TAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT. Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoncenblad. LIEFDE en DWEEPZUCHT. Zevenste jaar. Zaterdag 15" October 1892. Nummer 42. Wat is de godsdienst? Ah.-mnamentsprijs voorop betaalbaar: 3 50 fr. per jaar voor de stad. 3 fr. voor den buiten. Per 6 maanden: i fr. 75. Annoncen: 15 cent. per drukregel. Rechte lijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers voor artikels, enz. 8 fr. per 100. Alle berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. D# annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede die voor het buitenland worden ontvangen Joor den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamd® artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en onderteek end toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet o- -enomen. Christus, Zaligmaker der menschen, god delijke opstandeling, voorzaagt gij. wanneer gij de kooplieden uit den tempel jaagdet, dat anderen eensin uwen naam ook zouden ko men van de heilige plaats een dievenhol ma ken? Deze raken alles aan; zij trekken uit alles voordeel, verkoopen alles, maken macht en geld van alles. Hunne koopwaar is het geweten, 't is het betrouwen, t is het geloof, het zuiverste van ons wezen; 't is het inwen dige, 'tis de vrede der huizen, 'tis het be rouw, de schrik, de zwakheid eens sterven de; 'tis het geheim van den banneling, door het gebabbel eener betooverde dienstmeid verkregen; 't is den misslag van den vader, de dwaling der moeder, afgeperst aan de een voudige en bevende inededeelingen van een jong meisje; 't is het leven, 't is de dood, t is de geboorte, het huwelijk, de kindsheid, de ouderdom de ziekte de doodstrijd, eindelijk al wat plechtig, en zielroerend en eerbied waardig is. Zij houden eenen open winkel in de sakristie der kerken. Zij verkoopen mis sen, aflaten, wijwater, biechtbriefjes, de toe lating om met zijne nicht, zijnen oom, zijne moei te trouwen, den vrijdag en den zater dag vleesch te eten, de maaltijden in plaats van twee, of twee in plaats van ééne te doen gedurende zekere dagen, en bijzonderlijk van vastenavond tot Paschen. 't Is bespottelijk, verfoeilijk. Bij hen vindt men ook beperkin gen, overeenkomsten, voorwaarden, verge lijken van alle slach jegens en tegen God, bij middel der welke gij straffeloos verrader, dief, meineedige, schriftvervalscher moogt worden, zonder gevaar voor uwe ziel, zon der den minsten hinderpaal, voor uwe eeu wige zaligheid. Zij werken voor al de nood wendigheden en de beurzen. Zij hebben afla- Walter Hervormer. (3e Vervolg). Hoor, zij droomt.. Hendrik! lieve Hen drik ik bemin u Wat zijn wij gelukkig nu de echt ons verbonden heeft! Voor eeuwig behooren wij elkander toe. Een glimlach speelt om haar gelaat. Eene hoestbui over valt haar. De slaap duurt voort. Nu schrikt zij weer. Iets gruwelijks moet in haar geest omwoelen, hare gelaatspieren trekken zich samen, met de doorluchtige hand schijnt zij eeae gestalte te willen verdrijven, koud zweet perelt op haar voorhoofd, hare beven de lippen openen zich en zij stamelt: Vader j Hendrik red mij De vader treedt binnen en wekt angstvol zijne dochter... Kind wat is er? wat doet u gruwen 't is niets vader, ik droomde.... gij zijt bij mij.... waar is Hendrik, vader?.... Wantje die dromen verflauwen u, gij zult nog erg ziek worden. Het is reeds lang dat gij uwe biecht niet gesproken hebt, ge durig hebt gij geweigerd als ik er u toe uit- noodigdeik heb besloten den pastoor te doen komen. Reeds nadert hij. Biecht, Wanlje, open den priester uw hart, die bange dromen 2ullen achterblijven en gij zult verkwikt wor den. Ah I die bel! dit is voor mij 1 Het is dan ten die tien jaren, twintig jaren, honderd ja ren, duizend jaren vagevuur afkoopen; zij hebben er andere, die zij vollen aflaat noe men, dewelke rechtstreeks naar den hemel laten gaan! Zij hebben ontslagen van vasten, te beginnen van het ei, tot den met truffels gevulden fazant, van de drooge noot tot den tarbot met hollandsche saus. Zij hebben stil le missen, halvehooge missen en geheele hoo- ge missen; missen van acht ure en missen van's middags; kapelmissen en koormissen, missen die men leest en missen die men zingt; missen met serpent en missen met het orgel, missen met quatuor en missen met groot or kest. Zij hebben begravingen met twee, tot honderd en tot tienduizend brandende was kaarsen; zij hebben er met het houten kruis, met het koperen en met het zilveren