VAN IJPEREN EI HEï ARRONDISSEMENT.
Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoncenblad.
m VLAANDEREN
Derde jaar.
Zaterdag: 12" Mei 1888.
Nummer 19.
De Dwingeland.
door Victor Van de Walle.
De vervalscMng van let meel doet
den Senaat lacken.
Abonnementsprijs voorop betaalbaar: 3 fr. per jaar voor de stad. 3 fr. 50 voor den buiten. Per G maanden: 1 fr. 75. Annoncen; 15 cent. per drukregel. Rechter
lijke eerherstellingen: 1 fr. por regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiomen per nummer. Afzonderlijke nummers voor artikels, enz. 8 fr. per 100. Alle
berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede
die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de PublicitóMagdalenastraat, Brussel. Men wordt verzoekt alio hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en
onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen.
Er is in de natuur een dwingeland, voor
\vien alles buigen moet, voor wien alles
gewillig buigt. De dwingeland is het getat.
Alles wat in de natuur bestaat is afgepast,
lieeft bepaalde verhoudingen, heeft overeen
stemming, gelijkmatigheid, evenredigheid
of symetrie. Nu, waar symetrie bestaat,
daar ook bestaan wetten, door welke deze
symetrie geregeld wordt. Waar wetten be
staan, bestaat orde, en waar orde is, daar
ook is liet onverbiddelijk getal, dat men
niet te verkrachten bestaan kan, zonder de
elementen eener bepaalde orde uit een te
doen vallen.
En zeg mij niet, dat in de natuur veelal
eene behaaglijke wanorde voorkomt. Ziet
gij dan de orde der behaaglijke wanorde
niet? En is het niet de orde, niet welke de
wanorde is geschikt, die er dezelve als
belangrijk doet voorkomen
Niet alleen de grove, tastbare natuur is
op de getouwen van het allesbeineesterende
getal geweven; ook wordt ons nog door de
nasporende wetenschap getoond, dat de on
zichtbare atomenwereld zelfs ervan afhan
kelijk is. Doet niet bij de kristallizeering
van ijs en sneeuw de zeshoek zijne onver
mijdbare rechten gelden! Neemt de micros
coop en zoek in 't sneeuwvlokje rond; neem
uw kijkglas en beschouw aandachtig het
ijs op de ruiten, en gij zult mij te zeggen
weten,welke rol de zeshoek vervult.Staatliet
onverbiddelijk gradenpê?^ daar niet vast?
En is een bepaalde lichtstraal niet te
danken aan een bepaald getal trillingen der
ettergolven!
Niet meer dan de natuur, wier zwak
afbeeldsel zij is, kan de Knnsl ontsnappen
aan de verheerlijkende dwinglandij des
getals.
Ja, ik weet het, velen zullen spottend het
hoofd schudden bij het lezen mijner stelling,
zullen razen van vrijheid der geesten, ban
deloos en vlucht der fantazij, zullen
bonibastig schermen met de onafzienbre
onmetelijkheid van het veld der schoon
heid.
Laat ons redeneeren.
Is er wel een voorwerp te vinden, dat in
zich zelf zekere volstrekte eigenschap bezit,
welke ons het recht geeft zonder voorwaarde
te zeggen: Dit is schoon, dat is ieelijk?
Ik kan zeggen, dat de koffij heet is, wanneer
er de tong aan verbrand of het ijs broos,
wanneer ik cr door val. Maar voor schoon
of niet schoon is het heel anders gelegen.
Vaderlandsche Lierzang
(Vervolg,)
Aan heeto koffij zal een Kaffer, zoowel als
ik, zich de tong verbranden en Kamscliat-
keezen vallen door zwak ijs zoowel als
Vlamingen, indien ze evenveel wegen. |Dccli
wat bij de Kaffers vrouwelijke schoonheid
heet, zou bij mij afgrijzen verwekken, en
zijne doffige, berookte hut vindt de Kam-
schatkees voorzeker veel schooner dan de
nette woning eener zorgzame Vlaanische
huismoeder.
