iÏADsiiiirwsr
Acta Sanctorum.
Standbeeld. A. Vandenpeereboom.
't Ziet er lief uit.
De Waarheid kwetst.
Sedert eenige dagen wordt er te Orléans
(Frankrijk) veel gesproken van zekere schan
dalige feiten die zouden gebeurd zijn in de
openbare school van Ingré en welke de aan
houding eener non en van den onderpastoor
dezer gemeente zouden veroorzaakt hebben.
Het schijnt dat sedert lang, die jonge on
derpastoor, die zoo wat vij(-en twintig ja
ren oui is, regelmatiglijk naar de school
kwam, zoogezegd om zang- en piano lessen
te geven aan de leerlingen. Inderdaad, eene
zuster van acht-en veertig jaren ontving hem
in een bijzonder vertrek, waar zij hem een
meisje van elf jaren bracht, dat zij deklas
deed verlaten. Al de leerlingen wisten van
dit spelletje, maarniet eene had durven spre
ken.
Het is slechts een vertiental dagen gele
den, daags na de prijsdeeling, dat het kind
zelf het geheim toevertrouwde aan zijnen va
der, een achtbare inwoner van Orleans, die
naar Ingré snelde, den onderpastoor eenige
muilpeeren toediende en eene klacht bij het
parket neerlegde.
Na een gerechtelijk onderzoek dat acht-en
veertig uren duurde, had het parket niet den
minsten twijfel meer over de plichtigheid der
twee heilige personen.
Wat zullen nu de katholieke lasterbladjes,
die altijd hun venijn spuwen op al wat eer
lijk en treffelijk is, van dit voorval zeggen?..
Zij. die luidop durfden den oorlog verklaren
aan het offidiëel onderwijs, zij die in hunne
kolommen drukten; Zij zullen haar niet
hebben, deschoone ziel van 't kindzij die
schreeuwden en raaskalden van scholen zon
der God en meesters zonder geloof, zullen zij
nu woorden genoeg vinden om die twee gees
telijke kinderverprossers te schandvlekken?
Neen, zij zullen zwijgen dat zij zweeten,
of indien zij ervan gewagen, zal het zijn om
den ongelukkigen vader van vervolging te
beschuldigen en de twee ellendigen als slacht
offers te doen doorgaan.
De oprichtingsraad van het gedenkteeken
aan den volksman Alph. Vandenpeereboom,
heeft dus de heeren inschrijvers verwittigd,
dat de onthulling van het standbeeld op de
Vandenpeereboomplaats zal plaats hebben op
Zondag 25n dezer, te middag juist. Rond het
voetstuk zal er eene omheining voorbehou
den worden voor.de inschrijvers en hun huis
gezin.
Het zal een aandoenlijk feest van dank
baarheid en hoogachting zijn, jegens een be
roemd man, die al zijn vernuft, gansch zijn
leven gewijd heeft aan de volkszaak, geen
twijfel of gansch Yperen met den omtrek en
veel vreemden zullen er willen bij zijn om
door hunne aanwezigheid hulde te brengen
aan de volksman bij uitmuntendheid, die zoo
veel voor zijne moederstad, zijn vaderland en
het nageslacht gedaan heeft
Wij vernemen dat de politie, dinsdag 11.
een kerel van 23 jaren heeft aangehouden,
die zich plichtig miek aan aanslagen op de
eerbaarheid van een 14 jarigen knaap.
Ziehier hoe men ons de zaak verteld heeft;
De agent Bwas op dienst in de om
streken van het Minneplein, toen hij inde
stadswandeling op de bank achter de celge
vangenis iets gewaar werd dat hem achter
docht inboezoemde. Zonder het minste ge
rucht te maken naderde hij de plaats en hij
gelukte erin de twee zedeloozen op heeter
daad te betrappen. De ontsteltenis der twee
plichtigen was zoo groot dat zij niet aarzel
den volledige bekentenissen te doen, (looche
nen ware immers onmogelijk geweest) en
Lde oudste der twe->, vroeg aan den a-
gent dat hij hem zou laten gaan en de zaak
geheim houden, dat hij hem eene som van
honderd franks zou geven.
