Kapitein Vandevelde.
Oude kennissen.
STADSNIEUWS.
Schoenmaker, blijf bij uwen leest.
derheid bijna de algemeenheid der bevolking
van Oostende en van de omliggende dorpen,
geene andere taal dan de onze machtig is.
ij^Daar de brigadier zelf geen woordje
vlaamsch verstaat, valt het hem onmogelijk
na te gaan, of de vertaling der gedane ver
klaringen al of niet nauwkeurig is, en wel
de trouwe en juiste weêrspiegeling dier
verklaringen daarstelt.
In de werkelijkheid dus, wordt het on
derzoek niet gedaan door den brigadier, die
uit hoofde zijner bediening daartoe is be
voegd, maar wel door den eenen of anderen
gendarm, hij magdanook daartoe bekwaam
of onbekwaam zijn.
Behooren wij de gevaren van zulken toe
stand te doen uitschijnen?
De vrijheid en de eer van eenen burger
kunnen afhangen van eene gebrekkige,
onvolledige, onauwkeurige vertaling.
Is het dan wonder ook, dat getuigen ver
dacht voorkomen, omdatzij vóór de rechtbank
de verklaringen herroepen vóór de gendar
merie afgelegd, daar deze verkeerd
werden aangeteekend, en bedreigd worden
uit hoofde van valsche getuigenis vervolgd
te worden?
Zulke toestand mag niet voortduren. Wie
belast wordt vlaamschsprekende burgers te
ondervragen, behoort hunne taal volkomen
machtig te zijn. Is hij daartoe onbekwaam,
men verplaatse hem in de provinciën waar
de fransche taal door de overgroote meer
derheid der bevolking wordt besproken
Wij eischen dan ook dat alle gendarmen
en vooral de bevelhebbers der brigaden, in
de vlaamschsprekende pro 'inciën geplaatst,
onze taal grondig kennen.
Men beschuldige ons niet den rassenhaat
aan te kweeken en eenen kruisiociit legen
de waalsche beambtenin Vlaanderen
woonachtig, in te richten gei ijk Gazette
en Chronique het zoo gaarn zouden willen
doen gelooven.
Wij hebben er niets tegen dat Walen
openbare ambten in Vlaanderen bekleeden,
van het oogenblik af dat zij de taal der
vlaamsche bevolking machtig zijn.
Deze vraag der niet-viaamsclisprekende
gendarmen in Vlaanderen brengt ons ia tiet
geheugen een geval, dat zich voordeed, over
een of twee jaren, vóór den krijgsraad van
West-Vlaanderen.
Een soldaat was beschuldigd een' boer
duchtig afgeranseld te hebben, na afloop
der kermis. De soldaat trachtte zich te
verschoonen met te zeggen dat de boer lièin
uitgescholden had voor papsoldaat. -
De brigadier der gendarmerie d e zijne
verklaring had aangeteekend, aarzelde niet
papsoldaat te vertalen door soldat du
pape. Brugsche Beiaard).
Zaturdag morgen brachten do dagbladen
der hoofdstad ons een treurig nieuws aan,
namelijk de dood van kapitein Vandevelde en
luitenant Warlomont.
De eerste zou te Leopoldviile bezweken
zijn aan de koorts (anderen zeggen aan den
bloedloop) en de tweede ten gevolge eens
bloedaandrangs. Veel IJperlingeu eu vooral
de leden van het Willems-Fonds kennen
den kapitein Vandevelde, die hier verleden
jaar eene voordracht kwam geven o\er den
Congo. De heer Vandevelde was een karak
tervol man, een onbeschroomd reiziger, een
kloek soldaatdit las men op zijne wezens
trekken en velen zrlion het afsterven van
den wakkeren beschavcr betreuren, zooveel
te meer dat er, slechts veertien dagen g te-
den, bij zijne ouders te Gent de beste tijtin-
gen toekwamen, over zijne gezondheid ais
over die van Sakala
En zie. hoe grillig en buitengewoon soms
het toeval is! Verleden Vrijdag zont onze
medewerker S. hieronderstaaml artikel ter
drukkerij, om de lezers van 'i Weeh'da in
te lichten over het gelukkig aankomen en
wedervaren van den kapitein Varidevohle eu
zijnen leerling, toen wij des auderd tags de
droevige lijding vernamen.
Het artikel kon,tot onzen grooten spijl, uil
plaatsgebrek niet overgenomen worden; lie
den lasschen wij het in om het retrospektief
belang, dat aan dit schrijven verbonden» is.
