VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT. PolitiekNieuws-Handels- en Annoncenblad. Derde jaar. Zaterdag 10" Maart 1888. Nummer 10. Politiek overzicht. De biecht en de goede zeden. Lettre ouverte aux Libéraux Wallons. Abonnementsprijs voorop betaalbaar: 3 fr. per jaar voor de stad. 3 fr. 50 voor den buiten. Per 6 maanden: 1 fr. 75. Annoncen: 15 cent. per drukregel. Rechter- ijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers vo.ir artikels, enz. 8 fr. per 100. Alle lbericliten van verkoop.eigen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en onder teekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen. Rusland onderstaat op dit oogenblik eene geweldige flnanciëele crisis. Vele banken en handelhuizen springen en nog nooit is de waarde van den rouble (Russisch geld) zoo laag gedaald. Wilson is veroordeeld tot 2 jaar gevang, eene boet van 3000 fr. en de berooving zijner burgerrechten gedurende vijfjaren. Ribeaudau, Dubreuil en Hebert kregen mindere straffen en Mev. Rattazzi werd vrij gesproken. Wilson, Ribeaudau en Hebert gaan in beroep. -- Frankrijk en Italië hebben elkander niet verstaan om eene handelsovereenkomst te sluiten. De koophandel tusschen beide lan den moet er door lijden. Te Rome zijn er erge onlusten ontstaan. Duizende werklieden zijn naar het Capitole getrokken, roepende: WerkWerk Het leger is er tusschengekomen en eenige werk lieden werden gekwetst. Prins Ferdinand is nog altijd in Bulga- rië en denkt min dan ooit zijne kroon vrij willig af te staan. De stad Bergen (Noorwegen), die in hout gebouwd was, is geheel afgebrand. Kamer van Volksvertegenwoordigers. Zitting van 29 Februari. De heer d'Andrimont vraagt de verbetering der auxi- liairen van het postwezen. De heer Pater noster spreekt over het op pensioen stellen der bedienden. De heer Thonissen antwoordt op de redevoering van den heer Magis en de heer van Naemen leest eene kiesreklame af. Zitting van den 1 Maart. Weinig Kamerheeren zijn tegenwoordig. De heer Desmet-De Naeyer eindigt zijne redevoering. De heeren Sadeleer en Houzeau vragen eeni ge praktische veranderingen. Minister Van- denpeereboom spreekt den lof uit van zijn departement en antwoordt aan eenige spre kers. Zitting van 2 Maart. De heer De Clercq, de nieuwe afgevaardigde van Brugge, legt zijnen eed af in 't vlaamsch. De lieer Hanssens ondervraagt nogmaals het gouver nement over de deelneming van't land aan de wereldtentoonstelling van Parijs. Minis ter Beernaert herhaalt de uitleggingen die minister de Moreau reeds gegeven had. Mi nister Vandenpeereboom herneemt de rede voering die hij daags te voren begonnen had en boft ferm met zijn eigen zeiven, hetgeen niet zeer zedig is voor een' paternosterlezer. De heer Woeste spreekt over de obligatiën van den ijzerenweg van Welkenraedt en de heer Magis klaagt over de manier waarop het personeel van den ijzerenweg gewerfd wordt. Zitting van 6 Maart. De heer Magis doet nogmaals de partijdige benoemingen van ingenieurs, door den minister gedaan, uitschijnen. De heer Neujean ondersteunt de gegronde bemerkingen van den heer Magis. De heer de Stuers vraagt verbeteringen voor eenige statiën van het arrondissement Oos tende. Soortgelijke vragen worden gedaan door de heeren de Merode, de Borchgrave en Doucet. Paschen nadert. Voor de echte katholieken en voor sommige eenvoudige en ouderwet- sche liberalen, (vooral in de dorpen) staat de verplichte biecht aan de dagorde. Die gedwongen paaschbiecht is misschien de eenigste verplichting, aan wier verwe zen tlij king de papen krachtig de hand hou den en tot welker volbrenging zij hunne schapen zoo herhaaldelijk aansporen. Ook, in sommige