zware gevelde SPARREN
eiken en beuken BOO MEN
VERSCHILLENDE TIJDINGEN.
VERKOOPING
Ongeluk.
Koormaatschappij.
Maatschappij Burgerwacht
Eene zonderlinge misgreep.
Bedenkingen
over de Boterfabriek te Kemmel.
s r
w
Burgerlijke Godshuizen
13S koopen
19 koopen
op Woensdag 10 Februari 1892
Sieur Henri Priem, huurhouder hier ter
stede, heeft, bij het te huis komen eener
reis, al van zijn rijtuig stappen zijn been ge
broken.
Henri Deleye, werkman in de statie,
heeft al vallen ook zijn been gebroken.
Woensdag aanstaando, geeft deze maat
schappij eene muziekfeest (Soiree Tabagie
in haar lokaal Gouden Arend, om 8 ure
stipt.
YPEREN.
Schieting van 21 Januari
Gewoon cibel.
Boedt Leon 25 25 20 25 25 '120
Butaye Arthur 25 20 20 25 25 115
Minnekeer Ange 25 25 20 20 25 115
Masscheleyn Alp. 20 25 25 25 20 115
Froidure Robert 20 25 25 25 20 115
Vermeulen H. 25 20 25 25 20 115
Ligy Albert 25 25 25 20 20 115
Justice Jean 20 15 25 25 25 110
Gaimant 25 20 20 20 25 110
BURGERSTAND.
van den 15 tot den 22 Januari 1892.
Geboorten.
Mannelijk geslacht 7. Vrouwelijk id. 8.
Huvvelij ken.
Boesinghe, 19 Januari 1892.
Mijnheer de uitgever,
Zaterdag avond is hier een zonderling feit
gebeurd, dat bewijst hoe rechtzinnig pastoors
en kapelaans het geestelijk welzijn van hun
ne parochianen ter harte nemen. Wat ik u
vertellen wil is geschied met onzen politie-
ken onderpastoor, die volgens zijn zeggen
hemel en aarde zou doen beven om eene ziel
voor den hemel te winnen, maar die door
zijne daden toont dat hij zooveel geeft om de
verlossing eener ziel als een aap om eene
nootschulp.
Ziehier het voorval
Pieter Vermeersch, een dood braaf man,
die langs de Elverdingsche kalsijde woont,
was zoo gevaarlijk ziek dat men het noodig
oordeelde hem de HH. Sakramenten te moe
ten doen toedienen. Spoedig liep men naar
den kapelaan, dien men niet te huis vond, en
de meid zegde dat men bem waarschijnlijk
zeu gevonden hebben bij zijnen vriend Kemel
maar noch kapelaan noch Kemel waren te
vinden, aangezien zij hunnen avond waren
gaan doorbrengen bij eene jonge weduwe.
Er was geen tijd te verliezen en men liep
naar het huis van de weduwe, waar men
eindelijk erin gelukte de hand op de kape
laan te leggen.
Spoedig, als 't u belieft, M. Kapelaan,
Pieter Vermeersch is in stervensnood en men
zou hem willen doen berichten.
Wie! vroeg de kapelaan.
Pieter Vermeersch, langs de Elverding
sche kalsijde, Mijnheer.
Goed, zeg dat ik dadelijk komen zal.
De man vertrok en eenige minuten nadien
bereidde zich de kapelaan om aan zijn ver
zoek te voldoen. Doch eensklaps scheen hij
verlegen, want hij wist niet waar gaan om
den koster te vinden, die hem moest verge
zellen.
Wat nu gedaan zeide hij, ik kan toch
niet wel alleen gaan. Vriend Kemel, gij
zoudt mij moeten het pleizier doen den kos
ter te spelen en meê te gaan met den lan-
teern.
Ja maar.... stamelde de andere.
Kom, kom, er valt niet te dralen, gij
kunt zoowel den dienst vervullen als de kos
ter, 't is al gelijk wie er Ons Heer uitlicht.
Welnu, sprak de andere, om u aange
naam te zijn zal ik wel den koster spelen.
Men ging naar de kerk, waar de kapelaan
de lanteern ontstak, het beursje met de be
rechting nam en de bel in Kernel's handen
duwde, Men vertrok, maar nauwelijks had
den zij eenige stappen gegaan of de kapelaan
bleef stil en vroeg aan Kemel
Maar zeg eens, waar is 't dat we zijn
moeten De buitenlucht heeft mij zoo duize
lig gemaakt dat mijn hoofd draait en ik heb
den naam en het adres vergeten van den
man die wij berechten moeten.