Onze lezers zullen ons dit droevig samenval
len niet ten kwade duiden, maai' eens la
meer zien hoe wankelbaar en onbekend de
toekomst is.
't Is bijna een jaar geleden 't was den
13" Maart 1887 dat kapitein Vandevelde
in de Ypersche Afdeeling van het Wiltems-
Fonds eene voordracht gaf en te dier gele
genheid prins Sakala naar hier medebracht.
De moedige reiziger, evenals de jonge neger,
verbleven hier slechts eenige urendoch
allen, wien het gegeven was eenige oogen-
blikken in hun gezelschap door te brengeD,
hebben van beiden de beste herinnering be
houden.
Naderhand, wanneer ik over den kapitein
of over den prins eenige bijzonderheid in een
dagblad vond, las ik liet altijd met evenveel
nieuwsgierigheid als graagte: voor beiden,
j al had ik hen slechts ééne maal gezien en
gesproken, gevoelde ik sympathie en gene
genheid.
Dit gevoel beweegt inij om nogmaals de
lezers van het Weekblad gedurende eenige
oogenblikken met beide figuren bezig te hou
den.
Tegen zijn vooruitzicht is kapitein Vande
velde, die meende een tweetal jaren in 't
vaderland te slijten, over eenige maanden
opnieuw naar den ongo vertrokken en heeft
Sakala, die de Gentsche middelbare school
bijwoonde, terug mede genomen raar 't
zwarte land.
Sakala beeft aan zijne oud-medeleerlingen
geschreven
Vertaald uit de Flandre Libérale can
18 Februari l.l.)
Dit briefje, waarin ik, voor den vorm, de
pen des kapiteins meen te ontdekken, is
echter voor den grond het werk van Sakala.
Zoo was hij wel, de rechtzinnige en naïeve
knaap, toen hij geheel ongedwongen rede
kavelde en lachte, aan de tafel van den heer
Voorzitter onzer afdeeling, met hem en zijne
huisgenooten en zijne genoodigden. Het kod
dige un vieux femme sic), dat Sakala
op eens te midden eener vraag inlaschte,
verwekte een algemeen gelach en zal mij
nog lang bijblijven.
Men kan denken, hoe blij de oud-mede
leerlingen van Sakala waren bij 't ontvangen
dezes briefs,- of zij, bij de eerskomende gele
genheid, aan Sakala van hun nieuws
zullen sturen, hoeft niet gezegd
De kapitein, van zijnen kant, stelt de
groote verstandelijke ontwikkeling van zijnen
leerling vast.
Deze staat ver boven zijne landgenooten
er is geene vergelijking mogelijkOnnoodig
(e zeggen, schreef het Weekblad verleden
jaar, dat de jongeling in zijn vaderland eeni
ge gewichtige rol zal spelen, vooreerst door
zijnen maatsciiappelijken rang, en vervol
gens om zijne Europeescue beschaving en
geleerdheid, welke vergeleken bij die bel
andere Congolanders, buiiengewoon zal mo
gen genoemd worden. (Weekblad van 19
Maart 1887. S.) Dit voorgevoel, gesteund op
de bevestiging zelve van den lieer Vandevel
de, is bezig met zich te verwezenlijken.
Met Sakala's brief is ook een schrijven
aangekomen, dat de kapitein Vandevelde tot
zijne ouders richtte. Ziehier eenige uittrek
sels
(De kapitein spreekt hier van zijn eigen
broeder. De heer Jozef Vandevelde, onder-
luitenant bij het 5e artillerie, was in Ja-
nuari 1882 uit Brussel vertrokken, in ge-
zeischap van Rooms, Gillis, Wensel,
FranQois en Verkens, en na eenigun tijd te
Leopoldviile bestuurder der werf geweest
te zijn, stierf hij lo Gangila (Issanghila) op
23 Mei 1882. Weekblad van 5" Maart
1887. S).
Vertaald uit de Flandre Libérale van
20 Febr. 88).
Do twee brieven zuilen zeker met belang
stelling gelezen worden, niet alleen in Gent,
maar overal waar de kapitein Vandevelde
zijne voordrachten gegeven heeft eu waar
hij Sakala met zich medenam.
Men moet bewondering over hebben, voor
dien kloeken Vlaming en on versaagd en rei
ziger, die reeds ten derde male het zengend
klimaat van Midden-Afrika gaat trotseeren.
