VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT,
Politiek, Nieuws-, Handels- en Aiiiioncenbiad.
Nummer 3.
De persoonlijke krijgsdienstplicht.
Eene Ziekte.
De politie in Vlaanderen.
Ecce iterum Basilius!
Abonnementsprijs voorop betaalbaar: 3 fr. per jaar voor de stad. 3 fr. 50 voor den buiten. Per 6 maanden: 1 fr. 75. Annoncen: 15 cent. per drukregel. Rechter
lijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers voor ariikels, enz. 8 fr. per 100. Alle
berichten van verkoopingon of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede
die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalènastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamds artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en
onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet'opgenomen.
Sedert Graaf d'Oultremont in de Kamers
aangekondigd heeft dat hij eene nieuwe wet
op den persoonlijken dienstplicht zou voor
dragen, is dit vraagstuk meer dan ooit aan
de dagorde der openbare berodeneering.
Nochtans de ultramontaansclie klerikalen
-willen zelfs deze belangrijke queestie niet
onderzoeken of bespreken. Voor hen vervult
M. Woeste de rol van den profeet der Ma-
hometanen. Er is noch er bestaat geen
vaderlandsch vraagstuk. Zeg niet: Gij
zelf hebt de nieuwe Maasforten gestemd, en
deze versterkingen eischen voor de verde
diging 100 duizend manschappen. Bijgevolg
er zijn voortaan ten minste 100 duizend
soldaten meer noodig dan voorheen, zondre
rekening te houden van het verschansde
kamp en het veldleger, in geval van nood.
Niets is bekwaam hen te bewegen.
Andere Belgische katholieken, integen
deel, verstaan dat het Belgisch bestaan
maatregelen vergt, lastig en moeilijk om
vervullen, doch dringend noodzakelijk,
willen wij op zekeren morgend door geene
vreemde mogendheid opgeslorpt worden en
dan al de bittere vruchten smaken als een
overwonnen volk behandeld te worden.
Men vraagt zich af of minister Beernaert,
alhoewel partijganger van den persoonlijken
dienstplicht, de meerderheid zal vrij laten
te begaan en do ministerkwestie niet zal
stellen om de vaderlandsche belangen einde
lijk eene oplossing te geven. Tot nu toe
hebben de klerikale ministeriën hunne per
soonlijke edelmoedige gevoelens onder de
voeten vertrapt, om aan het roer te kunnen
blijven en aan hunne bisschoppelijke meesters
niet te mishagen.
Echter zal wellicht de t jd van handelen
aanbreken; trouwens men moet de nieuwe
Maastorten, eens voltrokken, in staat van
verdediging stellen. Het kan niet anders, er
moeten kanonnen en manschappen gevonden
worden.
Denkt gij dat het zal genoegzaam zijn
nogmaals deze menschenbelasting uitsluite-
1 ijk op den schainelen werkman te leggen?
En zou aldus de verdediging van het vader
land en de verzekering van de maatschap
pelijke orde gewaarborgd wezen?
Vraagt het eens aan de vaders of zij den
persoonlijken krijgsdienst verlangen! Het is
klaar, dat men zoo iets vroeg aan de vaders,
en bovenal aan de moeders, of zij niet
verkiezen hunne lieve bedorvene kleinen,
zelfs met baarden, ten hunnent te houden
tot dat ze de dertig jaar bereikt hebben, om
ze niet bloot te stellen in betrekking te
komen met gemeene lieden; en of er voor
hen een zachtmoediger schouwspel is dan ze
te zien wel geboterde boterhammen eten
Een groot aantal ouders zullen voorzeker
antwoorden dat ze dit veeleer verkiezen dan
den persoonlijken dienstplicht. Insgelijks
dat men de vraag stelde of ze niet verkiezen,
in plaats van belastingen te betalen, het
beloop derzelve per post te ontvangen; deze
voorstellen zouden gewis iedereen toelachen
en de belover ware zeker de volksgenegcn-
lieid te bekomen.
