Stadswerken. Het Journal d'Ypres en de burgerlijke begraving. Nieuws, groot Nieuws! Heb compassie. Bericht. Het Thuindagfeest. Het Vereeniging Collegia Collége de TUnion, Ypres. Sterfgeval. 3° Waarom laat men toe de uitdelving van liet waterkasteel, te beginnen vooraleer de materialen, de grondbalken, de piloten en het gereedschap om ze te heien ter plaats ge bracht worden en gereed liggen? 4° Waarom zal men onbevrochte arduin- steenen van Soignies aan 80 fr. den kubiek meter voor de grondmuren van 't waterkas teel gebruiken, dewijl er in het lastenkohier uitdrukkelijk bevolen wordt blauwachtige zandsteenen (grezen) te gebruiken, die in de begrooting op 120 fr. zijn gebracht en eene waarde van 200 fr. hebben? Verledene week hebben wij gevraagd 1° Waarom en met wiens toelating de pompen der pompiers (die toch wel deel ma ken van het brandmateriaal) ter beschikking van den aannemer gesteld zijn geweest? 2° Waarom de nieuwe kruiwagens voor de waterwerken aangekocht waren te Mee- nen en niet vervaardigd geweest zijn in Yperen, >waar wagenmakers, smids en hout kooplieden eenig profijt zouden gehad heben? Deze twee vragen, zoowel als de vier voorgaande zullen onbeantwoord blijven, vreezen wij; doch het Nieuwsblad heeft on gelijk ons niet te willen inlichten. Er zijn nog eenige vragen te doen maar wij zullen wachten tot wij een antwoord bekomen hebben op de zes voorgaande, ten ware het Nieuwsblad vast zou besloten hebben ons het antwoord schuldig te blijvm. 't is waar dat het Nieuwsblad, in zijn nr van Zaterdag 1.1. ons laten weten heeft dat de werklieden betaald zijn aan 22 centiemen per uur, in plaats van 18 centiemen. Maar op denzelfdan datum hebben wij die nieuwe beslissing aangestipt. Dus het Nieuwsblad vertelde nietsnieuws. Het noemde ons oolijk- aards omdat het in de meening verkeerde dat wij van die prijsvermeerdering nog niets wisten. Maar volgens onszijn de oolijhaurds dezen die het werk voor een spotloon willen gedaan krijgen. [wordt voortgezet.) 't Is ten onrechte dat onze confrater De Strijd in zijn laatste nummer M. Angillis beschuldigde in overtreding te zijn met het bouwen van eenen muur in de Rijke Glaren- straat. Het plan dezer bouwing werd door het schepencollegie goedgekeurd en 't is het schepencollegia dat ongelijk heeft. Maar ziehier welke gevolgen het favoritism in de stadswerken oplevert Een muur werd verleden jaar gebouwd door zekeren G. P... (een pompier, als't u belieft,) voor de rekening der burgerlijke Godshuizen en M. Angillis moest er de ge meenzaamheid van overnemen. Maar die muur was zoo ellendig gebouwd, met zulke slechte moortel gemetseld, kortom in de be- weenlijkste voorwaarden opgemaakt dat men nu reeds verplicht is hem af te breken, omdat M. Angillis de gemeenzaamheid niet wil overnemen van een knoeiwerk. Ziedaar wel het werk onzer tandentrek kers! het werk van die groote verstanden, die alles gingen veranderen wat op den aardbol bestaat en de gebradene kiekens in onzen mond doen vallen. Zij breken geld met hamers, geven het werk aan vrienden en kennissen die er niets van kennen, en moeten eindigen met zich tot bevoegde vakmannen te wenden om hun knoeiwerk te verbeteren. O die grappen makers 1 En dat noemen zij min politiek en beter bestuur 1 Het godsdienstig Journal d' Ypres schrijft een artikel van meer dan eene Kolom over de burgerlijke begravingen, waarvan wij slechts den laatsten paragraaf overnemen. Ziehier De burgerlijke begravingen zijn vijandi- ge betoogingen tegen allen godsdienst dus tegen het gedacbt van God. De heide- nen hadden de verschooning de waarheid niet te kennen. Maar, min burgerlijk dan de liberalen, zij hadden hunne eeredien- sten. De liberalen van alle kleur hebben er geen, zij zijn zeldzaam dezen die in God gelooven dezen die overtuigd zijn van de onsterfelijkheid der ziel, van de geluk- kige of ongelukkige eeuwigheid volgens onze verdiensten?? De burgerlijke begraving is de loochening van al die waarheden. God zal niet alleen dezen veroordeelen die deze ongodsdienstige betooging op touw zetten, maar ook dezen die de- zelve aanmoedigen door hun voorbeeld en hunne tegenwoordigheid. Maar er zijn twee soorten van burgerlijke begravingende vrije en de gedwongene. Zal God een onderscheid maken tusschen beide Bij voorbeeld, 1° een arme drommel komt te sterven, die geen enkelen duit bezit om zijne