Kijk, ik ook zei Kemel en na zich wat
bepeisd te hebben riep hij eensklaps uit
Ha! het komt mij te binnen,'t is bij
Pier Cander, den wagenmaker.
Zijt gij er wel zeker van
Heel zeker! de man is sedert lang ziek
en 't is daar dat wij zien moeten.
Als 't alzoo is, gauw, zei de kapelaan.
En zij vertrokken naar het huis van Pier
Gandre, die langs een geheel anderen ^ant
woont. Daar gekomen, hoorden zij noch ruit
noch muitalles was er doodstil en men be
merkte er niet het minste lichtje.
Dat is aardig, zei de kapelaan, men zou
zeggen dat men ons niet meer verwacht.
Laat ons kloppen.
Kemel klopte en na eenige minuten vroeg
eene stem
Wis is daar?
Doe spoedig open, zei de kapelaan, wij
komen Pier Candre berechten.
Wie, Pier Gandre, maar dien ben ik.
En gij komt mij berechten!
Zeker, men heeft ons daar zooeven
komen halen.
Maar ik ben niet ziek
Hoemen zei dat gij in stervensnood
waart.
Welnu, men heeft u bedrogen, sedert
veertien dagen ben ik genezen en nog nooit
ben ik gezonder geweest dan nu.
Onze twee mannen stonden te kijken ge
lijk eene koe voor eene balie, toen Pier
Candre eensklaps zei
Maar is 't bij Pieter Vermeersch niet,
langs de Elverdingsche kalsijde, dat gij zien
moest? Men zegt dat de man op zijn laatste is.
Zoo is 'tl riep Kemel uit, nu komt het
mij te binnen.
Eu de kapelaan en Kemel keerden op
hunne stappen terug en drendelden langs de
Elverdinghestraat, recht naar Pieter Ver
meersch, waar zij eindelijk aanlandden.
Maar toen zij zich aanboden om den zieke te
berechten, zei men hun dat de man reeds
overleden was.
Groot was hunne verwondering dat de
zieke gestorven was zonder hun af te wan
ten, en, van nood eene deugd makende,
keerden zij al tjaffen terug naar de kerk.
Het moet zijn dat de nacht zeer donker was,
of dat de koude lucht nog meer op de her
sens der berechters had gewrocht, want
's anderdaags bemerkte de koster dat de lan
teern gebroken was, en menschen die naar
de mis gingen vonden er de stukken van in
den gracht. Natuurlijk werd dit feit nog al
veel besproken, en elkeen vroeg zich af wat
men moet denken van een man die zooveel
in zijne kuip dondert tegen dezen die zonder
berecht te zijn of gebiecht te hebben deze we
reld verlaten, en zoo lichtzinnig te werke
gaat met hen die hij in hunne doodstrijd moet
bijstaan.
Mijnheer de uitgever, dit voorval is waar
gebeurd, en gij zoudt mij verplichten het
eens aan uwe lezers bekend te maken. Alzoo
zal iedereen nu onzen politieken Kapelaan
naar weerde kunnen schatten.
(1* Vervolg).
Ons voorgaande schrijven eindigden wij
met te zeggen dat wij niets hebben tegen de
fabrieken en waarom
Hetgeen wg over de fabrieken in't alge
meen bekenden, geldt ook voor de boterbe
reiding, vooral in streken als Kemmel en 't
omliggende, waar 't kleinste deel van den
grond als weiland wordt gebruikt en het
overige bouwland is. Jmmers, wij weten het
allen, hoe de boer in dergelijke streken, om
dat hij betrekkelijk weinig melk per dag
krijgt, genoodzaakt is langen tijd te garen,
vóór hij eene voldoende hoeveelheid heeft om
te karnen. Wij weten het ook, hoe door 't
lange staan de hoedanigheid der melk ver-
mindert, hetwelk ten gevolge heeft voor
eerst, dat de hoedanigheid der boter vermin
dert, en ten tweede dat deze zich dikwijls
niet in voldoende hoeveelheid van de melk
afscheidt. Wij weten 't eveneens hoe, door
de geringe hoeveelheid boter die een boer in
deze streken verkrijgt, hij deze niet of zeer
bezwaarlijk in potten kan slaan, omdat het
lange wachten weeral de hoedanigheid der
boter zou verminderen, en hoe hij dus, veel
tijds gedwongen is ze aan den winkelier of
op de markt te Yperen of op andere markten
nog te verkoopen. Dat alles heeft tengevolge
dat onze boeren voor hunne waar slechts een
prijs maken, welke verre daalt beneden den
gewonen marktprijs van Parijs, Londen en
elders.
