Examen.
Burgerstand der stad Poperinghe.
van den 2 tot den 8 September
Reninghelst.
Driejaarlijksche tentoonstelling van
Schoone kunsten, te Gent.
Zichten der Ardennen.
Departement der Ardennen.
te, zegt hijeene grove, roepen wij uit en
wij voegen er bijmeer dan eene mis greep,
eene laagheid, waartoe een schrijver van
het Journal alléén bekwaam is.
't Is hetgene wij ons verhaasten heden
te doen, met te zeggen dat de teekeningen
door dien jongeling tentoongesteld, verre
van geteekend te zijn geweest in de ma-
gazijnen van praalgraven van den heer
Angloo-Mahieu, integendeel uit zijn eigen
gedacht spruiten. Wat ons vergist had,
't is het merk van het huis Angloo-Mahieu
op elkeen der teekeningen geplaatst.
Hier is eindelijk de bekentenis. Nu kun
nen de lezers van het Journal d'Ypres ver
staan dat de teekenaar, dien de schrijver
bedoelde, geen naaper is, en dat er een groot
verschil bestaat tusschen nagemaakte en
oorspronkelijke teekeningen.
Had de verslaggever aan Cesar gegeven
wat aan Cesar toekomt, wij zouden hem met
vrede gelaten hebben, maar hij heeft hierin
eene gelegenheid gevonden om eene aanbe
veling te maken ten voordeele van zijnen
vriend Angloo, en ten nadeele van hem dien
hij een verdicnstvolle teekenaar noemt,
't Is mogelijk dat de schrijver dit zoo nier
verstaat, maar wij volharden in ons gedacht
dat hij wetens en willens eene laagheid be
gaan heeft.
Hij zegt bedrogen te zijn geweest door het
merk van het huis Angloo-Mahieu, dat op
de teekeningen geplaatst was. Maar iedereen
weet, behalve de slimme opsteller misschien
van het Journal, dat wanneer iemand iets
in eene tentoonstelling aankoopt, hij het eene
of andere toeken aan het gekochte voorwerp
doet om zijnen eigendom aan te duiden. Het
gold hier eene zaak van koophandel en de
heer Angloo heeft wijselijk gehandeld met
zijne voorzorgen te nemen. Hij had gekocht,
't was dus zijnen eigendom, en dit bewijst
geenszins dat hij zich die teekeningen niet
heeft aangeschaft tijdens de tentoonstelling
zelve. wat de hoedanigheidswoorden van
onwetendheid en trouweloosheid betreffen
van den welgekenden opsteller van 't Week-
Had, die men ons naar het hoofd slingert,
wij bekennen ootmoediglijk dat wij niet zoo
geleerd zijn als onze tegenstrever, maar ook
niet zoo trouweloos. Wij hebben de ver
waandheid niet hem te willen evenaren,
want hij is de eenige van zijne soort, en wie
van den 21B Opsteller van het Journal
d' Ypres spreekt, vervat al zijne hoedanig
heden. Zijn titel is het synoniem van leugen,
laster en bedrog en derhalve niets van al
wat van dit ventje komt is bekwaam ons te
verwonderen.
Welnu, die achtbare nijveraar, in plaats
van de modellen te leveren, heeft slechts
de verzamelingen van den bijzonderen tee-
kenaar aangekocht, met het doel om zijne
kalanten eene nog grootere keus praal-
graven te bieden dan zijne magazijnen er
x bevatten.
Oelijk men ziet, de verdienste is zooveel
te grooter voor den jongen teekenaar, wij
zijn gelukkig het te mogen bestatigen.
Maar men behoefde al de onwetendheid en
al de trouweloosheid van den welgekenden
opsteller van 't Weekblad, om ons artikel
uit te leggen gelijk hij het gedaan heeft, en
den welwillenden aanleg, dien hij ophel-
dert, zoo verfoeielijk te vermommen.