onzer vlaamsche buitengemeen ten, helaas, hangt nog iemands goeden naam af, van de volbrenging diens zoogenoemden plichts. Wij kennen dorpen, waar de geeste lijken en geheel de kwezelskliek de oogen luiken op vloeken en vechten, dronkenschap en overspe!, en zulks bij de klerikalen, maar onverbiddelijk van diezelfde mannen het volbrengen van den paaschplicht eischen. Wees dan een gemeene kerel, een twister, een dronkaard, een nachthuiler, een ontuch tige; dit alles wordt u verschoond en verge ven, vermits gij met Paschen uwe biecht spreekt. Wees integendeel een deftig en eerlijk man, doch zonder den paaschplicht der katholieken te kwijten, men zal u aan zien ais een wolf onder de schapen, als Satan te midden der kinderen Qods, en indien er eenige kans bestaat om u het leven te ver gallen, wees gerust dat geheel Rome's troep hieraan zal medehelpen en in u den vijand zien. Zie in onze verkwezelde onwetende Vlaamsche dorpen, die opkomende jongelin gen van 14 a 18 jaar. 't Zijn allen oud- kweekelingen uit de vrije katholieke school, en allen zijn groot gegroeid met de melk- flesch van onze Moeder de H. Kerk. Die jongens heeft menterwijl ze nog naar school gingen, Lien a twaalf keeren 's jaars, kerkwaarts geleid om te biechten. Na hun wegblijven uit de school maken ze deel van eene kongregatie, van iiet genootschap van den gelukzaligen Berchmans (nu is hij reeds heilig), van den H. Aloïsius of van de Xave- rianen. Daar nogmaals is de maandelijksche biecht een voornaam punt van 't programma. En niettegenstaande dit zoogenoemd bedwin gen, welke uitslagen bekomt men? Geene! Waar is de lagere volksklas, in evenre digheid met andere streken, liet meest ver- achterd? In Vlaanderens dorpen! Waar zijn het vloeken en de grove uitdrukkingen alle- daagscher en gemeener dan hier te lande? Waar wordt er schier eiken zondag gevoch ten en met messen gespeeld Langs deze kantenWaar wordt de faam der huisge zinnen en de eer van het meisje voor niets gerekend? Nogmaals in onze streken. Evenwel, al die brave katholieke jong heden (zooals de pastoor ze des zondags in zijn sermoen noemt), zijn van brave kriste- lijke ouders geboren, in de schaduw van den katholieken godsdienst groot gebracht, gaan maandelijks te biecht, en eten even dikwijls den goeden God op! En dit alles helpt nietGodsdienst en biecht hebben noch beschavenden noch intoomenden invloed. Men ziet hieruit dat de biecht onder de buitenlieden geene verbetering van gedrag en zeden medebrengt. Met twaalf maande lijksche biechten 's jaars, of met eene alge- meene paaschbiecht, blijven onze boeren al even dwaas en dom, bijgeloovig en dwepend, onverdraagzaam en wraakzuchtig, als hunne ouders en voorgangers over vijftig jaar. Het klerikalism en de biecht als teugel om de driften te bedwingen en de slechte gewoonten uit te roeien hebben eene halve eeuw over Yiaanderen geregeerd, hunne macht laten voelen en hunnen indruk doen geldenis onze plattelandsche bevolking daarom eenen graad vérbeterd? En indien er mogelijk een schijn van betrekkelijke verbetering in verhouding met den algemeenen gang der beschaving bestonde, nog zouden wij overtuigd zijn, dat die zweem van verbete ring en vooruitgang eer aan 't onderwijs, dan aan klerikalism en invloed der biecht, zou te danken zijn Daarom is het eene dwaasheid te beweren, dat de biecht eenigen invloed op den biechte ling uitoefent, en dat het biechten noodig is tot het bedwingen der losbollen, tot het beteugelen der driftigen, tot het vervaard maken der schelmen.... en der kinderen! Zulks is eene soort van vooroordeel, dat reeds te lang bestaan heeft, en dat, in onze tijden, der menschelijke waardigheid tegen