VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT. PolitiekNieuws-, Handels- en Annoncenblad. Vierde jaar. Zaterdag 10" August! 1889. Nummer 32. Beernaert en Cie. Eene beteekenisvolle bekeering. Meester Golaert op de prijsdeelingen. STADSNIEUWS. De Gemeentefeesten. Handwerk. Prijsdeelingen. Abonnementsprijs voorop betaalbaar: 3 fr. per jaar voor de stad. 3 fr. 50 voor den buiten. Per 6 maanden: 1 fr. 75. Annoncen: 15 cent. per drukregel. Rechter lijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers voor artikels, enz. 8 fr. per 100. Alle ^richten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede Üe voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraaf, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamds artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen. Wie is dat Beernaert. Dat is het hoofd van het kabinet, 't is te zeggen van de minis ters. 't Is Beernaert die na den koning de hoogst geplaatste persoon van het land is. Beernaert moet dus, de hooge plaats in gezien die hij bekleedt, een man zijn van karakter, die het hart op de rechter plaats draagt, een man in één woord, die door zijne eigene vijanden geëerbiedigd wordt. Ja zóó zou hij moeten zijn I Maar ia de wezentlijkheid is hij het niet. Beernaert met geheel zijn ministerie bezit ten niet het minste zedelijk gezag meer. Zie hier waarom Als voorstaander van den persoonlijken dienst had hij ofwel dien moeten doen stem men ofwel zijn ontslag moeten geven. Wat doet hij 1 Hij laat zijn princiep varen •a behoudt zijne plaats Hij was tegen de belastingen, ten tijde der liberalen. Hij zegdet dat de belastingen niet noodig waren. Als minister behoudt hij niet alleen de belastingen, maar hij legt er nog nieuwe op Doch wat ten eeuwigen dage tot schande van Beernaert zal blijven zijn zijne betrek kingen met den gekenden Pourbaix, die hij om middernacht in zijn hotel ontvangt. Naar het schijnt hitste Pourbaix binnen eenige dagen zal de kwaadstoker voor den rechtbank voor de ophitsing moeten verant woorden het werkvolk op en liep dan naar Beernaert of de policie zeggen wat er zou gebeuren Het schijnt zelf dat hij dyna miet gaf aan deze die ongelukkiglijk naar zijnen slechten raad wilden luisteren. 't Is nog onder het bestuur van Beernaert, dat er in het ministerie stukken gestolen werden die beschikt waren om geheim te blijven. Diestukken werden door eene fran- sche gazet openbaar gamaakt en den uitge ver van het dagblad schrijft eenen open brief aan het ministerie en zegt dat het geheel goed weet wie de dief is. En niet te min vindt Beernaert hem niet! Men zou gelooven dat men droomt als men zulke dingen leest en 't is, tot schande van België, maar al te waar Kalote en liberaal die recht zijn moeten de handelingen van Beernaert afkeuren en niet kunnen verstaan hoe zulk een eerste minis ter nog twee minuten zijne plaats kan behou den. De gazetten verhalen dat dezer dagen zich in Engeland eene bekeering heeft voorge daan, zonder overgang tot eene andere reli gie. De bekeering, die in Groot-Britanje een zeer grooten ophef maakt, is degene van een Roomsch katholieken priester, den heer A. J. Matthews, rector der kerk van Su Maria, in de stad Bath. Die priester heeft zijne parochianen be kend gemaakt, dat hij van zijn ambt afzag en ziehier in welke hartroerende bewoor dingen hij hun, onder dato van 9" Juli 1889, zijn besluit per brief mededeelt: Zeer waarde vrienden, Ik heb u iets bekend te maken, dat zoo droevig is voor u als voor mij. Deze mede- deeling zal kort zijn, want het doet mij verdriet u te verlaten en het zal u nog meer verdriet baren als gij de oorzaak van mijn vertrek zult kennen. Na lange en angstvolle studies en over wegingen ben ik tot de overtuiging geko men, dat de Joodsche en Kristene schriften, alhoewel zij groote verdiensten hebben, krielen van legendische en fabelkundige ge deelten .