De agent, niets dan zijne plichten kennen
de, dwong de twee misdadigers hem naar
het politie bureel te volgen, waar zij juist
aankwamen op het oogenblik dat schepen
Colaert er zich bevond, deze verweet hen
hun schandalig gedrag en verliet weldra het
bureel.
Uit de ondervraging die men hen deed on
derstaan, bleek dat het de tweede maal was
dat zij zich aan die misdaad plichtig maak
ten, A...., de jongste der twee, bekende dat
zij den 20" Oogst, na tot middernacht ge
werkt te hebben, zich op dezelfde plaats be
geven hadden om hetzelfde spel te spelen
en dat hij niet durfde weigeren, omdat L....,
die een volkomen werkman is, hem zijn am
bacht van letterzetter moest leeren. Had ik
hem niet gehoorzaamd, zei hii, hij zou mij
niets meer willen toonen hebben.
De twee plichtigen zijn werkzaam bij een
bloedroode kalote en de oudste, L...., maakt
deel van de Jonge Katholieke wacht, ter
wijl dejongste, naar men verzekert, lid der
Congregatie is.
Wij vragen ons af wat daaruit nu sprui
ten zal. Zal de baas den eerloozen kinderver-
prosser blijven behouden Zal het gerecht
met de zaak bemoeid worden of zal men
trachten die in den doodboek te versmach
ten.
Wij hebben ons dezen twijfel veroorloofd,
omdat het hier te Yperen nogal zeldzaam
gesteld is met sommige bazen.
Eerlijke werklieden hebben wij zien af
danken en van hun werk berooven omdat
zij beschuldigd waren voor de liberalen ge
stemd te hebben bedienden zijn gebrood
roofd geweest, omdat een mouchard hen als
liberalen had aangegevenal wie nog van de
kaloten afhangt moet zich zwichten niet het
minste verdenken van liberalisme in te boe
zemen, zoo hij niet wil geslachtofferd zijn,
en nochtans treft men onder al die mannen
geene zedeloozen, geene kinderverprossers
aan, maar ook, zij maken geen deei van de
Jonge Katholieke SS acht of van een geeste
lijk genootschap.
Dit bewijst eens te meer wat voor mannen
onze nieuwe burgervaders hebben helpen
kiezen, en hoe achtbaar de maatschappijen
zijn waar men zulke rakkers aantreft.
Wij hebben verledene week terloops eenige
woorden gezegd over den geweldigen uitval
waarmede de schrijver Yan het Journal
d'Ypres ons artikel van over veertien dagen
beantwoordt, bij welken wij zijne vrijwilli
ge leugens logenstraften.
't Schijnt dat het heerschap, die er zich op
roemt den 21n leugenaarpardon, opstel
ler van het fameus papenblad te zijn, de
pretentie heeft alles te mogen zeggen zonder
tegenspraak en niet kan dulden dat men zich
veroorlove ham te doen opmerken dat er een
verschil is tusschen wit en zwart.
Zijn verslag over de tentoonstelling der
Maatschappij Slrijd naar Lauweren was
dus een aaneenweefsel van leugen en laster,
een verhaal dat zich zelve tegensprak, eene
reklaam voor zijne vrienden, kortom iets
dat hem had ingegeven geweest door den
eenen of anderen tegenstrever dezer maat-
schappij en alles behalve waarheid bevatte.
Wij hebben die onwaarheden met den vin
ger gewezen, de feiten verteld zooals zij
waren en de trouweloosheid vau den schrij-
velaar doen uitschijnen. Van dadr zijne woe
de en het soort van delirium tremens waar
mede hij tegen ons uitvalt. Opdat onze lezers
zouden weten hoe een leugenaar, die op hee
ter daad betrapt is, zich tracht te verschoo-
nen, zullen wij zijn artikel overnemen en er
onzer bemerkingen inlasschen. Hier is het:
De kwade trouw van 't Weekblad,
Onder den veelbeduidendeu titel van
Nieuwe laster en nieuwe leugens geeft
de schoteldoek der Rijselstraat een nieuw
staaltje van zijne uitstekende kwade trouw.
Ons artikel was getiteldNog leugens
en lasler, en niet zooals 't Journal zegt
Nieuwe laster en nieuwe leugens. De
kerel is zoodanig gewoon te liegen dat hij
van den eersten regel af onwaarheden
schrijft.
