VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT.
Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoncenblad.
Tiende jaar
Zaterdag 9n Februari 1895.
Nummer 6.
Nieuwe toestanden. Nieuwe plichten.
STADSNIEUWS.
Hoe de kaloten te werk gaan.
Abonnementsprijs voorop betaalbaar: 3 50 fr. per jaar voor de stad. 3 fr. voor den buiten. Per 6 maanden: 1 ft*. 75. Annoncem 15 cent. per drukregel. Rechte
lijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centienuaa per nummer. Afzonderlijke nummers voor artikels, ent. 8 ft*, per 100. Alle
berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. Deannoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanaeren, alsmede
die voor het buitenland worden ontvangen ioor den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamd# artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij es
onderteek end toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen.
De verkiezingen voor de Kamers
ende Provincieraden zijn sedert maan
den voorbij.
Zij hebben geheel de natie diep ge
schokt en alle gemoederen in bewe
ging gebracht.
De openbare aandacht die zich van
lieverlede van den strijd der politieke
partijenen van de beraadslagingen der
Wetgevende Kamers had afgewend
en ingesluimerd was, is plotseling
wakker geschoten
In den schoot van het vroeger zoo
stille huisgezin; in de herbergen waar
kaart- en dominospel en de praatjes
van stad en van buurt de kruim der
gesprekkenuitmaakte, wordt er thans
warm en levendig gehandeld over het
keerpunt, dat in onze politieke wereld
is ontstaan, namelijk over de zoo plot
selinge optreding der socialisten; over
de redevoeringen en wetsvoorstellen
hunner aanleiders; over hunne leer
stelsels, over hunne plannen,
De eenen toonen zich sceptisch;
anderen en velen onder de burgerij
laten onrust blij ken voor eene toekomst
die zwanger gaat van eene omwente
ling.
De belangstelling is algemeen en
zal groeien, naarmate andere vragen
in de Kamers zullen besproken wor
den.
't Is niet alleen in de steden, ook in
de dorpen dat de nieuwsgierigheid is
aangeprikkeld en dagelijks wordt aan
gevuurd door het toenemend versprei
den van het ver kort ver slag der beraad
slagingen van de Kamers.
Is het niet eene uitmuntende gele-
genhied voor de liberale partij weder
de uiteengedreven gelederen te sluiten;
haar zelfbestaan te bevestigen; hare
beginselen luid uit te roepen en eene
krachtige beweging van propaganda
inhetleventeroepenomte herinneren
welk het doel is dat zij nastreeft?
Wij zijn verslagen, verpletterd!
zal men ons wellicht glimlachend en
schokschouderend antwoorden. Eer
vijf en twintig jaren voorbij zijn, mo
gen wij niet meer hopen het bewind
nog in handen te nemen!
Verslagenzijn we, maar verpletterd
wij betwijfelen het.
Kan men beweren dat wij met
machteloosheid zijn geslagen, als wij
bestatigen dat niet één der liberale
kringen en maatschappijen die over
het land zijn verspreid, is ontbonden;
dat niet één liberaal dagblad is ver
dwenen?
De middelen tot werken liggen ons
voor handen. Wij hebben er slechts
naar te grijpen om hen in werking
weder te brengen.
Wat ons, liberalen, in deze dagen
van rouw ontbreekt, is de moreele
kracht, die aanzet tot vertrouwen en
hoop in de toekomst.
Zij ontbreekt bij velen, omdat zij
slechts liberalen uit gewoonte zijn.
Grootvaderen vader warer. liberaal;
het midden waarin zij werden geboren,
opgeleid en tot mannen opgegroeid,
was liberaal; de vrienden waarmede
zij verkeerden, de gezelschappen die
zij bezochten waren het ook.
Haast zouden wij schrijven, dat de
wetten door Darwin vastgesteld, de
afstamming en de invloed van het
midden zich h ier hebben verwezent-
lijkt om liberale producten in het leven
te roepen.
De hoofdbeginselen van het libera
lism; hunne innerlijke waarde, hunne
vruchtbare hoedanigheden, hunne
reddende deugden; hunne verrecht
vaardiging onder standpunt van
wetenschap en geschiedenis, zijn bij
velen uit het oog verloren of komen
hun voor als omgeven van valsche
onvolledige of verkeerde begrippen!