Maar nu komt de genadeslag, nu worden
wij door de bliksemstralen zijner veront
waardiging neèrgedonderdsiddert en beett,
lezers van het Weekblad, want hetgene gij
hooren zult is verschrikkelijk
n In plaats van op zoo een kanaljeachtigen
x toon eene zeer onvrijwillige mis-
x greep; aan te wijzen, zou het Weekblad
x beter doen wat beter te letten op de vrij-
x willige en loutere trouwelooze missla-
gen, op de leugens, op den laster, op de
x valschheden en op de eerloosheden van
x allen aard, waarmede het wekelijks
x zijne kolommen vult. x
Oef!.... wij zijn pafl... de rechtzinnige
opsteller overlaadt ons met al de zonden die
zijn eigen geweten bezoedelenhij schenkt
ons kosteloos al de hoedanigheden welke hij
zelf in zoo hoogen graad bezit, en die genade
slag heeft voor altijd onze pen verbrijzeld,
onzen schrijverslust gekoeld en ons den moed
ontnomen nog ooit te durven zeggen dat de
21° opsteller van het godvruchtig Journal
d'Ypres eene vuige leugenaar en een
schaamtelooze lasteraar is.
O! Carcasson, wat hebt gij met ons ge
daan 1
De heer Camiel ;,Vunbiesbrouck van Loo,
oud-leerling van ons stadskollegie, heeft
de le plaats bekomen bij de uitgangsexamen
der veeartsschool van Curegem. Aan hem
een gul goedheil.
BURGERSTAND.
van den 2 tot den 9 September 1892
Geboorten.
Mannelijk geslacht 5. Vrouwelijk id. 3.
Huwelij ken.
Vandevyver Gustaaf, bakker, en Leleu
Hermina, zonder beroep.
Debergh Alpohnse, dienstknecht, en Mar-
seloo Alix, zonder beroep.
Sabbe Daniel, Fabrikant, en Vergracht
Julie, zonder beroep.
Simoen Henri, onderwijzer, en Bayen Ma
rie, kleermaakster.
Pockelé Alphonse, onder officier en De
Mulder Jeanne, kleermaakster.
Ovei-Hjtlens.
Pyssonnier Marie, 56 jaren, zonder beroep
ongehuwd, Lombardstraat.
Vlaemynck Thérèse, 82 jaren, zonder be
roep, ongehuwd, Rijselstraat.
Kinderen beneden de jaar
Mannelijk geslacüt 6. Vrouwelijk id. 0.
HUWELIJKSAANKONDIGINGEN
Emile Vandriessche. gendarme,'en Eveline
Vanderbeke, zonder beroep, beide te Pope
ringhe.
Edmond Deboutte, werkman te Poperinghe,
■en Sarrasyn kantwerkster te Gheluvelt.
GEBOORTEN
Mannelijk. 3 Vrouwelijk 6
HUWELIJK
"Emile Scherpereel, fabriekwerker te La
'Madeleine, en Maria De Rvnck. zonder be
roep te Poperinghe.
STERFGEVALLEN.
Vandenbussche Benedictus, oud 84 jaren,
rentenier, weduwenaar van Eugenia Van
tours, Priesterstraat.
Kinderen beneden de 7 jaar.
Mannelijk. 3 I Vrouwelijk. 2
Beminde lezers en lezeressen, toen ik op
•weg was een uiistaptje te doen naar Charle
roi, achterhaalde ik baas Pannekoek een
stapje over den Ouderdom. Ik dachte bij mij
zeiven, waar verduiveld gaat baas nu loopen.
.Als ik wat vooruit was kroop ik in het veld
■en wachte hem af en volgde hem tot op Mer
ckem, waar baas seffens binnen schoot bij
zijnen kameraad. Ik bleef daar wat stil staan
en peisde alwaar ik zou binnen geraken.
Ik had algauw een gedacht bij de hand hoe
ik het ging doen. Ik keek wat rond of er
niemand kwam en ik duwde de doornen open
van de haag en ik kroop er door.
Ik ging al stuipen tot recht over de wasch-
kuipen, hield mij daar een weinig gesloten.
Intusschen kwam het werkmeisje buiten
met de scirbiljen, trok een kotje binnen en
begon te ziften. Ik sluipte langs dezelfde deur
den keuken binnen en verborg mij in den
houthoek. Om alles wel te kunnen hooren
wat zij zeiden, liet ik de deur met een gerre-
ken open.
