Eene kerkuilenhistorie. Brieven uit Antwerpen. Taalwet van 17 Augustus 1873. STADSNIEUWS. Golaert op het stadhuis. Drie frank of geen doop! Kiezing. Sterfgeval. was. De minister van binneniandsche zaken, M. Thonissen, alhoewel tot de katholieke partij behoorende, was over deze hatelijke berooving verontwaardigd. Hij stelde alles in 't werk om den gemeenteraad tot christelij ker gevoelens te bewegen;doch vermaningen, bedreigingen, brieven op brieven, niets hielp. De school bleef gesloten bij gebrek aan geld en de onderwijzer werd onmeedoogend weg gezonden. Zoo gebiedt het de geestelijkheid. Zij hoopt, dat de protestantsche kinders, gedwongen naar de katholieke school te gaan, in den schoot der kerk zullen terug- keeren, ofwel, dat de ouders, om de vervol gingen te ontvluchten, naar Holland zullen verbuizen, en aldus het land van de pest dei- ketterij zal verlost worden. De Janssenssen zijn eene doodbrave familie. Antwerpen ras. Vader Jan Janssens houdt bliksems veel van de Werf en van zijn lekker pintje garsten uit het Nacht licht, en moeder de vrouw, zonder precies eene kwezel te zijn, zou voor geen geld ter wereld 's Zondags in de half-twaalf-mis van de Kapucienen ontbreken, onthoudt zich gedurende den vasten gewetensvol het min ste hapje vleesch en is lid van een Broe derschap van den heiligen Rochus. Toch gaan de kinderen naar de officieele school de geuzenschool. Daar halen de kleine pagadders van Janssens ieder jaar de eerste prijzen weg. Kleine Piet het kake- nestje\ vooral belooft nog plezierige dagen aan zijne oükens. Dat is me goed De zonen worden groo- ter en, door hun paart in het huishouden bij te brengen, verlichten zij de taak van Janssens en zijne vrouw, die stillekens aan oud worden en de rust ruimschoots eraan verdiend hebben. Piet leert nu piano: hij kan al straatdeun tjes en al wat hij opvangt klinkt een uur daarna in luchtige tonen door de huiskamer, 't Is oprecht prettig Nu moet ik u iets vertellen, dat bij do brave Janssenssen voorviel. Het kakenestje ging zijne gangen weero, van den Peere- boom\ Papenras en het Geuzenlied-, alles kwam er door. Dat komt van op eene geuzenschool te gaandie van de katholieke school hooren nooit dan een Ave Maria, de gelukkige tappen! Tingelingeling! Men belt, Houd op, Piet, ze bellen 'tzou 'n klant kunnen zijn, en wij moeten oppassen, dat wij met iedereen... Goed, goed, moeder! Moeder doet open. 't Is voor Rochus zeker? hoort Piet haar zeggen. En heel onbescheiden wipt hij zich van het pianostoeltje in den gang en ontwaart de blauwgeschoren, nijdige, fana tieke tronie van Meneer Slokkers, den onderpastoor, den leelijksten mensch van Antwerpen. Deze doet zijne ronde en steekt reeds de geopende beurs vooruit, waar hij met welgevallen de talrijke zilveren nevens de mindere koperen geldstukken ziet blin ken. Opeens trekt Meneer Slokkers de beurs achteruit: Wa-blieft, madam? Voor Rochus 1 Neen, voor den Heiligen Rochus, astem- blieft, de patroon tegen de pest, den oorlog en den hongersnood. Goede christenmenschen spreken met meer eerbied over dezen grooten heilige Piet voelde zijne handen jeuken. Maar zijne woede verging in spotternij. Kom, dacht hij, dat is zijn vijf en twintig centiemen per maand wel waard. En dan dat was hij, podorie, ook haast vergelen! men krijgt ieder jaar na zijnen dood eene zielmis of drie. 