VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT.
Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoncenblad.
IN EN OM ANTWERPEN.
Jaarlijksche premiën
Vierde jaar.
Zaterdag 16" Maart 1889.
Nummer 11.
Het Vlaamsch voor 't gerecht.
Lied van Christus.
De werkstakingen in 't Noorden
van Frankrijk.
Abonnementsprijs voorop betaalbaar: 3 fr. per jaar voor de stad. 3 fr. 50 voor den buiten. Per 6 maanden: 1 fr. 75. Annoncen: 15 cent. per drukregel. Rechter-
"ke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer.Afzonderlijke nummers voor artikels, enz. 8 fr. per 100. Alle
hJ 1 ten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede
die'voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaam.de artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en
onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteitën bevattende worden niet opgenomen.
AiVM 'X ^VEEKBEAD.
Zooals onze lezers weten worden
er jaarlijks onder de inschrijvers 15
premiën verlot. De trekking zal
plaats hebben den 2Ön dezer. De
abonnenten, door het lot begunstigd,
zullen daags nadien de premie ont
vangen.
De personen die met ln April een
abonnement aan 't blad nemen, ont
vangen het tot ln April gratis.
Voor de 3® Kamer der rechtbank van ln
aanleg van Brussel, onder het voorzitterschap
van M. Robyns, werd dezen morgend eene
aanvraag tot echtscheiding gepleten.
Als getuigen in dit proces werden gedag-
veerd MM. Ed. Hendrickx, vader, bestuur
der van den Vlaamschen Schouwburg alhier;
Arthur Hendrickx, zoon, agent voor ver
zekering; De Gheldere, handelaar.
Alle drie zijn Vlamingen en der Vlaamsche
zaak met hart en ziel verkleefd. Welnu, in
de hoogste mate verantwoordigd hebben zij
den tempel des gerechts verlaten, omdat zij
thans met eigen oog gezien en met eigen
oor gehoord hebben, hoe men aldaar den
Vlaming in zijne taal behandelen durft.
M. Hendrickx, vader, drukte het verlangen
uit in het Vlaamsch te worden ondervraagd
en in het Vlaamsch te mogen antwoorden.
Dit bracht den spotlach op de lippen der
rechters
Waarom in 't Vlaamsch? vroeg men.
On le voitc'est un parti pris.
Hoegenaamd niet, liet M. Hendrickx
hierop volgen, terwijl hij fier in de oogen
der rechters keek, ik yraagin het Vlaamsch
te mogen antwoorden omdat het mij past,
omdat ik het zoo wil, omdat ik er aan
houd.
BURCHT.
Verzamelde Indrukken).
Lezer, kent gij het liefelijk Burcht, op den
linkerhoever van de Schelde, nauw eene
mijl van onze goede stede verwijderd Op
een zonnigen dag zooals het najaar er
ons soms, tusschen twee pruilerige dagen
door, eenen schenkt, als om ons des te inni
ger te laten gevoelen, wat wij aan den
zomer zullen verliezen op zulk eenen
dag, zeg ik, moet gij er heen!
Van de breede werf geniet gij een heerlijk
zicht op de rimpelige reede. Zachtekens
zuchtend komen de zilveren golfjes aange
stuwd en breken met een wonderbaar zoet
geklots tegen den schorrigen oever. Ver
kwikkend is het koeltje dat u de slapen streelt.
Gij volgt met belangstelling de langzaam
voorbijtiegende tjalken en Keulsche aken
na, die Rupelwaarts opvaren. De blauwe
trans kaatst zich in den effen waterspiegel
weer. Wat jammer, zegt gijdat die
reine vloed straks door de besmettende aan
raking van het stoomschip, met zijn vuilen
romp en zijne afschuwelijke rookzuil, moet
ontheiligd worden I
Daar staat nevens mij een oude schipper,
een nog kloeke kerel met een open gelaat,
Wanneer de beurt van M. De Gheldere
was gekomen, eischte deze ook dat zijne on
dervraging in het vlaamsch geschieden zou.
C'est probablement encore un ar lis te
du thédtre flamand? klonk op spottenden
toon de stem van den voorzitter.
Neen, mijnheer, riep de getuige ver
ontwaardigd, ik ben koopman in boter.
Kunt gij dan geen Fransch
Ik verkies mij uit te drukken in 't
vlaamsch.
Eindelijk moest M. Arthur Hendrickx,
zoon, getuigen. Hij ook vraagde gebruik
te mogen maken van de Vlaamsche taal.
De Voorzitter. En définüif, c'est
une conspiration.
M. Carré, rechter. (In 't Vlaamsch
tot den getuigen). Welk bedrijf oefent gij
uit? A. Verzekeringsagent.