- dat zij geen hoegenaamd recht hebben te zeggen dat zij van goddelijke ingeving zijn en dat zij daarover geen enkel bewijs bijbrengen; dat de Roomsch katho lieke kerk hoegenaamd geenen titel heeft dat zij een gezag is door God ingesteld; dat het Pausdom eene menschelijke instelling is, erg onderhevig aan dwaling en bijgeloof, diensvolgens nadeelig voor de geestelijke en stoffelijke belangen van het menschdom dat Jesus-Kristus, alhoewel een heilig en vurig hervormer zijnde, geenszins de Groote God van het Heelal is, maar de zoon van Jozef en Maria; eindelijk, dat noch dui- velsche geesten, noch plaatsen of staten van eeuwigdurende folieringen wezenlijk bestaan maar dat dii nalatenschappen zijn van ouder- wetsche fabelleeringen. Ik leg derhalve heden, in handen van onzen goeden en uitmuntenden bisschop, het priesterambt neer, welk hij mij wel heeft willen toevertrouwen. Alles wat mij toever trouwd was geweest, voor het uitoefenen van mijn ministerie, zoowel in het geeste lijk als tijdelijk domein, zal nauwgezet wor den geëerbiedigd. - Zoodra ik mij zal kunnen ontslaan van mijn huis, zal ik de nabuurschap] van deze kerk verlaten, om ons te ontrukken, u zoo wel als mij, aan de al te pijnlijke herinnerin gen van een verleden, welk zoo gelnkkig was tot op den dag dat de twijfel mijnen geest in opschudding bracht. - Ik heb groote zorg gehad u dien twijfel niet te laten blijken, en om mij te vervangen, heb ik u waardige priesters geleverd, die niet wisten welken strijd in mij geleverd werd. Heden dus, het hart vol weemoed en droefheid, lieve en geachte vrienden, laat ik u in de bewaking vanden Eeuwigen Vader der Zielen. Mochten wij malkaar herinneren in Zijne Heilige tegenwoordigheid! Ik blijf, enz. Arnold Jerome P. MATTHEWS. - Ziedaar iets wat gewichtiger is dan eene bekeering van een protestant tot het katho- licism of omgekeerd. Hier is 't een priester die na lange en angstvolle studies en overwegingen van gedacht verandert en verklaart niet meer te kunnen gelooven wat hij altijd geloofd had. En hier is geen geldbelang of liefde in het spel; het is hij verklaart het zelf uit vastbestaande overtuiging dat hij handelt. Kadodder Colaert heeft de eerste prijsdee- ling onzer lagere stadsscholen bijgewoond en heeft eens zich zeiven kunnen overtuigen van het goed onderwijs en de uitmuntende opvoeding, welke de kinderen daar ontvan gen. Wij betreuren het dat hij niet op al die plechtigheden tegenwoordig is geweest; want zoo hij op eene eerlijke wijze zijne be dieningen van kontroleur naleeft, zal hij niet kunnen nalaten aan zijne vrienden de wijwa tervaten, die de kadodders papieren opstel len, uit een te doen hoe zij gelasterd en gelo gen hebben telkenmale zij onze onderwijsge stichten, onze onderwijzers en onderwijze ressen door de modder sleepten, uitscholden en aan de openbare misachting trachten ter prooi te werpen, hoewel zulks tegen een windmolen schermen was. Doch neen dat zal hij niet, omdat hij tot de kadodderskliek be hoort en dat bij dat slach van lieden alle politieke rechtschapenheid eene doode letter is. Ook is het door logen, laster en dwang dat zij de weinige suffige aanhangers, die het niet uit bate zijn, rond hunne vaan geschaard houden moeten. Moesten zij eens recht voor de vuist met alles voor de pinnen komen en ophouden het volk gestadig kartonnen neu zen op te draaien zij zouden allichte van al wie een weinig gezond verstand bezit gansch afgezonderd moeten strijden voor hunne ver- mufte grondbeginselen. En dat ook ware alles, behalve aangenaam. De IJpersche gemeentefeesten zijn, om zoo zoo te zeggen, voorbij en zij zijn ten volle gelukt. Verleden zondag, dank het prachtig weder, was er zeer veel volk in onze stad. De vreemdelingen en de buitenlieden uit de omstreken waren in dichte drommen naar onze feesten gekomen. Niet alleen op de Markt, inaar zelfs in de bijzonderste onzer straten krioelde het van wandelaars. 's Anderdaags was er wederom veel leven en beweging in de stad en 's avonds, toen de prachtige en eindelooze fakkeltocht zich vormde en in beweging kwam, kou men op de hoofden der menschen gaan. Nooit zagen wij meer volk in onze straten en nooit ook heerschte er onder eene zoo tallooze menigte meer begeestering en vreugde. Onze stad dreunde onder de vreugdeliederen en de hoe ra's werden binst den ganschen duur van den tocht met volle keel uitgegalmd. De vijf tig volksmaatschappijen, die er deel aan na men, hadden alle gewedijverd om den tocht den meest mogelijken luisler bij te zetten. Ook was dat feest groolsch, indrukwekkend en het bracht veel bij om gansch den