kruis, met effen sargie, met zwart laken en witte tranen, met doorweven, gestikt, en met wa pen geschilderd fluweel; met de artisten van het opera, de keteltrom en trompet'enge- schal. Zij hebben biechtbriefjes die op het woord afgeleverd zijn, andere die met den post kunnen verzonden worden; zij hebben er die op een onbeschreven blad geteekend zijn, zij hebben er om te trouwen, andere waarmede men mag sterven: 't zijn de duur ste. Zij houden, daarenboven, eene groote soorteering van gewijde speelgoederen, ko- perkramerij, enjuweeien, zooals heiligdom- kassen, rozenhoedjes, paternosters, doornen der ware kroon, roest der ware lans, splin ters van het ware kruis, vruchten uit den hof van olijven, vingeren van Sint-Jan, kei en van Bethléem, blond of bruin haar der Maagd, naar keus, water uit den Jordaan, visschen uit het meer van Genesareth, en beeldekens, klaagliederen, medailliën, lofzan gen bij duizenden millioenen. Dan, op zekere dagen, wanneer zij goede zaken gemaakt hebben, geven zij feesten: al toch waar dat ik spoedig sterven zal De dood dien ik in mijnen droom zag, komt mij wegrukkenVader, stem toe in mijne laatste bede. Laat Hendrik tot mij komen. Ik smeek u, laat mij hem nog eens zien. Het is tijd. Morgen ben ik niet meer. Nooit, dat nooit. Verwijder zulk ge dacht. Hendrik is een geus. Hij is vijand van kerk en godsdienst. Hij zou u ter hel leiden. Oh vader! In naam mijner moeder die ik weldra zal vervoegen sta mij mijne vraag toe.... Hare stem was zoo smeekend, haar ver glaasde blik drong zoo diep in zijn hart dat tranen hem langs de wangen rolden. Het zij zoo, sprak hij ik zal Hendrik doen roepen, maar daar is M. pastoor. Biecht goed, Wantje, biecht goed Haastig daalde hij de trappen af, en nede rig buigend trad hij met den grootsten eer bied den priester te gemoet. Ehwel, vader Vermeulen, hoe stelt de zieke het? klonk 's pastosrs grove stem. De kille nachtmist zal haar een weinig ontsteld hebben, doch de warme lentezon zal haar verkwikking brengen. Ik zal hare biecht hooren en haar de laatste sakramenten toe dienen. De man was in haast genaderd en bevond zich reeds bij den trap, doch de vader hield hem staanmet deze woorden Wacht nog wat, Mijnheer, ik zou u eerst gaarne eenige woorden zeggen. Sedert ik volgens uwe raadgevingen Wantje verbo den heb nog den onderwijzer van Ramskerke de v.errukkingen, al de vervoeringen der oo- gen en van het gehoor. De kerk, op die da gen, glinstert van goud en kristallijn; men gaat er op tapijten, er zijn gordijnen aan de vensters voor de bevalligheid van de kleur der dames. De menigte welke de dagbladen gewaarschuwd hebben, stroomt toe en ver dringt zich bij de deuren, met verplettering der voeten, het breken van hoedjes, policie agenten, vuistslagen en godslasteringen. Neen, dit is noch God beminnen noch hem dienen. Indien godsdienst maar dat beteekent, streept het woord uit: het hoont dezen dien gij beweert te vereeren. Godsdienst wil iets anders zeggen. Godsdienst wil zeggen liefde der menschen. Omdat men de oorzaak bemint moet men dan de uitwerksels opofferen? De edelste wijze van eenen aartsvader te veree ren, bestaat zij niet in zijne kinderen te be minnen? He! waarom zooveel zoeken, waar om zoo slecht God uitvinden? Katholieke dichters zijt ge niet beschaamd over zulke el lendige fabelleer? Weihoe, die afgeleefde, stokoude man, met witten baard en bloote voeten, die een amarantkleurig kleed en een blauwen mantel draagt, 't is God? een knor rige, ziekelijke, kortborstige grijsaard, wiens handen beven? een ikzuchtig honderjarig man die zich alles toeeigent? Allo dan! Wanneer uwe kardinalen in kindsheid vervallen, .-_aakt hen paus, ik stem erin toe; het is mis schien voordeelig de pauzelijke, zoowel als de koningskroon op het hoofd der mommien te plaatsen; maar dat wij dit ellendig verval van eenen mensch voor God aanvaarden, neen, bij de hemel! onze goddeloosheid gaat zoover niet. God, 't is de wereld! God, 't is de overeenstemmieg; God, 't is de liefdewet, die al de sferen, al de zonnen, al de sterren in altijddurende aangetrokkenheid houdt; die maakt dat in de lente de aarde zich optooit, de bloemen komen, de vogelen zingen, de aan te spreken, is zij beginnen te kwijnen en sinds hare ziekte heb ik haar dikwijls over biecht gesproken, maar gedurig vond zij een belet of uitvlucht. Ik heb haar zooeven uw bezoek aangekon- gekondigd, zij heeft mij gevraagd u niet bij haar te brengen en smeekte mij nog eens den onderwijzer