VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT.
PolitiekNieuws-, Handels- en Annoncenblad.
DE VERSTOOTELING.
Zaterdag 4n Juni 1892.
Nummer 23.
ONTBINDING
Kamer van Volksvertegenwoordigers
en van den Senaat.
Kiezing van 14" dezer.
De Heilige Inquisitie in Spanje.
STADSNIEUWS.
Zou het waar zijn?
Abmaementsprijs voorop betaalbaar: 3 50 fr. per jaar voor de stad. 3 fr. voor den buiten. Per 6 maanden: 1 fr. 75. Aanoncen: 15 cent. per drukregel. Rechte
lijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. - Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers voor artikels, enz. 8 fr. per 100. Alle
berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. Deannoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede
die voor het buitenland worden ontvangen 3 oor den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en
ondert.eel.end toe te zenden. Artikelen ongetéekend ofpersonnaliteiten bevattende worden niet opgenomen.
Kieskollegie van het Arrondissement Yperen.
Aigemeene hernieuwing der 2 Kamers.
KIEZING m 14 JUNI 1892.
Bericht.
De Voorzitter van het Hoofd-bureel
heeft de eer ter kennis van de heeren
kiezers te brengen, dat hij de voor
stelling der kandidaten, hunne aan
vaardingen en de lijsten der getuigen
en bijgevoegde getuigen die zij zullen
aangewezen 'hebben, zal ontvangen
den Dinsdag 7n en den Woensdag 8n
Juni 1892, van 1 tot 4 ure des namid
dags, in den Raadkamer van het Pa
leis van Justicie.
Eens dit tijdbestek verloopen, zal
geene voorstelling of aanvaarding
van kandidatuur, noch aanwijzing
van getuigen meer ontvankelijk zijn.
Van den Donderdag 9n Juni 1892,
kan er kennis genomen worden, ter
zelfde plaats en uren, van de officiëele
lijst der kandidaten, door de kandida
ten zeiven alsmede door de kiezers
die hen hebben voorgesteld.
Yperen den 28 Mei 1892.
J. IW EINS.
Op weinig uitzonderingen na zal
er in al de arrondissementen gestre
den worden, zelfs daar waar de kle-
rikalen in lange jaren niet meer be-
(NOVELLE)
(le Vervolg).
Ik was gewoon in de Gouden Snip af te
stappen, telkens mijne beroepsbezigheden
mij in de streek riepen. Ook toen vader
Knokel, de waard der afspanning mij bin
nenleidde, deed hij zulks met de muts in de
hand, den glimlach op de lippen en de lief
talligheid die hem onderscheidde in tegen
woordigheid van goede klanten.
Welk geluk u weder te zien, zegde hij,
terwijl hij eene diepe buiging maakte. Reeds
lang heeft de Gouden Snip zich beklaagd
de eer van uw bezoek niet meer te genieten.
Jan, licht mijnheer vóórSuzanna, zorg
voor het avondmaal.
Maar terwijl Jan zijne lantaarn aanstak
en Suzanna naar hare keukenkachel liep,
bemerkte ik dat baas Knokel's bolronde en
roodgekleurde tronie op eens eene norsche
uitdrukking kreeg.
Wat verlangt mijnheer? vroeg de waard
kortweg.
streden waren, moeten ze thans de
zolen hunner voeten afloopen om
hunne kiezers op te trommelen, want
ze weten maar al te wel dat wanneer
het volk vrij zijn gedacht zou mogen
uitspreken, ze met hunnen papenboel
zouden wandelen gezonden worden.
Zoo moet het zijn: overal moet den
klerikaleii getoond worden dat er nog
leven in de liberale partij zit, en deze
slechts het gunstig oogenblik afwacht
om de vrijheid in België te doen ze
gepralen. De strijd in de fanatiekste
arrondissementen, zonder de minste
hoop op overwinning aangegaan,
heeft niet alleen voor onmiddelijk ge
volg de liberalen uit hunnen slaap
wakker te schudden, maar verplicht
de klerikalen in deze arrondisse
menten overgroote sommen gelds te
verteeren, want hunne kiezing berust
slechts op omkooparij en deze aldus
daar gebruikte sommen, worden aan
de klerikale stem-omkoopers der
groote steden, waar de strijd het he
vigste is en waar het dikwijls op
eenige stemmen na aankomt, ont
trokken.
