Bijvoegsel aan 't Weekblad van 14 September 1889, Nr 87.
Ontploffing van eene Kardoesfabriek Ontelbare slachtoffers.
Honderden dooden Brand der Petrooldokken.
a I
vriida» 6 September 1889, eenige minuten
AA,- 9 ure werd geheel Antwerpen in op-
v0"'ipino- o-ehraclu door lmt gedruisch eener
S loffinF die in meest al de straten spie
gelruiten en vensterruiten verbrijzelde.
0 il de personen die in huis waren, snelden
„rschrikt de straat op. Ieder vroeg zicli af
elke schrikkelijke ramp onze stad getroffen
Men liep in alle richtingen zonder te
had-
die vervaarlijke ontploffing
weten waar
gebeurd was.
In de bureelen van De Koophandel vlo
gen de vensters open, terwijl op de verdie
ping de ruiten verbrijzeld werden.
De schok was zoo hevig dat in de drukke
rij de letters uit de kasten vlogen en dat
leen enkel van de letterzetters op zijne plaats
bleef-
In een huis der Oude Beurs sloegen bloem
potten, die binnen voor een gesloten venster
stonden, door de ruiten de straat op.
In de Koepoortstraat werden donderde
ruiten verbrijzeld en zelfs spiegelruiten van
ongeveer één centimeter dikte.
Tot in de Lindenstraat toe, nabij het Me-
chelscheplein, werden ruiten verbrijzeld.
In sommige straten der eerste wijk wer
den schouwen afgerukt. In alle straten zag
men stofwolken opstijgen, hetgeen het pu
bliek natuurlijk in dwaling bracht over de
plaats en den aard der ramp.
Dezen beweerden dat de ketel van eene
stoomboot gesprongen was; anderen dat het
dynamiet was die een schip, voorbij Austru
weel, had in de lucht doen springen, terwijl
daarna gezegd werd dat het een magazijn
van kardoezen was, nabij Austruweel, welk
gesprongen was. Eene witte en dikke wolk
steeg in de lucht, die zich weldra over heel
de stad uitstrekte als eene gevaarlijke on
weerswolk.
De ontzetting op de Beurs was onbe
schrijfelijk; al de beursbezoekers vluchtten
onder de gaanderijen te midden van een
regen verbrijzeld glas. De schade, in dit
lokaal aangericht, is zeer groot. Telegraaf-
en telefoondraden werden bijna allen ver
brijzeld. De telegrafisten, denkende dat de
Beurs instortte, vluchtten allen naar bene
den. Eindelijk werd ten stelligste verzekerd
dat de ontploffing heeft plaats cehad in het
kardoezenmagazijn van den heer Corvilain,
buiten de Eeckersche poort.
In den omtrek der Dokken zijn verschei
dene huizen bouwvallig; anderen gescheurd,
van hunne ramen, tfgken of schouwen be
roofd.
De ramp is wel de afgrijselijkste waarvan
ooit Antwerpen,het schouwspel is geweest.
Het gebouw, waarin de ontploffing is
ontstaan, is een depot van kardoezen en
buiskruit, dat uit de kardoezen wordt ge
haald; in dit depot, welk toehoort aan don
heer Corvilain, van Antwerpen, b rustten,
zegt men, ongeveer 50 millioen kardoezen,
komende uit Spanje. Hoe en door welke
oorzaak de ontploffing is ontstaan, is nog
niet gekend, maar zeker is het dat talrijke
werklieden en personen, die zich daarin of
daar omtrent bevonden, op den slag werden
gedood of afgrijselijk gewond.
Op het oogenblik dat wij ons daar bevon
den zagen wij gedurig lijken en afzichtelijk
gewonden op berrien en in rijtuigen naar
de stad voeren.
Het gesprongen gebouw badadt zich ach
ter het laatste drooge dok, in den polder,
nabij de dokken, en wel zoo dicht bij, dat
een schip Le Prince Alberl de Belgique,
dat slechts weinige meters van daar ligt,
met zijne vlaggen om hulp vraagt.