strijdig is. De kerkleeraars en de seminaristen zullen ons tegenwerpenChristus heeft de biecht ingesteld toen hij zijnen Discipelen zegde «Ontvangt den H. GeestWier zonden gij zult vergeven, dien worden zij vergeven, en wier zonden gij wederhouden zult, dien worden zij wederhouden. (P. Timmer mans en J. II. Wijnen.) Ja, wij geleoven die mannen op hun woord, alhoewel zij niet beter, dan wij, gehoord hebben, wat Christus over meer dan 1800 jaar zegde. Maar waar om bestond de oorbiecht niet, in het begin en opkomst der Kerk? Waarom werd die fopperij maar ontdekt in de 13e eeuw, en het Kristendom opgelegd tijdens het Koncilië van Latranen, gehouden in 1215, onder 't Pausdom van Innocentius III? Is er voor al de christenen, die vóór 1215 gestorven zijn, hunne zonden niet openbaar dorsten belijden en nooit de oorbiecht gekend hebben, geene zaligheid? En zijn al die menschen verdoemd, omdat zij een geweten hadden, dat zoo zwaar woog als eene kous, waar lood in steekt, toen zij van deze wereld scheidden? 't Ware voor 't minst onrechtvaardig, in dien 't niet zoo grappig ware In elk geval, de langrok die de biecht uit vond was nog een slimmere boef dan de uit vinder van 't vagevuur. Het onmiddellijk nut dezer laatste uivinding is ongetwijfeld groo- ter in klinkende munt; maar de biecht heeft, tot heden toe, eerst het menschdom, en later de katholieken en andere sukkelaars in eenen gedurigen slaat van dwang gehouden, en aan hunnen geest schier de notie van eigen bestaan en vrijheid ontnomen. De biecht is een allermachtigst wapen in de handen der papen en ze weten er zich zonder gerucht, geheimzinnig in de duisternis, van te be dienen. Wat redmiddel daartegen? Onderwijs en volksverlichting; en in afwachting dat zij de verlangde vruchten afwerpen, het volk al het afschuwelijke dezer verouderde instelling toonen, en bewijzen datJe biecht een gevaar is voor huisgezin en samenleving. De biecht is een sociaal gevaar, omdat zij eerder tot het kwaad aanzet, dan zij er van afhoudt. Hoeveel eenvoudige buttenlieden zijn niet inwendig overtuigd, dat zij cnnoozel zijn en dat alle onrecht, welk zij mogelijk hunnen naaste berokkend hebben, vergeten en vergeven is na de biecht Dat de gevolgen van eerroof en laster blijven voort bestaan en zich steeds verder uitbreiden, daarover bekommeren die menschen zich niet meer zij zijn van zonden gezuiverd Geene instelling bevoordeeligt meer de bespieding en de verklikking dan de biecht. Zij verleent onwillens eene premie aan de ondeugd; 't is eene drogreden, welke de on eerlijke lieden inroepen, om de vergiffenis te bekomen van hun bedreven kwaad. Zulk stelsel en dergelijke redeneering moeten noodlottig tot zedeloosheid aanzetten. Wat geeft het den kwaaddoener een mis drijf te begaan, iemands goeden naam te stelen, wanneer hij op voorhand van kwijt schelding en vergiffenis verzekerd is, indien hij zich ten minste niet door 't wereldlijk Gerecht laat knippen? Hoe dikwijls hoort men zelfs nietBahhonderd keeren of tien keeren! wat meer of wat min! wat geeft dat? 'tGaat al gelijk met dezelfde ruzie door! [Wordt voortgezet.) D. N. T. - La fin de l'année 1887 a été marquée dans nos Chambres beiges par ce qu'on appelle la querelle des langues. Gette question revient périodiquement devant ie parlement de toute nation qui n'est pas de langue homogène. Mais rarement elle donna lieu chez nous des débats aussi irritants. Au mouvement flamand on tenta d'opposer ie mouvement wallon. Ces dissensions, regrettables toujours, ie sont surtout pour nous libéraux a l'appro- che des éiections de Juin. G'est pour les dis- siper, pour faire revivre pleinement avant la lutte prochaine cette