'i Is waar, dat elke zielmis tegelijkertijd aan drie honderd zielen, min of meer, toevoegelijk is maar ge kunt ze maar hebben, weet ge? Opeens valt hem een gedacht inhij snelt naar de piano en Achteruit, papenras! Blijft van de kinderen en van de kas klinkt het in heldere tonen. Ik wilde, dat gij op dit oogenblik onze kerkrat haddet gezieneerst spitste hij de ooren, als kon hij dit redelijk groot deel van zijn lichaam maar niet meer vertrou wen dan werd hij beurtelings rood, dan weer bleek, dan grijnslachte hij groen, kortom, kreeg al de kleuren van den regen boog. Moeder had zwijgend het geld uit hare tesch genomen, gaf hem drie koperen vijf cents-stukken, en zei heel beleefd, veel te beleefd Als 't u belieft, Meneer Slokkers De onderpastoor, wiens oogen stralen bliksemden, bezag haar norschy,vlak in het gelaat, als wilde hij tot in hare ziel door dringen. Van 't ongediertder papen.... klonk liet ginds, met meer gloed dan ooit. Met eene nijdige beweging greep Mijnheer Slokkers het geld, mompelde iets tusschen de tanden van leeiijke geuzen en sloeg, zonder eens goeden dag te wenschen, de straatdeur toe, die met een harden slag toe vloog. Moeder Janssens stond verstomd. En als Piet 's avonds in den familiekring de kerkuilenhistorie vertelde, besloot men een parig op staanden voet het lidmaatschap op het Broederschap van den uiterst heiligen Rochus af te schaffen in andere woorden: zijne demissie le geven.. De Janssenssen staan tegenwoordig in liunna straat te boek als hardnekkig, ver- slokt geuzengebroed, maar gelukkig kan zulks de doodbrave» lieden weinig schelen. Doe wel en zie niet om, is de spreuk van Vader Janssens en alsof er niels gebeurd ware en er op de geheele wereld geen spoor van een Meneer Slokkers hadde bestaan nog slentert hij even genoeglijk alle ilagen langs de Werf en neuzelt in het Nachtlicht zijn lekker pintje garsten Antwerpen. Mendei.. ♦<&-< VI. 16 April 1888. Volkskunde. A'lgemeene Vergadering van het Taalverbond. Bijdragen. Gelegenheid en vooral tijd o,die lijd! ontbraken mij om mijne briefwisselingen, die ik thans zoo wat twee rna»nden geschorst heb, te hervatten. Wat mij tot het wederopnemen der pen noopte, is dat er op dit oogenblik tamelijk veel nieuws aan de dagorde staat, en ten tweede, ik vermeld bet met genoegen.dat mij vanwege belangstellende lezers van dit Weekblad een aantal mededeelingen toe kwamen, die mij zeer .'tangenaam verrast hebben. Met 2n Paaschdag j. 1. hield de vereeniging het Taalverbond te Gent hare jaarlijk- sche vergadering, eigenlijk de eerste welke zij op eenigzins goede gronden kon houden; immers sinds ettelijke maanden is elke af- deeling druk in haren kring werkzaam en thans was het oogenblik daar om eenen blik te werpen op wat reeds gedaan is, en nog meer op wat in de naaste toekomst verricht kan worden. Ik zal mij bepalen bij de vergadering der afdeeling Volkskunde, eene der interessant ste welke ik bijgewoond heb. De hh. Pol de Mont (Antwerpen), voorzit ter, Is. Teirlinck (Brussel), ondervoorzitter, en Em. K. de Bom (Antwerpen), d. d. secre taris (bij afwezigheid van den hr. Gitfée), zetelden aan het bureel. De hr. Pol de Mont besprak het vraag stuk van het toepassen der folklore op kin dertuinen en lagere scholen: hij zou namelijk willen, dat men onzen kinderen, evenals zulks in Duitschland plaats heeft, onze beste vertelseltjes zou vertellen, die zoo naïef, vaak zoo dichterlijk zijn en tevens zoo wel dadig op hunne verbeelding werken