Maar mag eene Regeering gehoor verleenen
aan dergelijke lafhertige gevoelens? Mag
eene politieke partij gewetensvol de algc-
meene vaderlandsche belangen slachtofferen
aan zeker persoonlijk gemak en vooroor-
deelen Levert de geschiedenis geene talrijke
voorbeelded op van het verval der volkeren,
die hun gemak raadpleegden vooraleer de
onafhankelijkheid en de vrijheid te verze
keren
De nationale verdediging is eene heilige
en hoofdzakelijke plicht. En moeten de
plattelandschecongreganis ten in gemeenschap
komen met de vrijdenkende jongelingen der
groote steden, zij kunnen er slechts beide b;j
winnen.
In alle geval, de katholieke partij zal de
houding nemen die ze wil, maar zij is
verplicht er eene te nemen, maar dat ze
frank en klaar weze. Indien zij geen man
noch geen kanon toestaat, goed zoo, doch
het Staatsbestuur moet verbonden zijn aan
de partij. Het is onmogelijk dat die dubbel
zinnigheid blijve duren, om reden zij het
bestaa i van Belgie in gevaar stelt. Z. M. de
Koning gevoelt het, zijn plicht is dezen
toestand te doen ophouden.
Het kan niet zijn dat, bij middel van lus-
scliengeslelde personen, de Koning nogmalas
aan de klerikale meerderheid vrage hoe zij
hare vaderlandsche plichten verstaat, en
dat hij voor antwoord krijge dat zij dezelve
niet begrijpt, zonder dat de ministers zich
van den Koning afscheiden of zich verbinden
met de congregatie meerderheid. In beide
gevallen zal men ^en minste toteenen klaren
toestand geraken.
Indien het huidige ministerie, door den
Koning vermaand, eene houding aanneemt
ten voordeele van den persoonlijken dienst
plicht, zal het zich afscheiden van de meer
derheid en de woeste klerikalen zullen alsdan
een ministerie maken, dat algauw door zijne
vrienden zal anti-militarist, maar door de
verstandige lieden van al de partijen zal
anti-nationaal zal gedoopt worden.
Welke macht, welken invloed en welke
vastheid zou dergelijk ministerie nog genie
ten, slechts steunende op de congregatiën en
de sacristien, tegenover de bevolkingen dei-
steden, al Belgen, die begeercnhun nationaal
bestaan te behouden.
Het is een gebruik met nieuwjaar zich
wederzijds geluk te wenschen en, minstens
voor een oogenblik, de kleine min of meer
gegronde grieven te vergeten, welke de eene
tegen den andere hebben kan. Het Journal
dYpres deed ook zijne intrede in het jaar,
dat begint, maar op eene heel andere wijze.
Juist gelijk de slecht opgebrachte mops,
waarvoor men de deur des huizes geopend
heeft, zich door klein geblaf aankondigt,
hier en daar loopt, tegen iedereen het pootje
opheffend, tot dat hij, zijnen meester ont
moetende, met den sleert kwispelt, hem de
hand lekt en zich in liefdevolle betoogingen
krinkelt, zoo deed het Journal zijne intrede
in de zaal van het Stadhuis, het stootte tegen
alles, kefte op iedereen, totdat het zijnen
Mons Colaert er vond, dien het met zijne
streelingen overlommerde. Ha! Mons Colaert,
leve Colaert, Colaert for ever!
Er zijn wel eenige komplimentjes, die
kwalijk gedraaid zijn, maar dat is voor den
schijn. De valschheid, die er uit doorstraalt,
maakt dat men ze liever missen zou en brengt
onvrij willig! ij k het Tiineo Danaos et., .terug.
Maar dat alles is niets en het is daarvan
niet dat er sprake is. Een kcmpliment, eene
onbeschoftheid, eene fleemerij of een greintje
venijn, wat kan dat maken, wanneer het van
het blad der Jezuïeten uitgaat? Wat er is en
moet onthouden worden, het is de theorie
van het Journal over hetgeen het verwacht
of denkt van hem, die met een openbaar
mandaat bekleed is. Jaknikker of klappei,
ziedaar zijne theorie.