union qui seule fera notre force, que la Fédération des Associa tions Libérales Flamandes du pays adresse cette lettre ouverte aux libéraux wallons comme a des frères. La nation beige est composée de deux groupes, l'un de langue francaise, l'autre de langue néerlandaise. La frontière linguisti- que qui les sépare, n'a guère varié depuis mille ans. Les gouvernements ni les lois n'y ont rien changé, ni pa changer. De eet état de nature découle un droit naturel: ie droit, pour chaque groupe, d'ètre administró, jugé, instruit dans sa langue. Sans ia langue maternelle il n'y a ni admi nistration, ni juridiction, ni enseignement dignes de ce nom il n'y a qu'une contrainte mal dissimulée sous un semblant de formes. La solution rationnelle s'impose done: égalité des deux langues, ou plutót, autono mie de chaque langue la oh elle règne. Car il n'est personne, croyons-nous, qui élève ce quo Defacqz appelle l'injuste et déraison- nable pretention d'imposer a une partie du territoire le langage d'une autre Etcepen- dant l'application de ce principe si net et si sage souiève des difficultés innombrables. Nous ne parierons ici que pour mémoire de ceux qui tiennent encore la langue fla- mande pour un composé de patois iriformes, inintelligibles entre eux. On éclaire au besoiu l'ignorance, on ne convainc pas le parti pris. Nous pourrions les renvoyer h la nomencla ture des cent patois francais, qui se trouve un peu dans tous les auteursaux poètes et prosateurs patoisants francais, dont le cata logue est un volume. Nous pourrions leur rappeler ensuito le compartiment de la librai- rio néerlandaise a l'exposition universeilo d'Anvers, oü ils ont pu contempler l'ample moisson des lettres néerlandaises et l'abon- dance des ouvrages de toute nature, scienti- fiques surtout, paraissant en cette langue. Mais peut-être ne voudraient-ils pas encore distinguer entre la langue et ses patois. Les oeuvres de nos meilleurs écrivains s'éditent indifféremment a Anvers et a Am sterdam nos artistes dramatiques voyagent d'Ypres a Groningue nos conférenciers sil- lonnent le pays flamand en lout senstous sont également compris par les illettrés, comme par les lettrés, car tous se servent de la langue néerlandaise, aussi homogène, aussi parfaite que n'importe quelle autre langue germanique. Que conclure après cela de cer- taines diversités de prononciation dans les patois flamands. moins marquées d'ailleurs que dans les patois francais II nous est pénible de devoir ressasser des choses aussi élémentaires. Ajoutons aussitöt, car nous ne voulons rien retrancher de la situation vraie, qu'en Belgi- que flamingante ceux qu'on est convenu d'appeler les classes dirigeantes, se servent volontiers de la langue francaise, que la plu part cultivent de préférence a la leur. Mais on s'exagère leur nombre. Qui done a dit que le tout Paris tient dans une salie de spectacle? II est telles villes flamandes oü les mille individus qui compo- sent le monde des plaisirs et des affaires, s'imaginent être toute la population. Et ié francais prédominant dans leur cercle, ils en concluent qu'il est partout, et surtout qu'il devrait être partout. Aussi ne peuvent-ils en croire leurs yeux, lorsqu'on leur montre la statistique. Rien que 420,000 flamands sur prés de 3,000,000, ou un sur sept, sachant les deux langues! Ils s'étonnent et s'indi- gnent; la statistique se trompe, elle doit se tromper. Assurémant elle se trompe, car ii faut en rabattre sur ces 420,000 qui accu sent la connaissance des deux langues. Lc francais de la plupart d'entre eux n'est qu'un HÉTWEEKBL IF q».

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1888 | | pagina 1