begraving te betalen; hij wordt naar de kerk gedragen en bij gebrek aan geld weigert de priester eene mis te lezen, hij vergenoegt zich met een enkelen de pro/on- dis af te lappen en daarmêe naar 't kerkbof. Kan men wel die begraving aanzien als zeer godsdienstig 2® Een ongelukkige sukkelaar, door wan hoop aangedreven, stelt vrijwillig een einde aan zijn leven. Die sukkelaar is arm, kan geen ordentelijken lijkdienst betalen, zelfs geene mis. Welnu, men weigert hem den ingang der kerk, en men draagt hem ten grave zonder de profondis, zonder pries ter, zonder iets dat van den godsdienst af hangt. Wie verdient hier gehekeld, veroor deeld on gestraft te worden? Is het den over ledene, omdat hij arm is Of is het de pries ter die deze burgerlijke begraving op touw heeft gezet Maar, zal men ons doen opmerken, die mensch heeft gezondigd tegen het gebod van God, dat verbiedt zich te zelfmoorden hij is in staat van doodzonde gestorven en diens volgens zijn alle gebeden nutteloos. Welnu, indien het zoo is, waarom dan dien grooten tralala, die pracht, die gezan gen, die plechtige begraving van den rijke die in de zelfde conditiën sterft 1 Wij hebben er meer dan één gekend in onze stad die zich zelfmoordde, niet uit wan hoop, gelijk den arme, maar voor eenen niet, eene gril. Maar er was geld, men kon eene prachtige begraving bestellen, wierook en offerkeersen betalen, en men vergat den aanslag op het leven, de zonde tegen het ge bod van God en men zong, schreeuwde en luidde,dathoorenenzien vergingen. En noch tans die twee personen waren in denzelfden toestand. Is dit niet een bewijs dat onze godsdienst twee maten en twee gewichten heeft en zou het Journal d' Ypres durven veronderstellen dat God, die de rechtvaar digheid zelve is, ook met twee maten en twee gewichten wezen zal En dan, de ongelukkigen, die aan eenebe,- smettelijke ziekte bezwijken, worden zij niet burgerlijk begraven Men voert hen weg 'savonds, kwansuis om gezondheidsredenen. Maar noch koster, noch pastor komen voor de pinne. Zouden die menschen daarom ver loren gaan en zal de pastoor daarvoor geen zielenlast moeten dragen. Maar nu nog iets Wat moet men denken van een mensch die gedurende geheel zijn bestaan een we- reldsch leven geleid heeft, die al de genoe gens des levens heeft gesmaakt en in niets te kort is gebleven om zijne vermaken te zoeken, zijne driften te voldoen en zoolang hij kon op te offeren aan de wereld en hel vleesch (wel te verstaan zonder op te houden voor de wereld een eerlijk man te zijn)? Welnu, die mensch voelt zijn einde nade ren, hij wil niet naar de eeuwigheid ver trekken zonder zich een pasport voor den hemel te doen geven en daarom bestelt hij niet alleen een grooten dienst, vele keersen, wierook' en gezang, maar hij doet zich ver mommen in eenen pater, trappist, diskals of dominikaan, in de hoop dat S' Pieter hem zonder aarzelen de deuren des hemels zal openen. Wij vragen het, wat moet men den ken van zulken mensch Het Journal d'Ypres zal misschien zeg gen die mensch had voor zijne dwalingen geboet, hij was tot inkeer gekomen. De barmhartigheid Gods had zijne ziel getroffen, en het berouw had hem gered. Welnu, wij oordeeleu er anders over. Voor ons is zulk mensch een godsbedrieger, die denkt eene vermomming te moeten aan trekken om den hemel te bereiken, en de verantwoordelijkheid niet durft dragen van zijn wereldsch leven, 't Is een schnijheilige die eene persoonlijkheid aanneemt waartoe hij geen recht heeft die, na hier gedurende zijn leven menschen te hebben gefopt, hier namaals God wil foppen. Wie is nu de eerlijkste? De man die de eeuwigheid binnentreedt, getrouw aan zijn verleden, of deze die op het laatste uur een masker aantrekt om zijn verledene te doen vergeten Wij verwachten daarover een antwoord. In het nr van het Nieuwsblad van heden vinden wij de opsomming der werken die ge daan zijn geweest door het stadsbestuur se dert den nacht van lnFebruari. Het Nieuws blad moet natuurlijk deze uitleggingen geput hebben uit de documenten van het stadhuis en om zulks te doen moet het de zelve ter zijner beschikking hebben. Nu zal het zeker wel de gelegenheid vin den den brief te durven mededeelen dien M. Georges Lapiere hem destijds zend en dien hij heeft trachten te ontwijken als een fijne goochelaar. Toen wij de lijsten der werken overzagen welke gedaan geweest zijn, bemerken wij dat, buiten sommige werken door de heeren Bataille en Blaton-Aubert uitgevoerd, al de andere gegeven zijn geweest aan vrienden en sleppedragerswel is waar men heefter reeds eenige moeten afbreken, zoo slecht waren zij gedaan. Wanneer de kaloten van 't stadhuis niet meer weten wat inbrengen om zich te ver- schoonen, stellen zij zich vóór als slachtof fers, die door de liberalen gehoond en gelas terd worden. In het Journal d' Ypres van Woensdag 1.1. jammert en kermt een zenuwachtige schrij- velaar over hetgene men zeggen durft tegen Surmont, Colaert en Henritje. Hij weent er tranen bij zoo groot als katsebollen. 