Dat hij in zijne edele taak geiukke en dat hij
wete, dat zijne stam- en taaibroeders, die hij
in liet kleine Vlaanderland naliethem
moed en goedheil in zijn bescha
vingswerk toeroepen. S.
Zonder het stuk aan den opstelraad mede
te deelen en zonder bijgevolg de zienswijze
zijner mede werkers te kennen, heeft de heer
Uitgever van het Weekblad verleden Zater
dag eeticti brief opgenomen, die stellig niet
zou afgekondigd geweest zijn, üadde de Re
dactie dien epistel vóór zijne verschijning
gekend. Dit zij echter gezegd zonder het
recht van den héér Uitgever te betwisten,
die, als eigenaar des blads, o\er de opname
der artikels beslist.
De persoon, die ons schrijft, hebben wij in
ons blad niet genoemd; dus hij had geen recht
van antwoord. Wij meenen hem zelfs niet
genoegzaam aangeduid te hebben, opdat hij
door de lezers kon herkend worden, dewijl
hij niet de eenige is, op wien-ons schrijven
toepasselijk was.
Dit heerschap antwoordt in den naam
eener maatschappij, die hem bezoldigt en
weike hem geen mandaat gegeven had, om
in haren naam op te treden. Dit weten wij
zeker. Wij zouden desnoods verdragen dat
de Voorzitter of Secretaris, als vertegenwoor
digers eener maatschappij optreden; maar
als men betaald is om de maat te slaan, heeft
men zijn recht van spreken verkocht
De ongevraagde briefwisselaar mengt in
zijn schrijven namen van derde personen, en
onder andere maakt hij eene kwaadaardige
bedenking, over de kennissen dier personen
in zake van Nederlandsche uitspraak. Hier
overdrijft hij steilig zijne beweringen en gaat
nogmaals zijn recht te buiten, dewijl de ge
noemde personen ons, op hunne beurt, tot
de opname van een antwoord zouden kunnen
verplichten.
Doch, toen wij, over 14 dagen, aan zekere
maatschappij eenen wenk gaven, deden wij
het in tien of vijftien lijnen. Ons heerschap
zendt eenen epistel van boven de 100 regels
als antwoord Dertig regels waren desnoods
voldoende
Hoe is 't mogelijk, zou men dan vragen,
dat de heer drukker zulken brief opgenomen
heeft? 't Is gemakkelijk om begrijpen en
onze uitgever heeft ten laatste gelijk, daar
bij ons bevestigt dat die brief van 106 lijnen,
gelijk de annoncen, tegen 15 centiemen den
drukregel zal betaald worden!! (Zie le bladz.
den tarif der aankondigingen.)
Wij wisten dat er in de groote schouw
burgen van Parijs, Brussel en elders, ballet
danseressen en tooneelspeelsters zijn, die een
article élogieux in de dagbladen met alle
soorten van - petites faveurs betalen;
i maar wij meennen niet, dat er in eene klei
ne slad, gelijk de onze, menschen gevonden
wierden die op zich zei ven eene annonce
maken van 106 lijnen aan 15 c". den druk
regel, om hun schipbreuk lijdend persoontje
weer vlot te krijgen, en om de gelegenheid
te hebben links en rechts eene kwaadwillig
heid aan den man te brengen.
Nu zouden wij nader ons schrijven van
over 14 dagen moeten uitleggen
't Was eerder een raad of wenk dan een
aanval. Immers het Weekblad is tegenover
de maatschappij, waarvan wij spreken, niet
vijandig gezind; meermaals hebben wij een
loftuitend verslag harer feesten medegedeeld;
meermaals waren or van onze medewerkers
in die feesten aanwezig (alhoewel onze brief
wisselaar liegt, wanneer hij het tegemmu-
geslelde schrijft) en onze drukker-uiR.-e(
trad zelfs als kluchtzanger in enkele dier
feesten op, alhoewel hij betalend lid dier
maatschappij is.
vs
En thans eenige tegenwerpingen op den
epistel van over 8 dagen.
De maatschappij, waarvan wij spreien,
voerde over 12 jaren een vlaamsch koor uit,
dat niet gesmaakt en door de IJpersche ga
zetten beknibbeld werd, zegt onze briefwis
selaar.
Andere tijden, andere zeden.
In de 16® eeuw verbrandde men de Geuzen;
nu niet ineer.