Het eerste dat ik hen hoorde zeggen, was
wij zullen een mondje eten. (Ter eere Gods
en Maria, nog 'ne keer van t'eten). Toen zij
ten vollen aan het fretten waren, vraagde
baas Pannekoek baas Merckem aan de ker
mis en zegde hem: er zit eene pil in mijnen
krop dat ik niet en kan doorzwelgen. De pil
is dat er drij zangsters zullen komen zingen
gedurende de kermisdagen al hier. Ik heb
het gaan vragen aan die herberg of zulks
waar was hetgeen ik hooren zeggen had, en
zij antwoordden vari ja. Ik vroeg omdat zij
ze niet zouden genomen hebben, maar neen,
zij antwoordden mij kort afzij zijn gevraagd
en komen zullen zij doen. Zoudt gij baas niet
een woordeken kunnen doen voor mij, omdat
zij niet zouden komen
Baas Merckem. Bah 'k doe, maar ik
vrees dat het verloren moeite zal zijn, niet te
min en mag men nooit den moed laten val
len. Zoohaast wij gedaan hebben met fretten
gaan wij er naartoe.
Terwijl het meisje nog aan het ziften was
kroop ik stilleken naar buiten om hun af te
wachten. De deur ging met eenen slag open
en de twee bazen trokken recht naar het
huis waar de zangsters wonen. Is. volgde ze
op, en als zij bij de deur kwamen, vloog de
deur met eenen vronk open en zij waren bin
nen maar ik bleef bij de deur staan om hen
te hooren pleideeren.
De twee bazen. Goen dag, dochterkens.
Dochters. Dag bazen.
Baas Merckem Het verwonderd u
zeker ons hier te zien. I)at is de baas van
Reninghelst die rnêe is mei mij. om u te
vragen opdat gij niet en zoudet gaan zingen
op de kermisdagen.
Dochters. Gij hebt veel goedheid baas.
maar wij, als eerlijke menschen, hebben het
beloofd en wij zullen er gaan, als God be
lieft.
Baas Merckem. Om mij piezier te
doen, dochterkens en gaat loch niet, dien
armen zaffelaar is nu daarvoor zoo verre ge
komen en hij heeft daarin zooveel verdriet.
Dochters. Neen baaske, indien wij zulk
eenen trek uitmeten dan zouden wij ons be
lachelijk maken. Dat is voor ons huisgezin,
gedeeltelijk de broodwinning voor een jaar,
en gaan wij niet wij zouden ons vertrouwen
verliezen bij een ander.
Baas Pannekoek. Laat mij toe een
paar woordekens te spreken. Gij weet wel
dat het dansen en zingen veel volk bijeen
roept en het volk in de herbergen houdt tot
laat in den nacht wanneer er vele groote
zonden gebeuren. Om de liefde Gods, komt
toch niet, gij zult eenen nagel van mijne
doodkiste wezen.
Dochters. Wel, wel, baaske, zoo gij
spreekt, Reninghelst is eene zondaars paro
chie. Wij die altijd in de gelegenheid zijn,
dat en heeft ons nog nooit gebeurt. Yan eenen
anderen kant, als er niet gedanst en gezon
gen en wordt, gaat het vrouwvolk gaan sla
pen met de hennen. Nu baaske, gij mag ge
rust naar uw huis wearkeeren, wij zullen
ne keer komen zien hoeveel couragie de Re-
ninghelstnaars hebben:
De twee bazen ziende dat zij hun plan niet
kunnen trekken, nemen hun achterste in de
armen en vertrokken, kwaad gelijk de kop
pen, zeggende hebt er geluk mede en den
goeden dag. Te vervolgen.
De Koninklijke maatschappij ter aan
moediging der schoone kunsten, te Gent,
viert dees jaar haar honderdjarig bestaan (17P2-1892)
Gent,
(Wordt voortgezet).
Men vraagt ons welke de zichten der Ar
dennen zijn door den talentvollen schilder
Permeke geborsteld voor de paneelen der
Taverne Alsacienne. Zie ze hier en wij
raden onzen lezers aan niet na te laten ze te
gaan bewonderen, want zij zijn echt ziens-
waardig.
De puinen van Montcornet. Zicht op
Val-Diea. Kasteel van Hierges. Neuf-
manil (zicht genomen van 't Withuis).
Aiglemont (zicht genomen aan den Maasvoet
weg van Montey-Onze Yrouw).
Puinen van Orval. Puinen van Bonne-
fonteyne. Zicht van 't woud van Yresse.
—Kasteel van Bouillon(zijde van 'tllotel van
Frankrijk).
De oude Molen te Charleville. Nouzon
(zicht genomen der hoogten voor Joignv).