te mogen zien vooraleer zij hare oogen voor eeuwig zal sluiten. Zij smeekte mij zoo vurig dat ik niet heb durven weigeren. Mag ik hem roepen Hoe de geus zou hier konen Daarom is het dat ik hem den vroegen morgen in het dorp en rond de hoeve heb zien dwalen. Be let zulks. Hij is in den ban der kerk. Hij is een aanhanger van den duivel en alle god- vreezende menschen moeten hem vluchten en schuwen. Laat hem bij het stervende meisje niet komen, aan God alleen moet zij denken, alle andere gedachten zijn zonden. En zoo zij weigert te biechten want dit vrees ik. Eene reden te meer om hem niet te laten komen, aangezien het meisje, na zoo korte betrekkingen met hem, reeds de biecht weigert op haar sterfbed, hoe rampzalig ware het voor hare ziel niet, hem nog in het plechtig stervensuur weer te zien. En moet ik nu nog de laatste bede van mijn kind verwerpen Eilaas hadde ik mij nooit zoo wreed getoond jegens haar hadde ik die ingewortelde liefde niet trachten uit haar hart te rukken, mijn eenig kind zou mij nog frisch en gezond ter zijde staan in den arbeid. Maar nu is het te laat mijn God mannekens hunne wijfjes en de moeders hun ne jor gen zoeken in den welriekenden nacht der wouden; God, 't is de ontzaggelijke ke ten die al de wezens van al de rijken aan malkander bindt, van het weekdier tot den mensch, van het mos tot den cederboom, van de aarde tot den diamant; 't is die eewi- ge zielsverhuizing, die altijd verandert en nooit vernielt, die van het mest de roos maakt en in eene doode rups het schitterend toilet van den vlinder vindt; 't is de verhevene kunst die een druppel water in parel veran dert, des snachts de vliegen gelijk sterren, de wormen gelijk fakkels doet glinsteren; God, 't is de vrijheid, 't is de broederlijkheid, 't is de eendracht, 'tis de vriendschap; 'tis de wederzijdsche behoefte te helpenen gehol pen te worden, te verdedigen en verdedigd te worden; 't is hetgene maakt dat in de we reld, ik zeg niet onder de menschen, al de gelijksoortige wezens zich beminnen, zich opzoeken, zich beschermen; 't is de lucht zwart van vogelen die malkander opzoeken en verwachten en van lente tot lente, van groente tot groente reizen; 't is de zee, door hare legers trekvisschen bewogen, waarvan de uitgezondene voorwacht zich blootstelt bij de ontmoeting van den vijand, terugwijkt als zij hem gezien heeft en de massa komt verwittigen die wegvlucht; 't is de wijngaard, 't is het eiloof, dat den grooten boim streelt die zijne oude armen aan hunne verliefde zwakheid leenen; God, 't is de weldadigheid, 't is de bermhartigheid, 't is het medelijden, 't is de vergiffenis,'t is het geluk, 't is de vrede, 't is de overgroote blijdschap der na tuur wanneer de zon verschijnt, en hare rust wanneer zij verdwijnt Ziedaar God! al wat goed is, al wat schoon is, al wat wel is, al wat verkwikt, al wat bedaart, al wat troost, al wat redt. De godsdienst is de beschouwing, hetonderricht, Beklaag uwe handelwijze niet, pachter, gij hebt ten volle uwe plichten vervuld, God zal u later in den hemel beloonen voor de smarten die gij op aarde te verduren kreegt. Gij hebt voor de zaligheid van uw kind ge zorgd. Laat mij nu de taak over. Wantje zal zal naar mij luisteren, eene goede biecht spreken, zich met God verzoenen en hare ziel zal aan Gods oppertroon schitteren als eene star aan den blauwen hemel. De vader begon meer en meer de wroe ging des gewetens te gevoelen, bittere tra nen leekten hem uit de oogen en met het hoofd in de handen verborgen, viel hij snik kend op eenen stoel. Hij dacht aan Vandaele die treurend rond de hoeve dwaalde; het minste gerucht of gekraak deed hem vreezen dat de man zou binnengekomen en terzelver tijd wenschte hij naar die komst omdat hij hoopte dat het zien van den minnaar zijne dochter het leven zou kunnen verlengen en haar zelfs misschien de gezondheid terugge ven. Even spoedig echter dacht hij aan den pastoor, zijne hoop verzwond en vrees en angst maakten zich van hem meester. Doch onder al die gepeinzen werd hem net hart doorboord door den blik die zijne dochter hem over eenige oogenblikken kwam toe te sturen toen zij hem vraagde nog éénmia haren minnaar te mogen zien. Wat was die blik hartroerend geweest. De man was er nog gansch van ontsteld, die smeekende oogen zweefden steeds om hem heen. De pastoor was de kamer der zieke bin nengetreden. Wordt voortgezet. HET WEEKBLAD (Is VERVOLG). DOOR

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1892 | | pagina 1