Wij bedoelen hier met den kleinen
burger of den werkman, wiens onwe-
tenheid of onbewustheid licht te ver-
schoonen vallen; neen, wij bedoelen
strijdgenooten uit dehoogere standen,
die door geestesontwikkeling en cul
tuur voor deze hoogere begrippen
vatbaar zijn en die deze toch missen
't Zijn deze mannen die als het ware
de leidende kracht in onze partij
zouden moeten daarstellen; aan het
hoofd van alle beweging zouden moe
ten staan om haar vóór te lichten en
in de gewenschte en doelmatigste
richting voort te stuwen.
Laat het ons bekennen. Dergelijke
mannen bezitten wij, maar hoe dun
zijn ze niet gezaaid; hoe velen zijn er
niet die slechts van ver nog den strijd
aanschouwen, daar ze ontmoedigd of
achteruitgedreven werden door ande
ren die in de politieke vereenigingen
bij het naderen der koorts den verkie
zing luider spraken, maar die in ge
wone omstandigheden nooit 't huis
waren, toen er buiten de oogen der
menigte aanhoudend, degelijk en ern
stig werk te verrichten viel.
Onze«staf» is\erarmden willen wij
hem aanvullen met jonge en nieuw
bestanddeelen, dan moeten wij eerst
en vooral onze beginselen verrecht
vaardigen in de oogen van het jonge
re geslacht, om hem een ideaal voor
oogen te tooveren, dat genoeg geest
drift kan verwekken om tot de noodige
opofferingen aan te sporen.
In zijn N° van 12 Januari deelt het
Nieuwsblad eenen brief mede van M.
G. Lapiere, waarin deze protesteert
tegen de gezegden van Burgemeester
Surmont in de zitting van den Ge
meenteraad van 31 December 1894.
Dezen brief hebben wij insgelijks
medegedeeld, daar wij hem uit le
Progres hadden overgenomen.
Maar het Nieuwsblad heeft in zijn
nummer van 19 Januari twee ko
lommen beklad om te doen gelooven
dat Burgemeester Surmont overschot
van gelijk had, enM. G. Lapiere niet
wist wat hij zei. Daarop heeft deze
eene nieuwe terechtwijzing naar het
klerikaal orgaan gestuurd, maar het
Nieuwsblad ontwijkt den pennestrijd
en weigert den tweeden brief van M.
Lapiere,die verpletterend is voor Bur
gemeester Surmont, over te nemen.
Om onze lezers op de hoogte dezer
zaak te houden, deelen wij hieronder
dezen tweeden brief mede, alleenlijk
om te doen zien hoeveel kwade trouw
bij onze tegenstrevers te vinden is.
In hunne bladen mogen zij liegen
en lasteren, hunne lichtgeloovige le
zers misleiden zooveel zij willen,
maar nimmer zullen zij de billijke
uitleggingen van eenen tegenstrever
opnemen, uit vrees dat hun publiek
hunne huichelachtige handelwijze be
merken zou
Ziehier wat M. Lapiere naar het
Nieuwsblad zond
Yperen, 29 Januari 1894.
Mijnheer de Uitgever van het Nieuws
blad van Yperen.
Op de uitleggingen gegeven door M. den
Burgemeester van Yperen, in zitting van
den Gemeenteraad van 19 Januari, betrek
kelijk de ondervraging van het achtbare
Raadslid M. Brunfaut, en welke gij breed
voerig in uw Nr van 23 Januari verhaalt,
bid ik u de tegenwoordige verbeteringen te
willen overnemen.
Ik had gedacht niet meer te antwoorden,
gezien de zonderlinge manier van verhande
len van mijnen tegenstrever. Mijn stilzwij
gen echter zou bij velen eene bekentenis
kunnen geschenen hebben. Wat mij inder
daad weerhield, was de tegenzin het publiek
op nieuw met mijnen persoon bezig te hou
den.