De Voorzitter (tot M. Carré.) Que
dit-il?A. Agent d'assurance.
De Voorzitter. CommentCommentI
je voudrais bien savoir comment it s'ar
range avec ses clients Waarom spreekt
gij geen fransch, vermits gij natuurlijk
fransch kent? A. omdat ik er aanhoud
Vlaamsch te spreken.
M. Carré (tot den getuige). Er zijn
hier heeren die niets dan Fransch kennen.
A. Ik heb Fransch geleerd, dat zij
Vlaamsch leeren.
De Voorzitter. C'est épatant. Com-
me il s'impose.
Dit proces, vlaamsche broeders, dat met
gesloten deuren plaats had, 't is daarmee
dat wij alles van naaldeken tot draadjen
weten toont u nogmaals wat eerbied som
mige rechters voor ons en voor onze heilige
zaak aan den dag leggen.
En toch durft men beweren, dat onze
eischen overdreven en dat wij heethoofden
zijn.
{Het Land). Men zegge het voort.
zooals meestal onze waterratten zijn. Ik
heb er zelf plezier in, als ik hem daar zie
staan, met een onzeggelijk genot paffend aan
een zwart, onoogelijk baardbranderken en
den blik onafgewend op het water gericht.
Niet dat het zicht van den stroom hem zeer
moet ontroeren. Hij is er mede vergroeid,
met dit schouwspel. De honderden kleine
dingen, welke ons opvallen en met bewonde
ring vervullen, ontsnappen wellicht aan zijn
oog. Maar hij heeft iets ik en weet niet wat
dat hem naar die plaats drijft, als zong er
hem van uit die blauwe baren een Sirenen-
zang'te gemoet. De armen op zijnen schob
bejak gekruist, staart hij droomend de
mosselhengsten en garnaalknotsen na, welke
voorbijvaren.
En hoe bevallen u gindsche Lurchtsche
meiden? Zijn het geen knappe, frissche deer
nen? Zie, de pioenen der gezondheid schitte
ren hen op de wangen! Hoe mollig, dat
zwellende boezemtje; hoe prangend, dat
lijfje! En struisch dat ze zijn? In die poeze
lige handen jammer maar, dat ze zoo rood
zijn! zit mannenkracht Hoe jolig staan
de lodderige kijkers haar in het smakelijke
bakkesje!
Onder degenen, die ook aan de werf
wandelen, bevindt zich een ventje, van zoo
wat in de vijftig jaar, met hooge stijve
boordjes: meer dan waarschijnlijk een
Een onzer lezers zendt ons het onderstaan
de liedje, dat wij met genoegen opnemen. Dit
zangstukje toont, dat ook het werkvolk in
den winkel van onze politieke priesters be
gint klaar te zien, en dat iedereen begint te
begrijpen dat de schoone broederleer
van Christus verwrongen en verkracht
wordt door hen, die zich de echte en trouwe
discipels noemen van dezen welke, om zijne
volksliefde en broedermin,door de toenmalige
priesters en regeerders onschuldig vervolgd
en gedood werd.
Gij, priesters, die ons alle dagen beschul
digt van den godsdienst aan te randen, zijt
er door uwe gelddorst, door uwe heersch-
zucht, door uw lui en rijk leven, door uwe
schandalen, haat en vervolgingszucht de
grootste vijanden van hem die leerde
Broederen, bemint elkander.
steedsch rentenierken van het een-en-twin-
tigste knopsgat. Hij rust op een ouderwet-
schen stok met ivoren handvat. Ik lees het
op zijn gezicht, dat hij op dit oogenblik denkt
Die schoone werf kost nu ommers toch
veul profijteHjker gebruikt worden; ze
moesten daar huizen zetten
La-la-i-olajodelt mij van uit een
bootje eene flinke tenorstem tegen. Een
welbekend Tyroolsch refrein
Ueber Berg und Thai
ist a Wasserfall... -
De spelevaarders zijn nog achter de riet
gorzen verborgen. Ha, daar komen zij te
voorschijn! Twee mammezellekens en
zeer aardige, zelfs! en twee heertjes, met
vervaarlijke snorren, en waarvan een met
een monocle... versierd, zijn de passagiers.
- Ohee, baaske! Zij meren hun rank
vaartuigje aan den eersten meerpaal den
beste vast, daarin geholpen door een jongen
Burchtenaar, die deze functie met zichtbaren
trots waarneemt.
De ionkers Rowing-Society lees ik,
in blauw gestikte letteren, op hun flanellen
borstrok helpen de twee juffers, twee
blondinnekens in frisch rozigen zomerdos
ik ben dol van rozen kleedjesuit de
boot.