De vier Heemskinderen (zicht genomen naar
Chateau Regnault).
Omtrek van Mezières.
Charleville. Sieraadspaneelen. Sinds
verscheide maanden zijn er vergrootings
en verfraaiingswerken verricht geweest aan
de Taverne A Isacienne.
Reeds kan men op dit oogenblik twaalf
landschappen op lijnwaad geschilderd be-
■CTBMiiiiiiiin—Miwii ■iiaia^^Maiac^sH—a—
Deze maatschappij telt voor de huidige tentoon
stelling (de 35ste welke, te Gent plaats heeft) 53 wer
kende ledeii - waaruit een besturend komiteit van 13
-n wordt en 1077 inschrijvers,
personen genonm
waarvan de minste bijdrag
i tot 8 frs. beloopt. Met
./KW,KJ ZJ v* 1 a g V
zulke middelen is er nog iets aan te
Het driejaarlijksch salon dat beurtelings
Brussel en Antwerpen gehouden wordt, is thans in
de stad der Artevelden geopend sedert zl" Augustus
11.. Wij hebben het een dezer dagen bezocht en wil
len er wel eenige losse indrukken over neerschrij
ven. Deze indrukken zijn gansch persoonlijk, ge
waar geworden op het enkel zicht dei* werken en
hebben dus de pretentie niet van een orakel of ge
loofspunt, dat ex cathedra uitgesproken wordt, om
ook de wet aan anderen te stellen.
Daarbij geldt het hier eene zienswijze, terloops,
in allerijl opgedaan, in een drafje door 't snlon
want, hoe wil men, op eau halven dag tijds, zorg
vuldig alles bekijken, onderzoeken en bewonderen
wanneer de catalogus 876 schilderijen vermeldt,
zonder de n™ die vergeten zijn, 127 waterverfschil
deringen, pastels en teekeningen, 41 gravuren, etsen
en steendrukplaten, mitsgaders 109 beeldhouwwer
ken, samen 1156 nummers?
In ons overzicht zijn er dus meer achterwege ge
bleven dan vermeld met wij te het den steller dezes
niet, maar we! 't gebrek aan tijd.
De Scherpschutters, van Leo Abry (Antwerpen)
zijn een oude kennis, want wij ontmoetten ze reeds
in de Vlaamsche School. Abry munt uit in 't schil
deren van scenen uit het soldatenleven en zijn doek
houdt hier ook veel bewonderaars stil.
Eene goede noot voor P. Allaert 's (Gent) Graveer
der.
Albrecht Baertsoen (Gent) stelt niet min dan 7 wer
ken ten toon. Daar onder bemerken wij een goed
stukje Sneeuw,'s namiddags, met aardig effect; doch
zijne Vlaamsche stad, 's avonds is veel te blauw en
wij, die gedurig vlaamsche steden onder oogen
hebben, zien ze nooit in zulken toon. Op de Theems
zijn slechts verfkladden, maar geen schildering,Een
Avond in de Duinen, te Mariakerke a. z. is veel
beter.
Mej. Baldauf (Laken) stelt een lief Hollandsch
binnenhuis voormaar staan er daar wel naakte
standbeelden op de tafel, gelijk er hier een voor
komt? En indien dit postuur daar maar toevallig
troont, zooals het vermoedelijk is, waarom het dan
geplaatst op een doek, dat eene gedachte moet ge
ven van de Hollandsche intérieurs, in 't algemeen,
en niet van één binnenvertrek in 't bijzonder?
Het Landschapin de Kempen van Mej, Beernaert
(Brussel), de zuster onzes eersten ministers, is knap
geborsteld en zal wel in een museum terechtkomen.
Het Begijnhof te Brugge, des avond» gezien, door
Maiarits Bekaert (Gent), baadt in een gansch onna
tuurlijk lichthoe dikwijls ook de gulden avondzon
bezongen werd, toch heeft ze zeker nooit de voor
werpen oranjeachtig gekleurd Zoo ook is het Fruit
van II. Bellis (Brussel) veel te hel van kleur.
Joan Berg, de flinke illusfrator van Elsevier's
maandschrift komt hier met f en koppel mooie tafe
reeltjes voor: Jlet huwelijk, dat zoo wat theatraal is
als tooneelsciiikking; maar zijne Lief de, waar een
meisje op den boord eener sloot zit, terwijl daarne
vens een geknielde jongen eene liefdeverklaring
doet, is rondweg pittig.