In het helaas! noodzakelijk weinig
prijzend verslag dat wij gegeven heb-
ben over de tentoonstelling der geschilder-
derde en andere vervaardigingen, dit jaar
door de maatschappij Strijd naar Lau-
weren ingericht, hadden wij, - onze lezers
herinneren het zich, ais gevolg van al-
gemeene volstrekt noodzakelijke kritieken,
al den lof gegeven dien wij geven konden,
zonder de rechten der waarheid te mis-
kennen en zonder den schijn te hebben
waarlijk den spot te drijven met dezen die
de tentoonstelling bezocht hebben en voor-
al met de tentoonstellers zelve.
Zou men niet zeggen dat de schrandere
verslaggever van het Journal d' Ypres eeu
bevoegd kunstrechter is? Zijne inleidingsrede
strekt maar om zijne lezers blauwe bloemp
jes op de mauw te speten en te doen geloo
ven dat hij gewetensvol de taak van verslag
gever vervuld heeft, zonder de minste voor
ingenomenheid. Ongelukkiglijk, het is alge
meen gekend dat dit heerschap zeer weinig
kennis heeft van schilder- en teekenkunde,
van beeldhouw en ander kunstwerk en dat
hij maar schrijft onder den invloed van
zekere personen, die het jonge genootschap
vijandig zijn
Heeft hij niet beginnen met te zeggen dat
de maatschappij Slrijd naar Lauweren het
kleinste hulpgeld niet verdient dat het stads
bestuur haar toegestaan heeft? Is dit niet
een doorslaande bewijs van zijne begeerte
om die maatschappij te benadeelen? Hij heeft
schoen nu de zaken onder een ander daglicht
voor te stellen, wij hebben in zijn spel klaar
gezien en hem het masker ontrukt.
Te gelukkig ons alzoo aan eenige bil-
lijke loftuitingen te kunnen vastklampen,
hebben wij niet nagelaten de verdienste-
lijke verzameling teekeningen aan de dui-
den, door den heer Arthur Maegerman
tentoongesteld; en wij hebben hem een
twaalftal regels gewijd waarin wij dien
verdienstelijken teekenaar prezen, en
de gelukkige toepassing die hij ge-
daan had van zijn kunsttalent aam de
noodwendigheden der nijverheid en van
den koophandel.
Hier komt nu de aap uit de mouw. Luis
tert hoe jezuietisch de verslaggever zich
verdedigt
Iedereen zal waarschijnlijk in deze re-
gels gezien hebben wat er waarlijk en
klaarblijkelijk in te zien is, 't is te zeggen
eene ware en rechtzinnige lofspraak.
Wij ook hebben deze lofspraak gezien, wij
hebben ze zelfs letterlijk vertaald, en daar is
het niet dat wij hem op heeterdaad van leu
gen betrapten. Indien wij hem de scheld
namen van leugenaar en lasteraar hebben
toegeworpen 't is om de onvrijwillige
misgreep, die hij gedaan heeft in den laat-
sten volzin van bovengemelden paragraaph,
en welken hij nu bebendiglijk weet weg te
laten, tot een gunstiger oogenblik, om zijne
lezers te verblinden.
Luistert hoe de huichelaar vervolgt:
Het Weekblad alleen heeft er iets anders
in gezien. Voor hem, is er déar niets in,
rechtvaardige hemel! dan leugens
n en vuige lasteiingen uitgestrooid met het
doel dien jongeling te benadeelen
't Is ongehoord, ik wil het wel, 't is
verbazend, onbegrijpelijk, maar 't is alzoo
dit staat in volle letters in het Weekblad
geschreven.
Wanneer men eenen hond wil slaan,
zegt men dat hij do! is. Dit is een grond-
regel dien het Weekblad zorg draagt we-
kelijks toe te passen met al den ijver en al
de vurigheid die men mag verwachten van
een waardig orgaan der stokslagers
en der doodslagers in het algemeen.