Over 12 jaar was IJperen diep vesfransclit
en geen enkel vlaamschgezind blad verscheen
er, omdat de Vlaamsche Beweging nogs tot
hier niet doorgedrongen was; nu is onze
bevolking reeds wat veranderd en de uitslui
tend vlaamsch feesten van de Vlaamsche
Ster Willems-Fonds Davids-Fonds
Jonge Wacht, enz. lokken, elk van hunnen
kant, een talrijk publiek uit. Op de 5 politie
ke gazetten, die hier verschijnen, zijn allen
of ten zninste vior de Vlaamsche Beweging
genegen, en dit zoowel onder de fransche
als onder de vlaamscheMen ziet hieraan dat
er in 12 jaar veel dingen veranderen kunnen.
De personen, waartoe men zich toen
wendde, zegt onz.e briefwisselaar, waren niet
'i akkooid in zake van vlaamsche uitspraak.
Voor de gemeenteonderwijzers gelooven
wij het niet. Voor de professors in 't kollegie
is het zeer waarschijnelijk, aangezien wij
schier nooit anders dan Walen of Franskil
jons kregen. Maar waarom zicht tot personen
wenden, wanneer men zich gemakkelijk met
een boekje behelpen kouUitspraakleer
der Nederlandsche taal, door K. L. Ter-
nest? Dit werkje had twee uitgaven (in 160
en in 1872 het bestond dus reeds ove 12
jaar) en bevindt zich in de boekerij van alle
goed ingerichte vlaamsche zang- en too-
neelmautschappij. Het zou ons verwonderen
indien de Vlaamsche Ster dit werkje niet
bezale.
Dat ons Heerschap niet meene, indien
hij de vlaamsche taal ongenegen is en hare
uitspraak verwerpt dat de fransche taal
weike men in België, en bijzonderlijk te
IJperen spreekt en zingt, van alle beknibbe
lingen vrij te pleiten is Hij ga eens naar
i'arijsen daar zal hij geen twee woorden
zeggen, zonder dat de aangesprokene morn-
pele: oh! eest du Beige, Beige comme une
oie! Met de franschen te ver na te apen,
wordt men bespottelijk op den hoop toe.
Wij zijn het met onzen briefwisselaar eens
om le bekennen dat de lieer G. M. een talent
vol bestuurder was, en wij voegen er bij, dat
hij zoowel als de heer Th. V. E. 'altijd
BELANGLOOS (dit is ZONDER BETAALD
TE ZiJN) bestuurd heeft. Dit zijn schoone
voorbeelden, welke dienen nagevolgd te
worden door den opvolger dier gewezen
bestuurders! Vat je 't?
Ons heerschap meent dat er een verdoken
doel iu ons schrijven stak, en hij noodigt ons
uit over zijne politieke zienswijze te rede
twisten?
Hartelijk bedankt. Hij zou kunnen te veel
lachen, moesten wij ons onvergeld inet zijn
persoontje bezighouden. Wat ons betreft,
verschooning lezer, indien wij een oogen
blikje van ons zeiven spreken, wij waren
altijd als franke liberalen gekend, en nooit
heeft ons iemand verdacht eene verradersrol
gespeeld te hebben. Over politiek spreken
doet ons zeer aan 't harte, sedert wij gezien
hebben dat er den 23 October 1887, eene
nieuwsoortige politiek in IJperen woedde,
die voor gevolg had eenen klerikaal in den
gemeenteraad te poetsen, om daar de rol te
spelen van vijand van vrijheid en onderwijs.
Onze korrespondent beweert dat het den
leden der maatschappij onverschillig is we
gens de keus der zangstukken. Wij protes
teeren voor het meeste deel dier personen,
omdat wij vernomen hebben dat men hun dé
stukken opdringt en dat zij niet mogen kie
zen. Daarbij onze briefwisselaar kent hun.
<i
arvt ,„7.—i
De kapitein en ik zijn te Borna aangekomen, na
eene reis van 50 dagen op liet schip la Lys van
Antwerpen. Ik was zeer tevreden aan te landen.
Mijn vader waande mij dood, hij heeft geweend en
heeft een groot feest gehouden toen ik te Vivi aan
gekomen ben. ik hen 13 dagen met mijne familie
gebleven, terwijl de kapitein zijne karavaan in
richtte en soldaten bijeenbracht, te Matadi. Ik heb
alles moeten vertellen en vooral van mijne meesters,
die mij zooveel dingen geleerd hebben, en van
mijne vrienden die mij zooveel schoone hernnerin-
gen gegeven hebben. Nu zijn wij op weg naar
Leopoldviile en de Palis wij kampeeren eiken
avond in de bergen; het regent en het is zeer warm.