Indien dus de schoonheid,(niet innerlijk
het voorwerp aankleeft, indien zij geen
algemeen, onwankelbaar uitwerksel der zin
nen is, zoo hoeveniwijihaatvdieper^te^zoeken
dan in het beschouwen van het oppervlak
kig: haar te zoeken in onzepziel. DaAr is
het middenpunt van wat in ons goed, waar
tn schoon is; dadr brandt de vlam, die ons
lot oordeelende,:denkende;|schepsels maakt;
daar is hot dat de tastbare zaak tot afge
trokken gedachte hervormd wordt; daar
is het dat de eigenschap wan het beeld wordt
gescheiden, en dat wij, wederkeerig in onze
verbeelding, die eigenschap aan het voor
werp terugschenken.
liet schoone is dus aan de stof niet inner
lijk, het heeft zijnen zetel in de ziel; want
het spruit den goddelijken oorsprong uit en
is niets anders dan de schitter van hul ware.
Het begrip van het schoone is ook in
betrek met de afmetingen van hut voor
werp. Ware het vergeet-mij nietje tien
duizendmaal vergroot, niemand zou er zeker
aan denken het schoon te noemen. Niemand
ook zou voor hetzij wie zijn liert sneller
voelen kloppen, hadde nu eens die beminde
de groote van Mev. Lulliput of van de stand
beelden der Godinnen, welke onzo openbare
gebouwen bekronen. Een menschelijke ge
stalte, die boven alle gekende verhoudingen
in reusachtigheid zich verheft, zou ons wol
is waar met verbazing en schrik, doch niet
met bewondering slaan. En wat schoons zou
men bespeuren in Rubens meesterlijke schil
derwerken, indien men ze door een micros
coop te bekijken behoefde, of in Beethovens
inelodijvolste sonaten op de diepste tonen
eener basviool of de hoogste toetsen eens
klaviers uitgevoerd? Wie zou niet op dc
vlucht gaan bij het dooreengrolien of het
dansend gerinkel dier menigvuldige akkoor
den waar al het muzikale zou uit verbannen
zijn?
Het staat dus vast, dat overal eene zekere
maat bestaat, zoowel in de kunstwerken
als in de natuur, maat zonder welke geen
schoonheid meer zijn kan. Een voorwerp,
dat, in zekere verhoudingen, ons behagen
kan, wordt gedrochtelijk of lachwekkend,
baart afschuw, boezemt schrik in, indien
men zijne grootte te veel vergroot of klei
neert. Ziedaar het klaarste bewijs, dat het
afgetrokken getal, de dwingeland, weer
hier zijne rechten deed gelden, zoowel als
in de stellige wetenschapziedaar wat al
het zoozeer misbruikte woordenkraam van
vrijheid der beweging, behaaglijke achte
loosheid, bevallige grilligheid en meer
dergelijke in duigen vallen doet.
Dat elkeen met dat probleina zich niet
ophoudt, vooraleer een kunstwerk aan te
vangen, behoort wet niet gezegd. En noch
tans speelt die geheime getalsverhouding,
die orderegeling hare rol in den geest der
kunstenaars, die onbewust zijn versland
op hot spoor dier verhouding leiden laat, en
er als door oauitgelegde natuurdrift aan
gehoorzaamt. Er komen oogenblikken in
het leven, waar elke denker als een onbe
paald gevoel verkrijgt van die onomstoote-
iijke macht des getals, dat hem anht zeggen
de Duitsciiers, dat daar iets is, maar van
't welk hij het innige waarom en daarom
niet bevallen kan. Hij ziet het voortbrengen
de, vruchtbare getal iu al zijne glorie op
dagen, heelalbeheerschende meester, waaraan
geen atoma zich te onttrekken vermag, noch
in de Grieksche lichaamslijn van Praxitulès
noch in Michel-Angelo's samenstellingen
noch Rafaëlo's tooveriiuten. Daar slaat hij,
de dwingeland, tezelfdertijd dreigend en
hoonend, de meest verscheidene besianddee-
len rangschikkend, van uit den bujert der
verbeelding de grootsciiu éénheid, hut voort
brengsel des vernufts, de toetssteen voor
opvolgende geslachten ontbolsterend.
En hoop niet hem te ontsnappen gij, taal-
of toondichter, die, in waanwijzen eigen
dunk, uw rythmen dooreen kluppelt, gij,
schilder, die, de strenge wetenschap nas-
prijzend, uw borstel aan onkunde der
kleuren, aan wanspel der kleuren bezondigt
en meent door onbezonnenheid en euvelmoed
den dwingeland te tarten. Dat zult gij niet.