Ons arm West-Vlaanderen alleen
blijft ten achter, hier zal er slechts in
een drietal arrondissementen gestre
den worden, hetgeen natuurlijk
hoogst te beklagen valt. Gelukkig
dat de Brusselsche liberalen deesmaal
eensgezind zijn, en met vereenigde
krachten ten strijde trekken, de inde-
pendenten ofte verbloemde klerikalen
weten reeds maar al te wel wat hun
te verwachten staat. Ze hebben het
waarlijk niet gestolen, zulke klucht
spelers hebben reeds te lang de hoofd
stad des lands vertegenwoordigd.
18 Volksvertegenwoordigsrs zoo in
Die vraag kon voorzeker tot mij niet ge
richt zijn; ik wendde mij om en ontwaarde
op den dorpel mijnen armen reisgezel. Deze
verschijning ergerde mij danig.
Ik verwachtte er mij des te min aan dat
liet toeval ons in dezelfde herberg brachte,
daar de postkoets, vooraleer aan hare be
stemming te komen, nog andere plaatsen te
bedienen had. Die afstootelijke mensch zou
mij dus volgen als eene schim.
Eene kamer om te vernachten, ant
woordde hij met lioile stem.
Ik zag dat M. Knokel aarzelde om dien
vreemdeling te huisvesten.
Deze werd het waarschijnlijk zelf gewaar,
want zijne dorre lippen trokken zich samen
tot eenen glimlach die de grievendste ziele-
smurt weerkaatste.
Men zal er u eene wijzen, zegde de
waard op barschen toen.
Terwijl hij zich daarna tot mij keerde,
en er een nieuwe glimlach op zijn blozend
gelaat ontlook, vervolgde hij:
Ik zie met innig genoegen dat mijn-
heers gezondheid nog bloeiender is dan ooit,
en dat zijn belangrijk ambt
Ik brak die fliktlooierijen af, die eene
eens gewonnen, dat mag nog al mee
tellen.
(7& Vervolg)
Onder de regeering van Karei IV, werd
Augustibus Rubin de Cevallos vervangen
door D. Manuel Alad-y-la-Sierra, aartsbis
schop van Selimbria. Hij werd door den Ko
ning gedwongen zijne bediening als 42®
lioofd-inquisiteur te ontzeggen in het jaar
1794.
De Koning benoemde dan voor 43® hoofd-
inquisiteur, D. Franciscus Lorenzana, kar
dinaal, aartsbisschop van Toledo, die in het
jaar J797 zijne piaats overliet aan D. Ramon
Josephus de Arce, patriarker van Indië,
welke welhaast van zijne bediening werd
afgezet door de tusschenkomst van Napo
léon, die de Heilige Inquisitie den 4n Decem
ber 1808, in het dorp Ohaumartin, nabij
Madrid, afschafte.
Doch in 1814, Fernandus VII, herstelde
de Heilige Inquisitie, en noemde voor opper
ste Don Franciscus Mier y Campillo, bis
schop van Almeira.
ueze was de laatste hoofd-inquisiteur
welke in Spanje benoemd werd, want door
den vooruitgang der beschaving altijddurend
achteruit gedreven, vonden de papen goed
zich van hunne bloedige straffen te ontdoen.
Zoolang de inquisitie duurde was geen
enkele ongeloovige in macht aan do hevigste
folteringen te ontsnappen.
Wanneer een ketter zich bekeerde om de
pijnbank te ontgaan, dan werd tegen hem
het volgende vonnis uitgesproken
Op Allerheiligendag, Kerstdag, en alle
andere feestdagen, alsook op alle Zondagen
van den Vasten, de zondaar zal zich naar de
kerk begeven om aan de processie deel te
nemen, in zijn hemd, bloodvoets en de armen
gekruist; hij zal er gegeeselt worden door
den bisschop of den pastoor, uitgenomen
palm-zondag, waarop hij zal bekeerd worden.
Den assche-woensdag zal hij zich op dezelf
de wijze ter kerk begevenj-'en uit de kerk
gejaagd worden voor geheel den tijd des
walgelijke tegenstelling vormden met het
onthaal waarop de arme zinnelooze vergast
werd. Ik betrok onmiddelijk de kamer, wel
ke men mij aanwees, en deed er mijn avond
maal opdienen, mij gelukkkig achtende
eenige stonden alleen te zijn en aan mijne
zaken te kunnen denken. Toen ik mijn eet
maal genut had, zette ik mij aan het werk,
na vooreerst, met het oog op eene lange
nachtwake, eene flesch wijn te hebben doen
brengen.