In dat alles zou een goed ingerichte boter
fabriek, wij stemmen dit toe, verandering
bfengen. Wanneer alle boeren daarheen
hunne melk1 brachten, dan zou niet alleen
dagelijks melk in voldoende hoeveelheid aan
wezig zijn, om iederen dag boter te berei
den, maar de hoeveelheid zou tevens groot
genoeg zijn om ze in te pakken en er mee op
de bijzonderste markten te concurreeren. Er
zou dus een hooger prijs voor de waar kun
nen bedongen worden.
Zelfs al verkreeg ieder boer hier melk ge
noeg om zelf dagelijks te kunnen karnen, en
al maakte hij boter genoeg om ze wekelijks
in groote hoeveelheid naar de beste markten
te zenden, dan zou nog eene goede ingerichte
boterfabriek tot gevolg hebben, dat er meer
en beter boter werd voortgebracht. Immers,
in de fabriek zouden groote hoeveelheden
melk verwerkt worden, en nu zal iedereen
toestemmen, dat het voor den boer voordee-
liger is driemaal achtereen op één dag te
karmen, dan drie dagen achtereen ieder dag
éénmaal. In de fabriek zou dit voordeel nog
sterker uitkomen.
In de tweede plaats zouden de werklieden
der fabriek zich alleen met de boterbereiding
te bemoeien hebben, terwijl een boer of boe
rin nog bovendien zooveel andere bezigheden
heeft. Hierdoor zouden de werklieden niet
alleen meer zorg aan hun werk kunnen be
steden, maar ook door het aanhoudend wer
ken beter geoefend worden.
j In de derde plaats kan in de fabriek ieder
een met een vast onderdeel van het werk be
last worden, terwijl nu de boerin alleen of
met hare meid alles moet verrichten en daar
van zou al weder meer zorg voor, en beter
oefening in het werk 't gevolg zijn.
En eindelijk in de laatste en niet in de
minste plaats, de machinale boterbereiding
is niet van zooveel toevallige omstandighe
den afhankelijk, als dit met de bereiding bij
den bóer het geval is.
Dus, niet alleen te Kemmel, maar overal
zou èene welingerichte boterfabriek tot re
sultaat hebben, dat met minder kosten meer
en beter boter verkregen werd en dat dus
voor de waar een hooger prijs kon worden
bedongen.
Wij besluiten: de boterfabriek kan niets
dan voordeel aanbrengen, maar!!
Wordt voortgezet.)
Hartzeer! Havré (Henegouw), 26
Februari 1890. Sedert twee jaren leed ik
aan gebrek aan eetluste slechte spijsverte
ring, hartzeer; sedert ik de Zwitsersche Pil
len gebruik hebben al deze kwalen opgehou
den onder den gelukkigen invloed uwer
goddelijke Zwitsersche Pillen. Ik ben er zeer
voldaan over en kan ze niet genoeg aanbe
velen. Toussaint Ferdinand.
(Handteeken gewettigd). (22)
Van een voorvaderlijk gebruik af
komstig. In Engeland was het vroeger
een stelregel, dat een meisje niet mocht
trouwen voordat zij linnen voor ondergoed,
tafel en beddegoed had gesponnen. Vanda?~"
het Engelsche woord: spinster vofrte
eene ongetrouwde vrouw, welken naam zij
nog tegenwoordig behouden heeft.
Voorheen en thans. Een Trans-
vaalsch liedje stelt op laconieke wijze als
volgt verleden en heden in de Transvaal te
genover elkander;
1880
Boer ploeg hem moe
Dogter melk die koe
Vrouw is antspinne;
Seun ry gerve binne
Geld in die kas
1890
Boer is op swier
Dogter speel klavier;
Vrouw sit in satyn
Seuntje leer latyn
Plaats is belas
Gedurende het jaar 1890 hebben 174
ontrillingen en botsingen van treinen plaats
gehad, waarvan 50 met reizigerstreinen en
124 met goederentreinen.
Van die 174 hebben er 18 de volgende na-
deelen gehad voor personen 1 reiziger werd
gewond en 5 gekneusd2 ijzerenwegbedien-
den werden gedood, 19 gewond, 12 ge
kneusd.
Door eigene onvoorzichtigheid werden 6
reizigers gedood, 60 gewond en 5 gekneusd.
Van deze 71 werden er 40 getroffen met
uit een ingang zijnden trein te springen; 16
met in de standplaats te wandelen; 10 met
het sluiten der wagondeuren en 5 in andere
omstandigheden.
4
2-
2"
Sf
2.
■g g.
H
hj
w
ts
Chocolat Baron Antwerpen is overal gevraagd.