In de weiden, rond het gebouw, liggen
talrijke lichamen, de eenen van hun hoofd,
de anderen van armen en beenen beroofd;
sommigen zijn nog slechts eene afzichtelijke
massa verbrand en verkoold vleesch.
Men vreest dat er ineer dan honderd
slachtoffers zijn.
Het schouwspel is hartverscheurend.
In den omtrek der dokken en langs heel
de Werf zijn alle huizen zwaar beschadigd;
t is er eene volledige verwoesting. Niet
alleen zijn al de ruiten verbrijzeld, maar
ook de jaloeziën en de gordijnen gescheurd.
Van talrijke huizen is zelfs geheel het dak
verwoest of weggenomen.
Het gebouw, waarin zich de machienen
bevinden der waterdrukking, is gedeeltelijk
vernield en de machienen zijn zoo beschadigd
dat ze niet meer bruikbaar zijn.
Ook d® woning van den sluismeester der
niewe dokken is deerlijk gehavend, schier
al zijne meubelen zijn verbrijzeld. De schok
der ontploffing was zoo groot, dat zijne kin
deren werden weggeslinderd en gewond.
Zoodra de slag, die heel de stad en den
omtrek deed dreunen, gehoord was, spoedden
zich de heer burgemeester met schepenen,
raadsleden, andere overheden alsook de po
litie ter plaats, waar weldra pompiers en
de troepen ook aankwamen, om de orde te
handhaven en over te gaan tot liet nemen
^an maatregelen, ten einde de voortzetting
der ramp tegen te gaan.
De personen, die op honderden meters
afstand staan, hooren gedurig geknal m
geknetter.
Naar wij vernemen, had het gemeentebe
stuur, op advies van den heer Royers stede
lijk ingenieur, bepaald verbod gegeven om
daar du kardoezendepot op te richten; doch
liet is de bestendige deputatie, die de toela-
ling heeft gegeven ondanks de weigering
van liet stadsbestuur.
Is dit waar, dau hebben de leden der
bestendige deputatie eene zware verantwoor-
woordelijkheid op zich geladen en zijn zij
de oorzaak dat thans talrijke personen ge
dood en gewond werden, dat onze bevolking
thans een groot getal weduwen en weezen
telt.
Rind drie ure zweeft eene onmetelijke
wolk zwarte rook over onze stad, die haar
ganseh in de duisternis dompelt alsof het
avond was. Deze rook komt voort van de
petroolmagazijnen Kieth en 0°, die door de
ontploffing in brand zijn geslagen.
Overal in den omtrek liggen geheele of
ontplofte kardoezen verspreid, zelfs tot tegen
de Brouwersvliet.
De beweging in de straten, in de richting
der dokken, is buitengewoon groot.
Onmogelijk de schade op te sommen die
heel de stad door aangericht is; men mag
zeggen dat geene straat gespaard gebleven is.
De groote geschilderde glasramen der O.
L. Vrouwenkerk zijn zeer erg beschadigd.
Bovenstaande bijzonderheden nemen wij
uit den Koophandel.
Wij iezen ia het Handelsblad Het is
onmogelijk den verschrikkelijken indruk te
beschrijven, die deze ramp in de stad te
weeg bracht. Duizende en duizende menschen
stroomden naar de Werf; vigilanten, open
rijtuigen en trams, kroppende van volk
brachten gedurig nieuwsgierigen aan.
Van de Werf stroomde net volk naar Aus
truweel. Aan de dokken werd het volk te
gengehouden; men verwittigde dat er nieuwe
ontploffingen konden plaats hebben en het
gevaar dus allergrootst is.
De verwoesting van glasruinen, vitrienen
en daken strekt zich door heel de stad uit.
Men dacht eerst dat de lichter gesprongen
was, w aarin de Memphis een deel zijner
lading poeier had overgeladen. Dit nieuws
werd weldra gelogenstraft.
Zulke slag, zulke vernieling heeft m m in
Antwerpen niet meer beleefd, sedert de boot
van Van Speyck, tijdens de revolutie van
1830, in de lucht vloog.