hier zit hem juist voor onze moderne pedagogen de knoop! Onbetwistbaar zal bet heel wat nationaler zijn onze kinderen te laten spelen van Rozen groeien op mijnen hoed, Daar kwamen twee paar paters, Kille mon dee, dee, dee! Masjoffellje Paulina, ge moet kiezen gaan... en zoo menig ander pereltje, dat men vervangt door Monsieur l'Apothicaire! of Hélas, mesdames, oü allez-vous, comme ga? en dergelijke zoute- looze dingen, waarmede men onze lieve kleinen van huune derde of vierde lente af, reeds in blufferige Parijzenaartjes wil her scheppen. In de namiddagzitting der vereeniging werd besloten dat eerst door de folkloristen eene verzameling geschikte vertelsels en ge dichtjes zou worden uitgegeven, waarna men zich tot de overheden zal richten om op het invoeren van het hooger uitgelegde stel sel aan le dringen. Betrekkingen met Noord-Nederiandsche folkloristen zullen weldra door het bestuur worden aangeknoopt. Wat er dient in bet oog gehouden te wor den bij het verzamelen van volksoverleve ringen, werd door den hr. de Bom tamelijk breedvoerig behandeld en lokte vanwege den hr. Paul Fredericq enkele opmerkingen uit betreffende het stellen in dialect. De hr. Isidoor Teirlinck gaf lezing van eene verhandeling over Onze oude kruid kundigen in- folkloristisch opzicht en de hr. van Langendonck (Brussel) legde eene bibliographische lijst neder op het bureel. De hr. A. de Cock, hoofdonderwijzer te Denderleeuw, werd tot 211 secretaris be noemd. Men besloot twee maal 's jaars te vergaderen. Van den lieer R. Cordenier (Ieperen) ont ving ik eene sage Ons Heere's Boomken die in de omstreken van Poperinge bekend is en eenige gelijkenis oplevert met de door mij aangehaalde legende van het O. L. Vrouwen beeld uit de Antwerpsche hoofdkerk. De heeren Medard Verkest en Chr. Rae- maeckers (beiden te Tongeren) zonden mij een redelijk groot aantal rijmpjes, liedjes en kinderspelen, welke in het dorp Eerneghem (bij Oostende) bekend zijn. Ik haal er een paar van aan Als een kind weent, wordt het uitgelachen en zegt men Djoenke, djoenke, de viile (vedel?) gaat an, 't Avend komt de speleman. De speleman zal roenken En Janneken zal djoenken Te Antwerpen zetten de kinderen bij de zelfde gelegenheid de handen opeen en spot ten Duimeken, duimeken, hoogen toren, Als ons kinneken duimeken ziet, Dan moet ons kinneken lachen En dit zoolang tot de pruiler door zijne waterlanders heen moet schateren 1 Tegen de kraaien roept men te Eerneghem het volgende: Kraaie, Wa(ar) ga-je? Na(ar) de Wündalebusch! (1) Wa(t) ga-je da(ar) doen? Eiertjes broên! Het gezang van den vink vei tolkt men alzoo Ring, djing, djing, Twee oordjes fün! (fijn). Een aardig Tongorsch wiegeliedje: Liinna., kinnemin, Linna, kattepoot, 't Hondje loog achter d'n oven dood. Doa koamen zeven vliegen, Ze meenden 't hondje te bedriegen, 't Hondje nom zijn slinkepoot En sloeg ze alle zeven dood Ik dank de bereidwillige inzenders voor hunne welkomene bijdragen en hoop, dat zij het daarbij niet zullen laten en dat hun voor beeld navolging moge vinden (2) Hans Onversaaft. Het Hoofdbestuur van het Verbond der Vlaamsche Liberale Vereenigingen heeft liet volgend vertoogschrift gestuurd aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers: Mijnheeren, Het grootste ongeluk dat kan overkomen aan dezen die eene pleitrede bereid heeft, waarvan hij een verpletterend uitwerksel verwacht, is van ze niet te mogen uitspre