De rechtzinnige verslaggever zit op dis
tels, hij kronkelt, wentelt en draait zich ge
lijk een paling in de braadpan, en dit alles
om te doen gelooven dat wij hem met leu
gentaal beschuldigden omdat hij den lof uan
eenen jongen teekenaar gemaakt had. Hij
aarzelt om den volzin te laten kennen waarin
leugen en laster verschuilen, en hij houdt
zijne lezers bezig met gal en venijn op het
Weekblad te spuwen. Maar dat hij het
wete, al zijn gezeever komt niet op de hoog
te van ons misprijzen en zijn venijn valt op
zijn eigen aangezicht neder.
Hij noemt ons een orgaan der stokslagers
en hij vergeet dat zijne partij den naam van
moordenaarspartij verworven heeft, sedert
de politieke moord gepleegd te Oostende op
den heer Rau waarvoor zijn politieke vriend
Gombert, tot vier jaren gevang en 12,000 fr.
schadeloosstelling veroordeeld is door het
Beroepshof van Gent. Nog nooit heeft men
gehoord dat wij de geweldenarijen goedkeu
ren of aanraden Nimmer werd een liberaal
van politieke moord beschuldigd, en een
orgaan dat zulke kerels als deze van Oosten
de verdedigt of zijne mis laad tracht te ver
zachten, is tot alles bekwaam, vooral als
het opgesteld is door een dollen menschen-
hater, gelijk de schrijver van liet Journal
d'Ypres.
Keeren wij nu tot zijne proza terug:
En waaraan klampt zich de eerlijke
twistschrijver van het Strijdpennings-
blad, om eenen schijn van gegrondheid
aan zijne geveinsde verontwaardiging te
gevenWaaraan aan eene lichte mis-
greepaan eene misgreep die zooveel te
meer te verschoonen is dat geheel de sa-
menhangende inhoud daar was om, zoo
klaar als den dag te bewijzen, dat wij niet
beters zouden gevraagd hebben dan te
mogen de lofspraak verdubbelen die wij
zoo oprechtelijk van den heer Arthur Mae-
german deden.
De schrijver begint reeds te bekennen dat
hij eene misgreep heeft gedaan; eene lich-
huis van Merckem leest; dat waren erge feiten,
waar hare persoonlijke beslissingen moesten op
houden, waar zij de hoogere overheid, den bis
schop had moeten raadplegen, hadde zij het ge
daan, zoo twijfelen wij dat men met zuster Mag-
dalena zoude gehandeld hebben, gelijk op de wijze
welke gij kent.
Was het geen gewichtig feit eene non toe te
laten haar kleed af te leggen, haar in een (zooge
zegd) ander klooster te verplaatsen. Dat was wel
eene raadvraging waard, en indien zij plaats had
gehad, indien, hoe onwaarschijnlijk ook, zij ge
handeld had volgens den raad harer oversten, dan
was het wel de moeite waard, in tegenwoordigheid
der verantwoordelijkheid welke men haar ten laste
legt, te bewijzen dat, indien zij schuld had, zij haar
niet alleen kon toegewezen worden.
Ons dunkens, zien wij, de verantwoordelijkheid
van dame Popelier, van den beginne af verbonden,
gedurig aangroeien naarmate de feiten vorderen,
om haar hoogst berispelijk karakter in den laat-
sten akt aan te nemen, het zenden van Barbara
Warlop naar den goeden herder.
De stukken, dus, toonen ons dat dame Popelier
volgens hare eigene eigenschappen gehandeld heeft.
Zekerlijk, wij verstaan dat op 't eerste oogen-
blik, wanneer de stoffelijke, inwendige teekens
eener bevruchting verschenen bij de vrouw onder
hare waakzaamheid geplaatst, hare ontroering
groot moet geweest zijn. Wij verstaan dat niette
genstaande de ontkenningen der zuster, welke deze
zichtbare teekens, van deze bijna ongeloofbare
fout, vertoonde, zij haren toevlucht genomen heeft
tot de wetenschap. Maar dan
Er was kwestie van eene non, van eene dochter
welke beloften van zuiverheid gedaan heeft, op de
welke, evenals op hare gezellinnen, de waakzaam
heid der overste zich moeten uitbreiden, welke
deze waakzaamheid gedurig had moeten omringen
en deze vrouw zegt dat zij lijdt, maar dat zij
onschuldig, dat zij zuiver is zij kent bare kwaal
niet, maar zweert dat zij aan hare beloften is ge
trouw geblevenZou eene moeder niet afwach
ten? Neen, zij zou aan de onschuld van hare doch
ter gelooven, de mannen der wetenschap, ja zij zou
ze aan de bedsponde van haar kind roepen, maar
zij zelf zou de wetenschap nazien, hoe groot het
gezag harer vertegenwoordigers ook ware.