Mijne kamer, evenais vele herbergkamers,
had twee deuren, waarvan de eene tot den
gang en de andere tot eene naburige kamer
toegang gaf. Ten einde mij te verzekeren
dat niemand mij zou kunnen storen, had
ik de eerste deur toegegrendeld en vastge
steld dat de andere met spijkers gesloten en
dus verwezen was.
Buiten hoorde men den regen plassen en
den wind verschrikkelijk loeien.
In mijn werk veislonden, liet ik de uren
voorbijvliegen zonder aan rust te denken.
Middernacht, één ure, twee ure sloeg het
achtervolgens op de huisklok.
Eindelijk maakte ik aanstalten om te bed
te gaan, als ik onverwachts op de deur der
vasten, en de heilige diensten aan de kerk
deur volgen.
Deze penitentie moest drie jaren duren
voor diegene insgelijks als ketter verdacht,
en zeven jaren voor die welke lievig ver
dacht waren.
De uitdrukkelijke en de leerstellige ket
ters welke vroegen om bekeerd te worden,
moesten, na gebiecht en de heilige absolutie
ontvangen te hebben, levenslang opgesloten
worden.
Om een klaarblijkend gedacht te geven
over de strengheid der penitentiën welke de
ongelukkigen moesten onderstaan vooraleer
tot het christelijk geloof bekeerd te worden,
geven wij daarover een gansch uittreksel
eener akte van den heiligen Dominicus.
Dien heilige, mogende aan het hoofd der
Heilige Inquisitie geplaatst worden, gaf de
volgende akte(Wordt voortgezet).
Het gerucht loopt dat de heer H. Iweins
d'Eckhoutte zich in het arrondissement
Rousselare als kandidaat voor den Senaat
zal voorstellen. Wij weten niet tot hoeverre
deze tijding gegrond is, doch alles is moge
lijk, want de mensch weet van waar hij
vertrekt, maar hij weet niet waar hij gaat.
Welnu, indien de heer Iweins erin gelukte
zich te Rousselare te doen kiezen, de Senaat
zou een verstandig lid te meer tellen en
dank aan het groot vernuft van den nieu
wen Senateur, al de moeilijkheden der her
ziening zouden uit den weg geruimd worden.
't Is jammer dat Mr Iweins niet reeds
over jaren gelukt heeft zich in den Senaat
te dringen, als opvolger van den heer Ma-
zeman. Maar zijn vriend baron Surmont,
die ook op dien zetel loerde, wist hem aan
den kant te zetten en in zijne plaats te sprin
gen.
De wereld is toch eene vieze parochieAl
de tegenspoeden die een mensch ontmoet
komen van zijne vrienden. Het bewijs daar
van is dat M. iweins geen beter vriend heeft
dan M. Surmont, en dat het telkens door
aangrenzende kamer hoorde kloppen. Wat
kon men op dit uur met mij voor hebben
Wie is daarzegde ik met luide stem.
Maar reeds was de deur open en verscheen
in hare omlijsting mijn akelige reisgezel.
Ik moet erkennen dat het meest wanstal
tige nachtgezicht mij minder zoude ontroerd
hebben.
Daar stond hij gansch aangekleed zooals
ik hem in de postkoets gezien had.
Alleen kwam zijn blik mij treuriger en
zijn mond meer gerimpeld voor. Het scheen
mij dat dit wandelende lijk reeds eene
reeuwlucht van zich verspreidde.
Ik moet u spreken, zegde hij mij, aan
hoor mij in 's hemels naam! Mijne oogen-
blikken zijn geteld, welhaast ware het te
laat.
Ik was van langs om meer overtuigd dat
ik met eenen zinnelooze te doen had, maar
in zijne stem trilde een smeektoon die in
het diepste mijner ziel doordrong, en bij mij
alle aarzeling wegnam. Ik deed dus een
teeken van inwilliging en bood mijnen be
zoeker eenen stoel aan, dien liij aanvaardde.
(Wordt voortgezet
HET WEEKBLAD
DER
DE VOORZITTER,
HUI ilèinl
~5üïr>-SHSHS>^aiBs=»—