Langs den dijk komen vele stedelingen
aangewandeldmeestal dames en juffrou-
Rijsel 13 maart. In elf weverijen
heeft men den arbeid gestaakt. Men vreest
dat de werkstaking zich zal uitbreiden tot
Tourcoing en Roubaix.
De aankomst der troepen te Bailleul heeft
aanleiding gegeven tot eene botsing tus
schen de soldaten en de werkstakers, die
zich op den steenweg hadden geplaatst om
het leger den doorgang te versperren.
wen. De zwakke kunne is het sterkst te
Burcht.
Zooals een leger sprinkhanen in Algerië
de maïsvelden belegert, zoo bestormt eene
karavaan bedelkinderen de rijk gekleede
wandelaars. Zij drennen, aan al wie 't maar
hooren wil, een potpourri op, waaruit
ik het den beste aangeef wijs te worden!
Het eerste deel van hunnen lokzang is,
voorwaar, het koddigste. Het is ge ge
looft het niet? het is Fransch, wat ze
zingen
Wat eene wondermacht moeten zij toch
met die vreemde, geradbraakte woorden op
de bezoekers denken uit te oefenen
Hier en daar vat ik eene zinsnede
C'est pour mou compleziere,
C'est pour mon compleziere!
Kent gij dan Fransch, kindertjes? vraag
ik, zeer geïntrigeerd.
Zij kijken mij met groote oogen verwon
derd aan, en staken hun gezang.
Neeëzegt opeens de moedigste van
den hoop.
Waar hebt ge dan die Fransche liedjes
geleerd?
Bè de zeusterkes! luidt het kort eu
beslissend.
- Zoo, zoo
En nu gaan zij voort in het Vlaamsch, met
al de straatliedjes, waarmede de groote,
HET WEEKBLAD
1.
'k Wil thans eens zingen van u, fanatieken,
Gij, die dwepend en vol paperij
Aanhangt den sleep van de Roorasche Katholieken,
En bezoekt hun Krochten Kringen er bij.
Luistert met aandacht, slechts eenige stonden,
'k Geef in dit lied u het klaarste betoon,
Dat door de priesters onbeschoft wordt geschonken
'CHRISTUS zijn leering, zoo heil en zoo schoon.
2.
CHRISTUS zijn leering, zijn daad en zijn leven,
Ademt de liefde voor alles wat lijdt.
Ziet nu de priesters, hun doel en hun streven,
't Is san 't beheerschen van 't menschdom gewijd.
Romealleene wil de schepten omvatten,
Haar heerschappij wil zij voeren ten top.
Kloosters en kerken krioelen van schatten,
CHRISTUS nochtans was zoo arm als Job.
3.
CHRISTUS die leerde toeest allen broeders,
Mint uwen naaste, vergeldt kwaad met goed.
Maar zijne dienaars, de zielen behoeders,
Dragen slechts afgunst en nijd in 't gemoed.
Geen broeder meer kan hun berte verrukken,
Van dwinglandij waren zij immer de tolk.
Z'helpen steeds meer en meer d'armen verdrukken,
CHRISTUS nochtans was de vriend van het volk.
4.
CHRISTUS die leerde de luiheid verachten,
Werkt en wees vlijtig, zoo klonk zijn gebod.
Daar zijne priesters niets anders betrachten,
Dan lustig te leven in 't zoetste genot,
Met ronde buiken en vet gelijk zwijnen
Aanbidden zij de luiheid 't eiken dag.
D'armen bezwijken en zij zuipen wijnen,
CHRISTUS nochtans heeft vervloekt zulk gedrag.
5.
CHRISTUS verjoeg uit des tempels gewelven,
Kramers en koopers met kracht en geweld.
Maar zijne priesters verkoopen nu zeiven,
Alles bij hen is te verkrijgen voor geld,
Aflaten, gebeden en ook Sakramenten,
Ja zelfs den hemel krijgt g'altemaal,
Als ge maar afstand wil doen van uwe centen.
CHRISTUS nochtans was de vijand daarvan
6.
CHRISTUS die preekte in zijne sermoenen
Tegen vorsten en graven en eiken tyran.
Maar zijne dienaars, de zielen behoeders,
Voor het niets doende gekroonde gespan.
Toch trekken zij als trouwe trawanten,
Het zij in het groot, het zij in het klein,
Met die vervloekte nutlooze gezanten.
CHRISTUS nochtans was 'ne Republikein.
7.
CHRISTUS die leerde: Gelijk zijn de menschen....
Voor ieder die werkt, moeten rechten bestaan,
Ziet hoe de papen, die ons stellig verwenschen.
En hunnen God in het aangezichte slaan.
Eens zal het volk ons levensrecht erven,
Alhoewel de priester nu ons recht betwist,
Want voor de leering wist CHRISTUS te sterven,
Moedig aan 't kruis, als 'nen socialist.