avond de begeestering en de vreugde aan den gang te houden. De overige volksvermakelijkheden, hoe wel van minder belang, genoten ook den meesten bijval en lokten overal tal van nieuwsgierigen uit. In lange hebben wij geen schooneren Tuin dag gehad en zij, die al hunne krachten in spanden om de feestelijkheden in 't belache lijke te trekken en zoo mogelijk het volk uit onze stad te houden, staan nu daar te gapen lijk zieke koeien op een kapucien. En zij zullen in 't vervolg op de erkentelijkheid van de neringdoeners, die zij zooveel mogelijk hebben trachten te benadeeligen, mogen re kenen. Deze zijn zoo geestig als vischjes in 't water omdat zij een mooi stuiverken heb ben kunnen verdienen en daarvoor zijn zij ons stadsbestuur en hen allen, die aan het wellukken der feesten medegewerkt hebben, volop dankbaar. Morgen, zondag, hebben wij nog tal van lieve en genotvolle vermakelijkheden, die vast en zeker wederom eene ontelbare me nigte volk uitlokken zullen. Mocht de weer- maker nog eens zijne beste geuzenzon uithan gen. dan ware wederom alles om het test in de beste der steden en onze kadodders zouden eens te meer ondervinden dat hunne opent- lijke en onderduimsche pogingen om de fees ten te doen mislukken, water in zee dragen is. Amen. Wij zijn de tentoonstellingen van het hand werk der stadsmeisjesscholen in de Blauwe Zaal gaan bewonderen, en wij durven luidop verklaren dat, onze kostelooze, zoowel als onze betalende meisjesschool alleszins onder de beste der onderwijsgestichten voor meis jes mogen gerangschikt worden. De vrou wen-handwerken zijn er heel belangrijk en hebben er sinds ettelijke jaren een uitmun tende uitbreiding gekregen. De vooruitgang is er van jaar tot jaar zichtbaar en de ten toonstellingen bewijzen eens te meer dat men er nooit op den weg des vooruitgangs stilhoudt. Van af de eerste naaisteek die men aan kinderen leert, welke nauwelijks eene naald liandteeren kunnen, tot aan het volledig kleedsel, dat gesneden' aangepast en genaaid is naar de beste voorschriften der naaikunst heeft men er kupnen bewonderen. Wij kunnen niet nalaten eens te meer de bestuursters en onderwijzeressen over de bekomene uitslagen, die oprecht schitterend zijn, geluk te wenschen. Al de meisjes, die er een volledigen leergang uit doen, zullen niet alleen eene grondige geleerdheid bezit ten, maar zij zullen later, met volkomene kennis van zaken al de bijzonderheden van hun huishouden ten voordeeligsteu mogelijk kunnen schikken, iets dat, vooral bij kleine burgers en werklieden, tegen goud opweegt. Eere dus aan Mei. Vanderhaoghe en Mev. D'Haeseleire, bestuursters der beide gestich ten. De prijsdeelingen aan de leerlingen onzer vier stedelijke ondergestichten hebben deze week in de groote Hallezaal plaats gehad. Telkenmale was die uitgestrekte zaal eivol; een bewijs dat onze bevolking in den bloei van ons wel ingericht officieel onderwijs het hoogste belang stelt. Iedere dier plechtigheden was voorgezeten door de heeren Vanlteule, oud-burgemeester, Bossaert en Cornette, Schepenen, de heeren Gemeenteraadsleden, leden van den Wereld lijken Schoolpenning, vele Officieren van 't garnizoen, der Pompiers en der Burger wacht, Leeraren, Opziener, Onderwijzers en menig bijzondere. De prijsuitdeelingen hebben alle evenzeer bevallen en evenzeer bewezen dat de heilza me pogingen van ons wijs stadsbestuur om de weldaden van het onderwijs overal en onder alle klassen te verspreiden, geene vruchtelooze pogingen zijn. Iedereen heeft er een welsprekend staalke voor oogen ge had van 't gene goede scholen op kinderen vermogen. De kinderen boden zich alle op eene even bevallige manier en met eene even natuur lijke, ongedwongene houding aan om hunne belooningen voor een gansch jaar vlijt, neerst en goed gedrag af te halen. De kQorzangen, zoowel de fransche als de vlaamsche, werden telkens met veel kunst veel samenhang en juistheid weergegeven en lokten ook alle de luidruchtigste toejuichin gen uit. Op de prijsdeeliug aan de leerlingen van het stadscollegie heeft de heer Bestuurder eene kernachtige redevoering gehouden, die handelde over de opvoeding der jeugdr hars. Iet weekblad n-ftfiT-n—

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1889 | | pagina 1