Maurits Berg (Concarneau) komt met een gemoe
delijk genrestuk voor, Nadevischvmgst, waar twee
oude Bretonsche visschers na de moeilijke dagtaak
in de armzalige woning uitrusten en misschien wel
aan den kommer en de zorgen des levens denken.
P. A. Besnard (Parijs) geeft vier welgelukte Kin
derportretten, met eenige ouderen op 't achter-en zij
plan.
Einde van den dagdoorA. Binet (Parijs) is on
mogelijk als licht, zoomin zon ais maan! In de
schaduw, door denzelfden, waar eene naaister in 't
lommer iets te verstellen zit. terwijl een trouwe hond
op eenen stoel het werk zijnor meesteres aandach
tig schijnt na te kijken, is geestig en humoristisch.
Victor Binet's (Parijs) Zomermorgen is als oleo-
graphie; 't is allemaal blauw. Waar de schilders dit
in dergelijke schakeering zien, is ons een raadsel.
Hoe excentrieker, hoe beter, schijnen velen te zeg
gen en daarmee schilderen ze alles in 't blauw: zij
heeten dat modernism, realism, plein-airism ofna-
turalism, volgens keus; doch dit bewijst enkel dat
zij iets van 't daltonism hebben!
Een alleraardigst tafereel is Schemering van Jos.
Block (Munich). Door het raam dringt een laatste
zonnestraal, dien een jongen op zijn boek vangt,
waarin hij leest voor een beeldschoon luisterend
meisje.
Voor het portret van E. Renan, den schrijver van
La vie de Jésus, door Leo Bonnat (Parijs) blijven
ook veel bezoekers stil. Dit werk genoot reeds in
Frankrijk den welverdiendsten bijval.
Het Zeegezicht, eene dobberende sloep bij zons
ondergang, door A. Bouvier (Brussel), is insgelijks
meldenswaardig.
J. Breithner (Amsterdam) stelt een trompetter
der Hollandsche veldartillerie ten toondoch we
hadden hem liever veel duidelijker van teekening
dan met al die verfpasteien. Zijn Wachtmeester, op
bevelen wachtend, is eenigszins van gelijk maaksel,
doch niet zoo overdreven
Mej. Breslau (Parijs) toont een Leerlingdie be
zig is met zijn schoolwerk, misschien wel eene straf
te schrijven. De guit heeft een verstandig gezichtje!
De Kinderen m 't bosch, door Vacslar Brozik
(Parijs) zijn onvoorwaardelijk schoon en trekken
veel blikken,
Leo Brunin (Antwerpen) zendt twee mooie doe
ken Eene liefdeverklaring, waarin vooral het meis
jesgezicht zulke lieve uitdrukking bij de tradition-
neele beschaamdheid voegt, en Een bezoek in de
werkplaats van Benvenuto Cellini, waarop, nevens
den genoemden kunstenaar, de twee personaadjen
van het vorig tafereel voorkomen.
De teekening en de kleur der middeleeuwsche klee
deren zijn wel in acht genomen.
De Franschen zijn voor de naaktschildering. Ver
schelde. ,e hunner inzendingenzijn|studiën naar het
naakt model. Onder de schoonste rangschikken wij
Luccica en Danaë door Carolus-Duran (Parijs),
Ev. Oarpentier (Ter Hulpen) heeft een zwak voor
de groote natuur. Zijn doek, Zomerzonwaar twee
meisjes op den waterkant zich met een vastgebon
den vermaken, wordt zeer opgemerkt,
dengeuj. (Ath) stelt het portret voor van
W. Cartuyveia Dit schijnt ons goed ge-
den bouwmeester H... -*>. 0m behoorlijk te
maakt, doch daarom moest me,.,
kunnen oordeelen, het original kennen.
Met genoegen gezien Bij den Oudheidskenner,
van Th. Ceriez (IJperen). Indien wij ons goed her
inneren is het een oud soldaat (in burgerskleedij)
die zijne degens verkoopen komt; ten ware, dat hij
slechts een liefhebber ware, die een aankoopje doet
bij den oudheidskundigebeide opvattingen kun
nen er door. Verder daaromtrent dezelfden trant
aan Ceriez eigen en in al zijne doeken kennelijk.
M. V.