VAN YPEREN.
dienstig voor alle slach van werken
WYTSCHAETE
in de bosschen genaamd Alderelst
en Huiker bij de herberg De Sterkte
om 12 ure 's middags, door 't ambt
van den Notaris BUTAYE te Yperen.
Baeyen Victor, goudsmid en Wallaert Helena,
zonder beroep.
O verli j dens.
Verraes Euphemia, 68 jaar, zonder beroep, onge
huwd, Bollingstraat, 12.
Denis Fidelia, 73 jaar, daglooner, weduwe van
Dewilde Pieter, Meeuenstraat, 5.
Watteeu Maria, 32 jaar. daglooner, echtgenoote
van Bailleul, S4' Goddelievestraat.
Claeys Rosalia, 77 jaar, zonder beroep, onge
huwd, S4 Jacobs kerkhof, 11.
Verniest Louis, li jaar, iangzager, echtgenoot
van Vanacker Rosalia, Weduwenstraat, 4.
Dekyndt Amandus, 78 jaar, zonder beroep, onge
huwd, S4 Jacobs-buiten, 108.
Goethals Maria, 58 jaar, kantwerkster, onge
huwd, S4Jaeebs straat, 12.
Germonpré Maria, 76 jaar, kloosterlinge, S4 Ja
cobs kerkhof, 11.
Busschaert Theodorus, 65 jaar, daglooner, echt
genoot van Moerman Amelia, Meenenstraat, 5,
Ryckaseys Augustinüs, 71 jaar, zonder beroep,
wtduwaar van Danse Lucia, Boterstraat, 101.
Dumélie Barbe, 60 jaar, modiste, echtgenoote
•an Lemeire Honoreus, Rijselstraat, 131.
)onné Isabella, 69 jaar, dagloonster, echtgenoote
Verminck Jean, Meenenstraat, 5.
Verghote Coleta, 60 jaar, dienstmeid, ongehuwd,
Lombaardstraat, 43.
Devriese Rosalia, 61 jaar, zonder beroep, echtge
noot van Lemahieu David, Meenenstraat, 5.
Vercamer Rosalia, 68 jaar, zonder beroep, wedu
we van Delrue Louis, S4 Jacobsstraat, 52.
Vanhoutte Octavia, 56 jaar, kantwerkster, onge
huwd, Meenenstraat, 5.
Deruyter Josephus, 68 jaar, daglooner, echtge
noot van Colaert Louisa, Neerstraat, 35.
Bartier Maria, 55 jaar, huishoudster, echtgenoo
te van Vanhove Servaas, S4 Jacobs-buiten, 200.
Buseyne Amelia, 83 jaar, zonder beroep, onge
huwd, Thouroutstraat, 18.
Dieryck Maria, 61 jaar, huishoudster, weduwe
van Mahieu Renaat, S4 Nieolaas-buiten, 111.
Verhack Virgsnia, 72 jaar, winkelierster, wedu
we van Fockenier Ernest, Kiekenmarkt, 12.
Verheylewegen Albertus, 67 jaar, zonder beroep,
echtgenoot van Bousson Maria, Rijselstraat, 134.
Decostar Desiderius, 61 jaar, zonder beroep, en-
gehuwd, Goude Konijnenstraat, 14.
Maes Maria, 67 jaar, huishoudster, weduwe van
Dethoor Josephus, Thouroutstraat, 37.
Waelkens Amelia, 62 jaar, zonder beroep, wedu
we van De Busscher Josephus, Bollingstraat, 12.
Ghysel Jeanne, 71 jaar, zonder beroep, ongehuwd
Bollingstraat, 12.
Kinderen beneden de 7 jaar
Mannelijk geslacht 5. Vrouwelijk id. 0.
«-Tira »»6CT0«o<T~r-n—
CD*
»-3
CO
O.
co
to
UT
Cd W KI w H
o p o 0 p o p
0 o
CD fl.
Sü
co
<1 09
Ct> 09
CD
o w h ►-< m
O O h M co h CO
O O O O O O
00 o O O O O O
co
O
O
O
W W H w w
k»- O W
O O O O UT (O
o o o ut to
O M H I—I
UT O 00 to CO 00
GO g o O O o O
to o O O O O O
co
O .A to W H M
to O P k- ÜT O) O jO
O O g UT O UT o
oo°ooooo
o
95 IL
c- O
V
4- i?
5- a
1 O.
O
o
pc
CG
Ch
p
0
0
p
oo
O
to
to
CO
p
0
a
p
00
O
to
w
w
«H
VAN
EN VAN
TE