Onze gemeenteraadsheeren spreken niet,
zegt het. Waarom zijl gij er dan? Vraagt het
hun. Het is wel reeds gebeurd dat het
vaststelde dat aide Raadsheeren tegelijker
tijd spreken. Als zij spreken, het is te
veel; als ze niet spreken, het is niet genoeg.
Stelt me dan dat Journul tevreden. De
waarheid is dat het Journal maar tevreden
is wanneer het Mons Colaert is, die spreekt.
Ook Mons Colaert weet dat. Ilet is hij niet,
die het Journal ongelijk geven zal. Hij volgt
die theorie met eene stiptheid, dikwijls zeo
moeilijk voor hem als geestig voor de ande
ren. Iemand komt te spreken: Ik heb niets
te zeggen, voegt de Raadsheer-kontroleur
er bij, op hetgeen de achtbare heer X komt
uiteeen te doen, maar ik houd er aan te doen
opmerken dat, enz. En hij spreekt inder
daad, zooals hij het aangekondigd heeft, niet
om iets te zeggen, maar om te spreken. En
dat heet bij de klerikale kliek stoutelijk zijn
mandaat vervullen.
Er is zulk eene heele school in de wetge
vende Kamer. Eene stelling is door een
redenaar volkomen ontwikkeld het onder
werp is uitgeputer is niets meer bij te
voeg.-n. Meent gij dat men tot de stemming
overgianzal, zooals zulk zou kunnen en
moeten gebeuren, tusschen ernstige lieden,
wier bijzonderste bekommering de welvaart
v in het land is? Gij zijt er zoete inèa. Op
denzelfden stond is er ergens een Demosthe-
nus, die het woord vraagt om min of meer
wel en eerder min dan meer wel te herhalen
wat er gezegd geweest is. Dat heet ten hui
dige dage het parlementarisrn. Dat noemt
men juister de babbelziekte, of de zucht om
zijnen naam in de jaarboeken te doen druk
ken. De heer B. heeft gesproken
Welk een eer, welk een eer,
Mijn beste Kamerheer!
Die ziekte heerseht bijzonderlijk, zeggen
wij uitsluitelijk in de klerikale rangen. Onze
achtbare Raadsheeren zitten op dien dwars
boom niet te peerde. Dat bewijst zoozeer
hunne nederigheid als hun gezond verstand.
Aan de anderen het ijdels gebabbel, aan hen
het ernstige van den stiel
Het was zondag. Een godvreezend
vlaamsch dorpeling eindigde, na de mis, de
vespers, het lof en de herberg, den dag, aan
God gewijd, met op een meisje van tien
jaren een der lafste aanslagen te plegen.
Seffens verspreidde zich het gerucht dier
misdaad door gansch liet dorp; doch de bevol
king, hoewel godvruchtig!ijk aan de heili
ge Maagd toegewijd, scheen zelfs niet zich
daarover te moeten verontwaardigen.
En de plaatselijke politiezult gij mij
vragen
O! had er sprake geweest van een wild
konijn op de jacht van menheere den baron,
dan ware de politie seffens naar den lieer
Prokureur des Konings geloopen en de
strengste straf ware te gering geweest om
zulke euveleaad te doen booten.
Maar ziet! de plicktige maakt deel van
de congregatie en het is een kiezer van wie
menheere burgemeester zeker is. Geen schan
daal as-je blieft! Stilzwijgenheid en beschei
denheid naar het voorbeeld der goede
gazetten in dergelijke omstandigheden.
Ongelukkiglijk liep de gendarmerij, die
niet zien kan dat een congregaai schoon
weer speelt met de onschuld van een ander
mans lOjarige meisjes, oiri inlichtingen bij
de moeder van het slachtoffer.