ken. Dat ongeluk moet de hr Colaert beproefd hebben in de zitting van den Gemeenteraad van 14 dezer. Peis eens, de vrijheid van geweten, de onafhankelijkheid van den pom pier verdedigen, wat schoon onderwerpen tot welke redekundige uitvallen kan dit geene aanleiding geven? De weduwen en weezen verdedigen is zeker eene edele zen ding, maar het is eentonig en, wat meer is, 't is eene oude zaag. Maar den pompier beschermen, dien burger uitdoover van het schrikkelijkste der vernielende elementen, ziedaar wat zonder weerga is. Van den pom pier van Nanterre tot den knorrigsten der sacristiepompiers, allen moeten bekennen hoe verheven dit apostelschap is. Ook ziet men de menigte toesnellen om dat wrekende woord te aanhooren; de jonge katholieke wacht is er geheel en gansch alsmede al de liefhebbers van het zaadschietende blikwerk. Maar vooraleer tot deze oefening over te gaan moet men wel de zaak doorgronden en de woorden wegen. Geldt het de vrijheid van geweten, de on afhankelijkheid van den burger of geldt het de tucht," de orde die in alle korpsen moeten lieerschen? 't Is het eerste dat te onderzoeken valt, en als men zegt dat er geenszins kwes tie is van vrijheid maar van tucht, dan zijn al de schoone redevoeringen maar praat legen den vaak.En als men zegt dat de tucht maatregels niemand anders aangaan dan dezen die gelast zijn en die alleen voor zen ding en hoedanigheid hebben ze toe te passen dan staat Colaert daar met zijne gemiste pleitrede en de liefhebbers van kostelooze tooneelen hebben hunnen tijd verloren. Dat is zoo eenvoudig als de dag en men verstaat moeilijk hoede hr. Colaert dit niet gevat heeft. De waarschuwingen nochtans hebben hem niet ontbroken. Over vertien dagen of drie weken hebben wij zelfs de zaak op baar waar terrein gebracht, nadat de controleur, in de voorlaaste zitting, zijne interpellatie aangekondigd had. Maar daar is 't, eens dat men in gang is, is men zich zelve niet meer meester en men moet sprin gen tot 'l einde toe, al moest men er den nek bij breken. Uit dit alles blijkt dat M. de Voorzitter wel gedaan heeft met zijne rechten niet te laten miskennen en dat hij meer bezorgd is een nuttig werk te verrichten dan toe te laten dat men de zittingen van den Raad in ijdel gezwets verandere, dat tot niets dan tot tijdverlies strekt; hij heeft slechts zijnen plicht gekweten met het reglement te eer biedigen en te doen eerbiedigen. Wat den hr. Colaert betreft, hij mag de brug optrekken en zingen: Biecht uwe zonden, jongen, en doe boetvaardigheid. Progres Een tiental dagen geleden droeg een ge lukkige vader zijnen eersteling ten doop naar de S' Niklaaskerk in onze stad. De onder pastoor, in afwezigheid van den pastoor,had hem gevraagd welk uur hij verkoos. Daarop antwoordde de jonge vader om drie ure, heer onderpastoor, als het zijn kan. En den doop had om 3 ure plaats. Een paar dagen later had diezelfde vader het peterschap aanvaard van het nieuwgebo ren zoontje zijner schoonzuster, die ook in gezegde kerk gedoopt werd. Deze plechtig heid was nog niet voltrokken, toen de koster den peter op den schouder klopte en hem vroeg Zult ge nu den tarief des doops van uw kind betalen of zult ge eens te mijnent komen daarvoor? De peter. Hoe, welken tarief Is er een tarief voor het doopen? En waar hangt die? De koster. In alle pastorijen. Uw kind is op een buitengewoon uur gedoopt geweest en dat kost 3 franks. De