In de fabriek van den heer Corviiain, waar
de afgekeurde en oude kardoezen worden
geledigd, werken een zestigtal jonge meisjes
en knapen, alsook eenige volwassenen.
Men herinnert zicii dat daar over eenige
weken eene kleine ontploffing plaats liad,
waardoor er twee personen gekwetst wer
den; een hunner is later in het gasthuis
gestorven.
Nu is de ramp onmetelijk.
Een schrik heerscht aan de dokken, zooals
men er nooit een zag. Weenende vrouwen
en kinderen loopen de rijtuigen achterna,
welke de dooden en gekwetsten naar de
verschillende gasthuizen brengen.
De telefoongemeenschap is afgesneden.
De pompiers zijn onmiddelljk met al hun
materieel toegesneld, daar de ontploffing de
groote petroolkete's in brand heeft gestoken,
een brand die nog zoo spoedig niet zal uitge
doofd zijn, daar de vorraad overgroot is.
De schade aan huizen, entrepots en win
kels aangericht moet millioenen bedrageD.
Daken zijn ingestort, de muur van den prui-
sischen hangar helt meer dan een voet over;
duizenden en duizenden ruiten worden, met
voile wagens opgeschept en vele huizen aan
de Werf staan bouwvallig, zoodat de bewo
ners dezen nacht een ander onderkomen
moeten zoeken.
De rookwolk wordt gedurig dikker; om
3 1/4 ure deelt men ons mede dat de tweede
petroolketel vuur vat, alsook gansche stapels
ledige tonnen, die onder de hangars liggen.
Het getal gekwetsten moet overgroot zijn.
Een dienst is ingericht, voor het vervoer der
gewonden, die men hier en daar verspreid
vindt liggen.
Overal in den omtrek raapt men ledige en
zelfs nog gevulde kardoezen op, die hoog en
ver door de lucht geslingerd waren.
Het gevaar voor nieuwe ontploffing schijnt
voor liet oogenblik voorbij
Personen die van Stuivenberg komen,
melden ons dat dooden en gekwetsten met
dozijnen, ja, tot in hondenkarren en op plat
forms worden aangebracht.
Men ziet er verschrikkelijke verminkten.
Van eens vrouw waren de borsten letterlijk
afgerukt. Al de gekwetsten zijn zwart als
kool. Ilun gekerm verscheurt het hart van
den voorbijgangers, en menigeen weent bij
liet zien van al die ellende.
De rijtuigen, waai in vreemdelingen zitten,
worden genomen cm jlo gekwetsten te ver
voeren.
De dienst van de gekwetsten is goed inge
richt. Dokiers en geestelijken zijn ter plaats.
Een aantal personen zijn gewond door het
breken der ruiten, liet vliegen der dakpan
nen en het vallen van sleenen.
Men ontmoet op ieder obgenklik, personen
die aan hoofd of handen verbomAn zijn.
Het gejammer der vrouwen, die denken
dat zij kinderen of man tusschen de slacht
offers hebben, is hartverscheurend.
De winkels aan de dokken en Werf zijn
grootendeels gesloten, ten gevolge van het
breken der vitrienen.
Op het oogenblik dat wij dit schrijven,
duurt de brand ia do petroolmagazijnen ge
durig voort en neemt in lievigheid toe.
De smoor, die door de poeier-ontploffing
wit was is nu, door den petroolbranJ, pek-
zwart: de zon werd er doir verduisterd.
De vlammen slaan hoog op.
Gedurig hoort men een dof gedomtnel,
even alsof men in de verte een bombarde
ment denkt waar te nemen het zijn petrool-
vaten die springen.
Het loodsbëstuur is erg gehavendde rui
ten zijn uitgeslagen, liet dak is vernield.
Men belet aan iedereen den brand te na
deren, aangezien het gevaar dat zich van
alle kanten opdoet.
De pompiers en soldaten werken aan liet
ophalen van dooden en gewonden.