Ik peis altijd op Gent en ik hoop er eens terug te
keeren om u allen weder te zieni Ik zal u schrijven
en hoop somtijds van uw nieuws te krijgen.
Kamp van Banza-Mateka. SAKALA.
Banza-Manleka, 2 Januari 1888.
Wij zijn te Boma met La Lys aangekomen, na
eene ellendige zeereis van 50 dagen. De vader van
Sakala had twee mannen vooruit gezonden met
Massala. De ontmoeting was aandoenlijk.
«Na een verblijf van 8 dagen, te Boma, om onze
karavaan in te richten, die meer dan 300 balen en
pikken bevatte, zijn wij langs den linker oever
naar Matadi gegaan, recht over Vivi.
«Van Matadi hen ik met Sakala naarVivi gegaan,
en wij hebben den nacht in do static doorgebracht.,
's Anderdaags ben ik alleen vertrokken, Sakala
achter latende inet de reispakken, ik ben om 9 ure
in het dorp van Manbouco,hij den vader van Sakala,
aangekomen. Hij en zijne mannen waren afwezig
om eene begraving bij te wonen.
Gansch het dorp verdrong zich voor tiet terras
der hut, waar ik gezeten was, on men ging Man-
bouca verwittigen, die al loopende aangesneld
kwam. Toen hij ajij zag, was hij zoodanig bewogen,
dat hij mijne handen vatte en geen enkel woord kon
spreken. Vervolgens trad hij al weenende in zijn
huis, en zocht mij op eene voldoende wijze te ont
vangen.
Intusschen kwam de menigte loegeloopen, en
zette zich rond de plaats in eenen kring-op den
grond da moeders hadden hunne kinderen mede
bracht; allen zwege.. als in afwachting eener merk.
waardige gebeurtenis.
Het dorp ligt in een houtrijk dal, omringd met
velden van turksch koren en banaanboomen.
Al de mannen, gewapend met keigeweren, kwa
men toe en Manbouco deelde onder hen twee vaten
schietpoeder uit.
lk wachtte sinds een uur op de karavaan, toen
een kleine neger al schreeuwende den heuvel af
daalde. Iedereen stond op en welhaast zag men
Massala's mannen, met de reiskisten, aankomen en
Sakala zelf, 't geweer op den schouder. De inwo
ners herkenden hem niet, toen op eens zijne moe
der, luid schreeuwende, naar hem toeliep. Al de
vrouwen der familie liepen in dezelfde richting en
al de andere onderdanen van Manbouco riepen
oo oo oo met de platte hand op den geopenden
mond slaande.
Toen begonnen de salvos. Manbouco bewoog
zich als een bezetene. Sakala kwam dan onder ons
zijne moeder hield hem al dansende aan den hals; t
was een onbeschrijflijk tooneel.
- Manbouco hield mij met de twee handen en kon
slechts zeggen mboté! mboté ('t- is wel). Sakala
was een weinig onthutst. Hij nam zonder spreken
de hand zijns vaders en zette zicli nevens hem.
Intusschen schreeuwde en schoot nien, om er
doof van te worden. Geheel dc familie was daar -,
zusters, schoonbroeders, ooms, moeien, neven,
nichten, meer dan zestig personen.
Sakala ging naar hen en groette ze volgens ge
bruikelijke wijze, waarvan hij niets vergeten heeft,
evenmin als van zijne taal. welke hij toen vlug be
gon te spreken.
'i 't Eerste dat hij zijnen vader zei, was eene aan
beveling om goed het graf van Jozef te onderhou
den.
Zijn graf is te Vivi en zal welhaast in cirnent
gemetseld zijn. Het is bedekt met groote kwarts-
blokken van 3 meters lang. 1 m. breed en twee m.
hoog. Het schittert van verre tussehen het groen.
Deze ingenomenheid van Sakala trof mij diep.
Toen ik ging ontbijten kwam men mij verwitti
gen, dat een witte in de bergen bezig was met keien
te brijzelen, 't Was de hr. Dupont, de bestuurder
van het Brusselsch Muzeum, dien ik wel ken. Ik
heb Sakala acht dagen bij zijne familie gelaten en
ben naar Matadi inet den hr. Dupont terug gegaan.
Dien zelfden dag kwamen de ingenieurs aan, en
onder hen was Dr Hamerlinck, van Gent. Allen ge
nieten eene goede gezondheid.
Sakala is mij gisteren met vier andere jongens
komen vervoegen. Zij zullen mij vergezellen.