De arme, verschrikte vrouw stamelde een
hoop Jezus, Maria, Jozef en maakte god-
vruchtiglijk het teeken dos kruises. Wat te
doen? Gaat zij niet, met aan het gerecht de
bijzonderheden van de misdaad te laten ken
nen, eene zware zoude bedrijven? Is het
pietje-jjek in persoon niet, die, om haar in
bekoring te doen vallen, zicli onder die haren
mutsen schuil houdt. Gansch van haar stuk,
trekt de ongelukkige zich uit den slag met
eene onbepaalde verklaring af te leggen, die
voldoende is om de haren mutsen te verwij
deren. Dan, zonder eene minuut te verliezen,
loopt zij naar haren biechtvader, de uiterste
raadgever, de eenige onfaalbare geleider van
haar leven.
De zwarte man luistert met een zichtbaar
belang. Hij vermoedt eene erge zaak. Voor
hem is de aanslag iets, maar er is meer
Hoe heet de schuldige? Welke is zijnefamilje,
zijne betrekkingen? Is hij met of tegen ons?
Ziedaar het bijzondersteDat verdient over
weging overhaasten wij ons nietlaat ons
tijd winnen.
En zich pleehtiglijk naar zijne vertrouwe
linge keerende, zegt hij haar: weiger
voorloopig van gelijk welke veropenbaring
aan het gerecht te doen gedurende zeven
naeenvolgende dagen zult gij zeven Onze
Vaders en zeven Weesgegroels lezen, ten
einde de heilige Geest uw verstand kome
verlichten over hetgeen u te doen staat. Ik
- van mijnen kant, ik zal ook bidden en kom
zondag.... mijn besluit vernemen
Het gerecht, dat veel haastiger is, omdat
het meer om het algemeen belang bekom
merd is, wachtte in 't geheel dien tijd niet
af. Het onderlioorde de getuigen, bracht ze
in 't nauw door vergelijkingen hunner blijk
bare verzwijgingen en tegenstrijdigheden en
kwam er toe hun gansch de waarheid te
doen zeggen, voordat de heilige Geest den
tijd gehad had gansch zijn werk te volvoe
ren
Dat is de poel waarin de rechterlijke in
lichtingen in onze verkwezelde dorpen plas
sen. Het is genoeg zeggen dat, telkenmale
zij over kerkratten of pilaarbijters genomen
worden, de heilige Geest zorg heeft verkla
ringen in te geven, die het gerecht verijdelen
en de eer der vervolgden redden.
Eene uitmundende zedeleer, voorwaar,
welke de pauzelijke katholieke kerk in den
schoot der bevolkingen verspreidt!
Ten gevolge van een kwade luim onder
zekere kiezers werd de heer Colaert naar liet
stadhuis gezonden. De eenen zagen in hem
eenen flamingant, en de anderen zagen,
zegden zij, met genoegen eenen controleur»
onder de vroede mannen. Wat M. Colaert
als flamingant beduidt, hebben de liberale
vlaamsche gazetten verteld. Van allo kanten
kreeg Meester Colaert meesterlijke rossingen
over zijn schijn-flamingantisme, en waarlijk
hij had het niet gestolen.
Eu nu de controleur
Wel, wat wordt er op het stadhuis meer
of minder verricht, dan vóór de kiezing van
M. Colaert? Geen dem! Onze vroede mannen
doen eerlijk stads zaken, zooals zij vroeger
deden, en al wat er bij is gekomen is enkel
het regelmatig herhaald gezaag van Moes
ter Colaert. De controleur zaagt, en hij zaagt
op commande, omdat zijne leenheeren, de
ZZ. EE. I1II. Geestelijken hein zuiks opleg
gen. Want wij kennen M. Colaert genoeg
om le weten, dat hij niet is, wat men in don
loop noemt: een overtuigd calotin. - Neen,
hij is enkel eerzuchtig, on zou evengoed
liberaal, independent, socialist of anarchist
kunnen zijn, als hij daarmêe maar op de
parlementaire bazaan kon geraken.
HET WEEKBLAD
.■i-u_i_L» eiH&<&<gggj—