Mijn brief, tot de eenige weekbladen ge
richt die het verslag der zitting van den
Gemeenteraad van 31 December 18Ö4 gege
ven hadden, (het is mijne schuld niet indien
andere gazetten hem hebben overgenomen),
had voor doel te protesteeren tegen de ge
zegden van M. den Burgemeester van Yperen
1° omdat hij aan al de Ypersche aannemers
de uitnoodigingen niet zond van al de samen
getrokken aanbestedingen der stad.
2° Hij scheen de nijverheidsgestichten der
ingezetenen, diezich veroorloofden anders te
denken dan hij, te willen boycotteeren.
Door dien brief vroeg ik de aanbesteding
van het onderhoud van al de gameentege-
bouwen en ik eindigde met eene uitdaging
ten einde te bewijzen dat M. de Burgemees
ter, vader der stad, min onpartijdig was
dan hij het wil schijnen.
Nu antwoord ik afzonderlijk op ieder feit
door M. den Burgemeester ingeroepen.
Voor de zes eerste aanbestedingen, die
geheel openbaar waren, waar hij zegt dat
ik nooit heb ingeschreven, heb ik dit punt
nooit betwist.
Voor de vier volgende gevallen houd ik
staan dat ik niets ontvangen heb, zoo min
als voor al de andere die volgen en nopens
welke- hij overigens niel verzekert dal ik
verwittigd ben geweeest. Voor de Kal-
verstraat bijzonderlijk ben ik over de aan
besteding niet bericht geweest en heb bijge
volg niet ingeschreven.
Ds prijzen die hij aanhaalt en die ge
geven zijn geweest vóór de aanbesteding,
maakten het voorwerp uit van inlichtingen,
door het bureel van openbare werken der
stad gevraagd, prijzen die gegeven zijn ge
weest bij enkele briefwisseling, zonder aan
duiding van den laatsten rechtsdag. Wat de
bijzonderheden betreft dezer aanneming zel
ve, waar ik niet geroepen ben geweest en
diensvolgens niet heb kunnen inschrijven,
zou de aannemer de reden kunnen opgeven
waarom dit werk in openbare aanbesteding
gebracht is geweest. Ik noodig M. den Bur
gemeester uit het dossier dezer zaak na te
zien; hij zal gemakkelijk erkennen dat hij
zich vergist heeft.
Ziedaar wat de uitnoodigingen aangaat
die ik houd staan niet te hebben ontvangen.
Ir daag M. den Burgemeester uit het tegen
deel te bewijzen.
Komen wij nu aan feiten, die volstrekt
niets te zien hadden in de zaak en die van
aard waren den toehoorder of den lezer te
misleiden.
In de zaak der boorden, Seminariestraat,
vergeet M. de Burgemeester maar één punt:
't is dat ik, om hem dienst te bewijzen,
de stad sedert vier maanden beroofd zijnde
van voetpadboorden, en het werk dringend
zijnde, elf loopende meters van die boor
den heb overgelaten, in steen van Soignies,
op twee kanten gezaagd en gerekend aan
den prijs van dergelijke steenen. M. de Bur
gemeester verandert den prijs alsof het stee
nen van Maffles waren. Deze laatste zijn
van min goede hoedanigheid, slecht gekapt
en breken zeer gemakkelijk. In de aanne
ming der Kal verstraat alleen, zijn er een
vijgtigtal meters verworpen. Overigens deze
steen is nog maar sedert korten tijd in de
openbare werken aangenomen. Is dit alles
nauwkeurig? Waarom heeft Mijnheer de
Burgemeester mijn geschreven voorstel
niet aanvaart mij de helf meters gele
verde boorden weder te geven, zoodra
de -stad de hare zou ontvangen hebben? en
waarom heeft hij niet aangeduid dat de stof
van het geleverd voorwerp niet dezelfde was?
De geschiedenis der schetsen in potlood
voor eenen grafkelder is niet min faatasist.
Die schetsen zijn behandigd geweest aan een
lid mijner familie als aanduiding, en geens
zins om aan het Gemeentebestuur onderwor
pen te worden. Ik had noch het bestuur
noch de verantwoordelijkheid van dat werk.
HET WEEKBLAD