Wrekend rukt hij te voorscnijn en laat daar
liet vox p jpuli den drieste weten, dat geen
schepsel vermag te velde te trekken tegen de
geheimvolle wetten, beheerscheressen dei-
golvingen van geluiden licht.
Ahgij wilt niet offeren aan de Godheid,
die A/aanheeft? Welnu, o schilders, bueld-
houwers, toon- en taaldicliters, die godheid
Maat zal u niet vergeven en uw naam zal
rnetuw werk vergaan.
Doch vrees niet, bezielde kunstenaren.
Die godheid vergt van u niet, dat zij iu
lange cijferrijen, tot cijferreien opeengesta
peld, haar orakel vraagt. Neen. Zij zelf
heeft baron zetel gevestigd in de' groeven
van uw brein, tusschen de vezelen van uw
hert, in den adem uwer ziel. Zij werd u,
bij uwe geboorte, tot veredelende zuster
geschonken, en zal u, hoe gij haar ook
miskennen moogt, uw leven lang haar eigen
stempel op het voorhoofd drukken.
Doch enkel wanneer gij haar zusterlijk
lief hebt, haar koestert, hare stemme volgt,
dan alléén zal hars dwingelandij iu steunen
de, beurende kracht veraarden en u langzaam
maar zeker tot het Sitiaï der kunst omhoog
leiden. Sinon, non.' (De Zweep.)
Slecht meel bezitten is een der grootste
ongelukken welke een land kan hebben,
want zijne vervalscliing treft de algemeene
gezoi d ïeid; de rijke zoowel als de arme lijdt,
nieinan l zich kunnende onttrekken brood,
de basis van alle voedsel, te eten.
Met misnoegen hebben we moeten opmer
ken dat de bekendmaking aan den Senaat,
\ai de vervalscliing dezer waar van eerste
no idzakelijkheid, door den heer baron de
Coninck gedaan, in het officieel verslag dor
zitting overgebracht is, dat de bekendmak'ng
beantwoord is geworden door gelach en dat
het gouvernement geene beslissende tus-
schenkomst genomen heeft om de misbruiken
te doen ophouden.
Ziehier het uittreksel van het Beknopt
verslag waarop wij zinspelen en dat het
achtbare lid der rechterzijde uitgebreid heeft
zonder het minste resultaat te bekomen
De mengelingen met aluin, porcelein-
aarde en alle andere aardachtige of mine-
rale sloffen, maken een bedrog uit op de
hoedanigheid der geleverde waar.
Wat vooral de mengeling met aluin
- aangaat, wordt deze zoo algemeen dat ik
hier onder de oogen menigvuldige omzend-
brieven heb van groote handelaars, die de
stoutheid zoo ver drijven, dat ze beweren
dat de aluin in poeder, gemengd met het
ineel, gezond en voorgeschreven is. Ge
lach.1
(Onderbreking van den heer minister van
financiën.)
Onderbreking niet opgenomen in het Be
knopt Verslagmaar die M. de Coninck
onmiddelijk aldus vertaald heeft: Zoo gij
er aan twijfelt, M. de Minister, zal ik u
lezing geven van een dier omzendbrieven,
BLAD
De stoom, in monstertuigen ademt,
Wier armen d'arbeid van een legioen
Van werkers doen
Terwijl zijn spoorwegnet den wereldkloot omva-
[demt;
De barnkrackt wordt ontdekt, elke afstand zwicht
Elk denkbeeld weet ze te vertolken,
Te sturen d'aardbol rond,snel als de bliksemschicht;
Ze sluit den broederband bij ver gescheiden volken;
Ze doet op d'eigen stond de stem verstaan
Op d'een en d'ander boord van d'Oceaan,
Ze vangt haar trilling op, en voor de verste neven,
Met d'eigen toonkiank doet ze haar herleven.
En zoo wordt eiken dag natuur een'nieuwe kracht,
En aan die kracht heur raadselwoord ontwrongen,
En de elementen, tot des menschen dienst gedwon-
Bevordren zijn geluk en staven zijne macht, (gen,
't Is waar, uw kindren ook zijn deelgenooten,
O Vlaandren, van hetgeen onze eeuw heeft voortge-
liw steden overal verfraaien en vergrooten; (bracht
De heiden krimpen in; de velden, wijd en zijd
Staan met hun gouden oogst te prijken
De stoornkar rolt op 't spoor, dat heel het land door
snijdt,
Fabrieken gunnen werk aan gansehe wijken;
Maar is het welvaart?—Neen,'t is maar schijn er van
Wat zedelijk verval bij d'nrbeidsnian!,..