peter. Wat drie franks! Maar de heer onderpastoor heeft zelve gevraagd wan neer het voor mij best pastte en hij heeft van geene drie franks gesproken; want hij kon wel raden dat ik aan dien prijs niet ten doop zou gekomen zijn met mijn kind. De koster. Het is pourtant zoo. De peter. Welnu, ik betaal geen 3 fr. en op een naaste ge moet het eerder zeggen dal er eenen tarief is voor zulk of zulk uur; dan zal ik mijn kindje gerust in zijne wieg laten en mij passeeren van uwen doop aan 3 frank het hoofd. Versta-je 't? Hoofd van den koster 1 Ziedaar wat den godsdienst is 1 Een geld- winkeiWanneer er geen drinkgeld genoeg valt bij eene kostelooze plechtigheid, dan voert men maar seffens eenen tarief van 3 franken in. O, die kooplieden in den tempel! N.-B. Wij waarborgen de echtheid van het bovenstaande. Het is de jonge vader, die het ons verteld heeft en die ons machtigde het ruchtbaar te maken tot stichting van hen, die nog gelooven dat de kerk geen geldwin- kel is. Donderdag laatst heeft alhier de kiezing plaats gehad, door de heeren officieren der burgerwacht, van den Majoor-Bevelhebber. De heer Dusillion is met algemeene stemmen herkozen voor eenen termijn van vijfjaren. Donderdag namiddag werden de lijkgebe- den in de St Niklaaskerk gezegd voor den heer Beauraind, luitenant bij het 2e schutte rij regiment, aan de Rijschool afgezonden, die, tengevolge van een ongelukkigen slag van een paard, in den jeugdigen ouderdom van 29 jaren overleden is. Aan de statie werden er vijf lijkreden allen even roerend uitgesproken, en menig dapper krijgsman had moeite om zijne tranen weg pinken. De lijkstoet, met het muziek onzer Pompiers, de hoornblazers der Rijschool en de trommelaars van het 3e linie aan het hoofd, was lang en indrukwekkend. Tusschen eene opeengestapelde en inge- togene menigte trok hij eerst kerkwaarts en dan statiewaarts. -1 o Antwerpen, 9" April 18SS. Aan de Heeren Voorzitter en Leden der Kamer van Volksvertegenwoordigers. De ondervinding heeft het bewijs geleverd, dat de wet van 17 Augustus 1873, regelende het gebruik dor Nederlandsche taal in strafzaken, onvolledig en ondoelmatig is. Sedert jaren werd dan ook aangedrongen op de herziening en aanvulling dezer taalwet. Twee ontwerpen werden to dien einde ingediend bij de Kamer van volksvertegenwoordigers, het eene den 29 Februari 1884, het andere den 8 April daaropvolgende. De verslagen der centrale afdeelingen over deze wetsontwerpen werden neergelegd, het eerste in de zitting van 10n December 1885, en het andere in de zitting va:. 20 Januari 1886. Beide zijn opgesteld in gunstigen zin. Er bestaat geene enkele reden om de behandeling dezer wetsontwerpen, welke voor de bevolking der Vlaamsche gewesten van het grootste belang zijn, langer te verdragen. De ondergeteekenden komen U daarom eerbiedig en dringend verzoeken, dat de Kamer van volks vertegenwoordigers, vóór het einde van den tegen- woordigen zittijd, beide ontwerpen zoude bespreken en afhandelen. Aanvaardt, Mijnheeren, de betuiging onzer gevoelens van hoogachting. Namens het Hoofdbestuur van het Verbond der Vlaamsche Liberale Vereenigingen Jan VAN BEERS. Voorzitter, Arthur CORNETTE, Secretaris, Jan' VAN RIJSWIJOK, Penningmeester. .Js-o— (1) De sparrebo.sschen van Wijndale bezuiden Eerneghem. (2) Men zende alles naar het adres Vekestraat, 8, Antwerpen.

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1888 | | pagina 2