouden speWeken heeft, Die heeft de gouden kroon, De gouden kroon van biezen. In den winter zal het vriezen In den zomer zal het zonneken schijnen, Dan loopen de boeren met klompen, klompen, En ons Janneken is verdronken 1 Wat doet gij op de baan Vischkens vangen. Wat doet gij met die vischkens? 't Vel afstroopen. Wat doet gij mét dat vel Zakskens maken. (1) In Oost-Vlaanderen en in de Kempen en wellicht ook elders bekend. Het 6e couplet luidt soms Dan is ze voor goed de wereld af. Het 5= en 7e couplet blijven soms weg. Anderen maken er een 8e bij Man, uwe vrouw is in de hel; de dui vels vechten om haar vel. Wat doet gij met die zakskens 't Geld in steken. Wat doet gij met dat geld? Kindren koopen. Wat doet gij met die kindren? School meê houden. Wat leeren zij in die school A, b, c, d. e, f, g, h, i, j, k, t, m, n, o, p, q, r-, s, t, u, v, w. x, y, z Nieuwe-jaarken zoete, Het varken Heeft vier voeten, Vier voeten en eenen steert-. Het varken is geen duitje weerd. Op eenen nieuwjaar-avond De bakker sloeg zijn wijf Met eenen dikken kluppel Zoo deerlijk op haar lijf. De kluppel wou niet breken, Het wijf, dat wou niet spreken. De kluppel, die brak, Het wijf, dat sprak, En de bakker viel op zijn korenteng.. 1 Sinte-Marten kruk, Geef mij 'nen appel, ik geef u een stuk. Geeft mij 'nen heelen, We zullen hem deelen, Geef mij 'nen halven. We zullen hem d'halven. Geef me een kwartier. Ik gooi het in 't vier. Groen zijn de muren, Wit zijn de geburen En zwart zijn de papen Die in 't kapelleken slapen. {Een appel). Holder de bolder Loopt over den zolder Met zijn bakkes vol menschenvleesch. {Een klomp). Wie komt er op zijnen kop in de kerk De nagels van de schoenen. 't Is ver van lachen, zei de bruid, en ze grees. Klappen zijn geen oorden, maar zingen is geld, zei de koster. Hoe jonger, hoe botter I Hoe ouder, hoe zotter! ik mag schand, zei de boer, en liij at het kind zijn pap op. Alle baten helpen, zei de mug, en ze p.... in de zee. rnTl Ti«i"«in'm ^i^SnW~"Tï

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1888 | | pagina 2