O't is voor u niet, stad van Artevelde,
'tis ook voor u niet, koningin der Schelde,
Dat ik de treursnaar span,
Noch voor 't gering getal van uw verlichte steden,
Die trouw gebleven zijn aan 't glorievol verleden;
liet is voor 't arme volk, dat op de velden wroet,
'tls voor den dorper't meest,dat mij het harte bloedt.
liet stramme lijf door zwoegen neergebogen,
Onwetend van wat rondom hem gebeurt,
En nooit den blik verheffend naar den hoogen,
Door ongeleerdheid blind, door dweepzucht meege
sleurd,
Zoo slijt de dorpeling zijn duf eentonig leven.
Een eeuwenoude dwang hield hein geknield,
Geen eedle drift heeft ooit zijn hei t bezield,
Geen kunstgevoel zijn zinnen aangedreven
Werktuiglijk preevlend vooreen houten beeld,
Volvoert hij blindliugs wat de pastor hem beveelt.
is dan die dweper, die bekrompen zwoeger,
Gesproten uit uw bloed, o heldenras van vroeger!
Er is nogfans een tijd geweest,
Waarop da hoop in 't herte daalde,
Een tijd, waai op dc vrijheidsgeest
Do zege in 't Staatsbestuur behaalde.
Maar ach, die korte hoop verdween;
De kwade dwanggeest zegepraalde,
En 't volk nog meer dan ooit verdwaalde.
O Vlaandren, 'k heb gereisd door uw velden heen,
"k Bezocht uw burchten en uw dorpen;
En 'k heb geweend I O Vaderen wat hoon
Ik zag er Bijgeloof en Onkunde op den troon
Ik zag 't beschavingswei k in puin, omvergeworpen,
De leeraars, edele vooruitgangsboóu,
Die aan de wet getrouw, op hunnen post van eere.
Verlichting stichten in hun enge sfere,
lk zag ze ontbloot van't duurgewonnen loon,
Met vrouw en kroost gejaagd uit hunne woon,
Ik zag de scholen leêg en met gebroken ruiten,
De omheiningen verwoest, en dan, daar builen,
De schooljeugd, morsig, vuil en met bevlekt gelaat,
Zich rollend in het zand, lui liggend langs de straat,
Ja,k bloosde dat ge mij het daglicht hebt geschon-
0 Land, dat zóo het onderwijs versmaadt, (ken,
Gij vroeger zoo beschaafd,en thans zoo laag gezon-
Datgij Beschaving in het aanzicht slaat (ken,
En hoe laat zich uw diep verval verklaren?
Helaas! arm Vlaanderland, uw kwaal is oud;
Ze rekent meer dan driemaal honderd jaren.
Indien men haren oorsprong wil ontwaren,
't Paneel zien waai' liet oog uw val aanschouwt,
Men hoeft maar uw kronijken te doorblaren.
Gesneuveld was te RozeUeek
Van Artovelde's zoon. Met hem bezweek
't Gemeenf.estelsel en zijn keuren en zijn rechten.
Het volk was moê van levenslang te vechten.
Te sluimren lag de fiere Vlaainselie Leeuw...
Toen werd te Gent een koningstelg geboren,
Wien eens de halve wereld zou behooren,
Een keizer sinds, de geesel zijner eeuw!
Door hem is Dwinglandij hier ingeslopen,
En op haar voetspoor kwam een wangedrocht,
Een vreemd gebroed arglistig meè gekropen,
Dat ook de wereldheerschappije zocht.
Men liet het komen zonder achterdócht,
TScheen uiterlijk godvruchtig en zachtaardig,
Maar walglijk was het in de ziel,
Schijnheilig, wreed en onrechtvaardig.
Wee hem, die in zijn klauwen viel,
Het trapte recht en waarheid met den hiel.
Het scheen zijn leven GoJe toe te wijden,
't Was huichlarij, 't slak stokken in het wiel
Alwaar 't den wagen des vooruitgangs voort zag ri'.
Het kon noch vrijheid,noch beweging lijden; (den;
Ter zij gestaan door 's keizers despotism,
Bespiedde 't en verdrukte uit al zijn krachto
Al wie verknocht was aan de vrij' gedachte.
Dat monster biet; Clericalism.