Wat zien wij in dit geval De arme vrouw gaat
van hand tot hand, men stuurt haar op groote
wegen, men sluit haar in een ver afgelegen dorp
op, waar de beschuldiging der fout haar volgt
Heeft de overste zich niets te verwijten Waren
deze reizen en opsluitingen noodig i Of waren de
kloostermuren niet dik genoeg om het kwaad zon
der schandaal te ontdekken, om te bestatigen en te
doen bestatigen om men zich eigenlijk tegenover
eene ziekte of eene fout bevond.
En dan, O wij weten het de wetenschap is rein,
maar toch deze verschillende onderzoeken, verre,
alleen, verwijderd van hare zusters, van hare ge
zellinnen, verre van deze welke voor haar eene
moeder had moeten zijn, moesten zij niet verschrik
kelijk tegensteken aan deze vrouw welke men vol
hield zwanger te zijn, en welke altijd protesteerde.
En hier ook weer, moeten we rechtstreeks reke
ning vragen aan dame Popelier over hare handel
wijze. Heeft zij het recht to schuilen achter de
gezegdens der geneesheeren. Hos hebben deze te
werk gegaan? Is zij tegenwoordig geweest of heeft
zij zich door eene afgevaardigde doen vervangen
bij deze onderzoeken, waarvan men ons niets anders
zegt dandeze, dan gene, dan de andere en de
gindsche bestatigden eene zwangerheid Is zulks
mogelijk? Vier, vijf, zes geneesheeren? B.... eerst,
D.... en B. vervolgens, V.... I.... en V.... ten derde
B.... te Overslag en B.... en B. opnieuw, en V....
insgelijks te Overslag allen bestatigden eene zwan
gerheid, welke erkend is nooit bestaan te hebben,
verklaarden bevrucht te zijn eene maagd, welke
bij een eerste onderzoek, door de mannen der we
tenschap van Leuven bevonden wordt aangedaan
te zijn door eene verzwering aan het moederlijf. Is
liet mogelijk en wat moeten wij gelooven? O I wij
weten het, vreemde, buitengewone gevallen kun
nen zich voordoen, waar een vakman zich kan be
driegen over den staat van eene schijnbare zwan
gerheid. Maar dat zijn uitzonderingen. En men
kan zich met vier of vijf geene zeven maanden lang
bedriegen. En verder, laat ons zien, het betreft
geen gewoon vrouwmensch, maar eene religieuse
welke klaagt over haar lijden, maar hare onschuld
staande houdt.
Wat gelooven, zegden wij [Te vervolgen
Vijf volksgezindejassers. 0,40
Tot dat ik burger worde in mijn land derf ik
weekelijks twee pintjes. 0.20
J. avant de fréquenter avec M. vous devriez
d'abord payer vos dettes. 0.20
Omdat de Rijselstraat gezuiverd is van 't
kommeerenest, mouchards en consoort. 0,25
Waar zulien de overschotjes van Surmont nu
naartoe vliegen. 0.25
Beklage gebuurte van de Botermarkt. 0.25
Ze zullen 't daar zoo gemakkelijk niet hebben. 0.25
Voor den souper in den Zalm Zaterdag avond.
Ivalfshoofd vol-au-vent met levende pui
den en plaastren galantine. 0.25
Tone en Felix hadden elk eenen levenden
puid binnen gespeeld; des anderendaags
bijna berecht, maar toch genezen. 0.25
A. J. T. en A. waren op een lekker mondjen
uit en ze kregen levende puiden, en plaas
teren stukken. 0.25
Ze zagen ze vliegen. 0.25
's Zondags speelden de puiden nog de piano. 0.25
Amand ken het om menschen te klamu
seeren. 0.25
Voor de twee kaloten die achter 't gevang
katje speelden. 0.01
Moeder Justitie zal ze zeker wel vinden. 0.01