Men haalt lijken van onder depuinen:
men voert karren weg, waarop zes en acht
dooden liggen.
De pompiers zijn met alle bluschgerief ter
plaats; doch men kan tegen het geweld der
vlammen niets uitrichten.
Van alle kanten komen soldaten en gen
darmen aan, om de redding kloekmoedig
voort te zetten.
De slag werd zelfs tot Lier gehoord.
Bij iedere aankomst der treinen, komen er
nieuwsgierigen aan.
Het volk in den omtrek der ramp, kan op
honderd duizenden geschat worden; men
verdringt zich ten allen kante, en zelfs daar,
in dien drang, is het gevaar groot.
Ziehier nog eenige bijzonderheden die wij
uit andere dagbladen putten: Het getal dco-
den bedraagt, volgens men schat, het cijfer
126.
In de kardoesenfabriek arbeiden 200 jon
gens en meisjes.
Op het eerste gerucht der ramp zijn talrij
ke priesters en kloosterlingen toegesneld, om
hunne hulp aan de gekwetsten te verleenen.
In de gansche stad hoort men niets dan
gejammer en gekerm; het is een schouwspel
zoo vreeselijk als er ooit een te zien was.
In de bureelen van liet dagblad Le Pré-
curseur, gelegen op een uur afstand, zijn de
vensterblinden afgerukt.
Brokken der ontplofte fabriek zijn meer
dan 1500 meters verre de stad ingevlogen.
Een kind werd door de ontploffing een
twintigtal minutten ver van de kardoezen-
fabriek geslingerd.
De brand der petroolmagazijnen zal waar
schijnlijk eenige dagen duren.
Men vreest dat het vuur zich niededeele
aan do reservoirs, waar er 15,000 vaten lig
gen.
Kinderen die in de weiden van Austruweel
speelden zijn gedood.
Gisteren avond, om 9 ure, lagen er reeds
in de hospitalen 80 dooden en een honderdtal
gekwetsten. Voor de hospitalen bevindt zich
eene jamerend menigte. Men ziet er hart
verscheurende tooneelen.
Het wordt in eene briefwisseling aan een
brusselsch dagblad bevestigd dat liet stads
bestuur aan den heer Corvilain verboden had
zijne kardoesen te Austruweel neer te leggen
en te behandelen, maar dat de Bestendige
Deputatie hem de toelating heeft gegeven.
De heer Corvilain had eerst begonnen zijne
kardoezen zonder toelating te stapelen. De
politie vernam zulks en beval hem zijn
werk te staken. De lieer ingenieur Royers
maakte een verslag, waarin hem voorspulde
wat nu gebeurd is.
De bestendige deputatie behield het ge
sticht dat de zeeinstellingen van Antwerpen
bedreigde. Welke verantwoordelijkheid heeft
de bestendige deputatie op zich geladen
De in brand staande oppervlakte is eene
hectare groot. De vlammen stijgen twee
honderd meters hoog.
Ilet Kursaal, over de Schelde, aan 't
Vlaamsch hoofd, heeft veel geleden met den
schok.
Een meisje van 16 jaar werd op een hon-
der 'ta! meters v in de plaats der onlploffiing
geworpen; zij stond op en had geen letsel.
Een ander meisje, op meer dan drie honderd
meters ver gevallen, had maar den arm ge
broken en stelt het betrekkelijk goed.
La Réforme beweert dat er 300 dooden
en 1000 gekwetsten zullen zijn. De branden
de olie loopt in de bassijns en steekt de sche
pen in brand.
De genie neemt de lijken der vrouwen op.
Men heeft den rook tot Mechelen gezien.
Ook te Gent werd rond 5 ure de lucht nogal
duister: men schrijft dit toe aan de wolken
rook die van Antwerpen lot over onze stad
zijn gedreven.
Uit St-Nikolaas schrijft men: Dezen ach
ternoen, rond 2 ure, is in onze stad eene
heiige ontploffing gehoordde huizen daver
den op hunne grondvesten; deuren vlogen
open. Heel de bevolking liep te zaaien.
Een onzer lezers te Bassevelde schrijft ons
dat hij ten dooven slag .der ontploffing te
Antwerpen heeft gehoord. Een paardkoop-
man, zoo meldt hij ons ook, die zich tusschen
Breskens en Groede, in Holland bevond,
heeft ook den slag gehoord. Een vlasbewer
ker van St. Jan in Ereino, stond op zijne
vlasroode die op het water drijft en hij voelde
den schok, dus op eenen afstand van 75 kilo
meters. 't Is ongelooflijk en toch waar.
De heer Corvilain was te Parijs. Hij is
met den nachttrein te Antwerpen aangeko
men.
I e heer minister Devolder was Zaterdag
avond ter plaats.
De nacht te Antwerpen.
Het schouwspel was des nachts grooiscli
in zijne afgrijselijkheid. De in vuur en vlam
staande oppervlakte beslaat ongeveer tien
hectaren, waaruit eeae zee van vlammen op-
stijgddaarboven verheft zich het ontzaglijke)
kolom zwarte rook.
De ontploffing der petroolvaten vormt een
onafgebroken vervolg van kleine losi randin
gen, van tijd tot tijd hoort men eene zwaar
dere en rijzen er vltmipijlen pp, dj eene
hooger dart de andere. De braul schijnt in
plaats van te verminderen, nog in kracht toe
te nemen.
Men denkt er overigens niet meer aan om
hem te bestrijden. De rol der pompiers be
paalt zich om 1e trachten een enkel punt te
behoeden: een zinken petróoibewairder, die
zich gelukkiglijk nog buiten het bereik der
vlammen bevindt, die door den wind naar
den anderen kant gedreven worden.
Veel ongelukk;gen zullen verplicht zijn den
nacht i opene lucht, doer te brengen. Bij de
klaarie van den brand wikkelen zij zicli in
hunne dekens, om te trachten te slapen tus
schen een hoop gebroken meubels, die hun
huisraad heeft uitgemaakt.
Er zijn er die tenten opslaan met behulp
van zeildoeken wagendeksels; anderen ma
ken boven hun hoofd planken vast, derwijze
om tot dak te kunnen dienen.
Maar weinigen zullen kunnen slapen.
Allen zijn gefolterd door de zelfde gedachte
die van hunnen óndergang. En de vraag, die
men langs alle kanten hoort herhalen is:
Wie zal ons schadeloos stellen Wie zal ons
redden uit de ellende
Treurig ziet liet er uit rondom de dokken
en de hangars, waaruit nog altijd vlammen
en dikke rookwolken opstijgen.
Iedereen wil het looneel der ramp van
dichtbij aanschouwen, hoe gevaarlijk het ook
zij, en elkeen komt verslagen, ontroerd, zoo
ver mogelijk bij de vuurzee, en is getuigen
van de treurigste tooneelen van jammer en
ellende.
Al de groote houten gebouwen, die tot
werkhuizen dienen voor de scheepstimmer
werven ltetsin en anderen, liggen in puin.
De ijzeren hangars langs de kaai der Afrika-
dok liggen plat,. Van de herberg Congoland,
nevens den astruweelschen steenweg, slaan
nog slechts twee bouwvallige muren reclit.
Deze herberg was eerst door den schok in
gestort en vervolgens door de gloeiende
kogels in brand gestoken.
Al de huizon langs dien steenweg staan
bouwvallig even als de meeste huizen van
A ustruwéel zelf.
De steenweg, de dijk, de weiden zijn
overdekt met miljoenen kardoezen, welke
door werklieden, kleine- en groote jongens
in doozen, zakken, zakdoeken bijeen verza
meld worden, en duizende stukken verbrande
hout, sleenen, enz.
En terwijl men van op den dijk het ramp-
tooneel overziet, hoort men nog altijd het
geflakker der vlammen, waartusschen het
gezucht der stoomspuit en het ontploffen nn
cn dan van een petrooh at dat in stukken
springt.
■I Tii.il If I"1 ag—H»WII||""IW"—
■k VB B B