't Is jammer, die arme schapen zijn aan den schandpaal gespijkerd geweest en zij zullen het nog meer dan eens worden. Gij, Surmont, nieuwbakken edelman en vriend van den nacht van ln Februari, herin ner u de broodrooving die gij gepleegd hebt tegenover eerlijke bedienden, herinner u uwen onverzoenlijken haat voor alwi# niet uwe gedachten deelde, herinner u de jezuie- tenstreken die gij gebruikt hebt om het oppergezag van Yperen te veroveren. Colaert, gij, die in uwe heldendichten den verlichten Mecènes van Yperen hebt bezon gen, gij die de verdediger zijt van weduwen en weezen, herinner u uw dubbelzinnig ge drag in verschillende omstandigheden. Gij zijt een windhaan, die draait met alle win den, kortom, gij zijt Colaert. Wat u betreft, Henritje, gij die door die mannen opgehemeld zijt, gij zijt zoo ver ge komen dat men met u niet meer kan spot ten, gij zijt de verwezenlijking van al wat belachelijk en dom is. En zeggen dat gij het drietal uitmaakt van het beste dat er in de kalotenpartij te vinden is. Oh arme Wij bepalen ons hierbij, want wij zouden nog te veel van de anderen te zeggen hebben en tijd en plaats ontbreken ons. Voor wat laster en hoon aangaat Journal d'Ypres, ziet uwe verzamelingen na van 1888 tot 1891, waarin niemand, noch ouder lingen, noch kinderen, noch vrouwen, noch overleden gespaard werden, die allen met uw gezeever werden bevuild, en gij zult er een staaltje vinden van uwe eerlijkheid. Leergang van Topographie, voor de heeren Officieren der Pompiers. De Commandant laat weten dat hij Zater dag (hedenï om middernacht op de water werken eene les van topographie zal geven. Gezien de groote moeielijkheid der eerste les zal hij zich vergenoegen met de regeling van het waterpas-Lenoir uit te leggen. (345051) Heer Uitgever, Zoudt gij mij niet een plaatske willen ver- leenen om eens aan d'Yperlingen te laten zien hoe rechtvaardig onze tegenwoordige katholieken burgemeester en schepenen zijn. Toen de liberalen aan 't bewind waren en dat het programma van Thuindag d'eerste dagon van Juli niet aangeplakt was,schreeuw den zij in hunne gazetten dat het een® schan de was zoo lang te wachten vooraleer het programma uit te zenden dat het een groot verlies was voor alle neringdoeners, omdat den maatschappijen die eene subsidie had den, den noodigen tijd niet gegund was om hun feest kenbaar te maken, en wat weet ik nogal. Maar nu, zijn dezelfde schreeuwers aan 't hoofd, wij zijn den 15 Juli, dus nog 19 dagen voor de kermis en geen eene maatschappij (1) heeft een woordje van het stadsbestuur ontvangen nopens hunne ge vraagde subsidie. Wat zegt ge nu daarvan Yperlingen ne ringdoeners, is het niet wel Haast u nogmaals, gij die u den 1 Februari hebt laten bedriegen door alle soorten van valsche beloften. Nu hebt gij mannen die zorgen voor uwe intresten, wij zijn den 15 Juli en nog nie mand weet wat er te Thuindag zal te doen zijn, ten ware zij al het geld in 't bedelaars... volkshuis lieten verspelen. Zij zullen in hnnne gazetten niet kunnen vertellen dat wij leugens wijsmaken. Al de Yperlingen weten immers dat het wel zoo is. Hartelijk dank op voorhand. J. Yperling. Nauwelijks had het liberaal Collegie een jaar bestaan en reeds nam het manmoedig deel aan den algemeenen prijskamp tusschen de leerlingen der Athenea en Collegies van Bel gië. Het heeft er zijn deel der onderscheidin gen behaald en met veel eere uit den strijd gekomen. Leest en oordeelt RÉSULTAT DU CONCOURS GÉNÉRAL de l'enseignement moyen du premier degré. Lesaffre Auguste, 64 points sur 100. Sections A, B, C et D. 110 Concurrents. Lesaffre Auguste, 55 points sur 100. TROISIÈME DES HUMANITÉS ANCIENNES. Sections A et B. 227 Concurrents. Composition fran^aise. Joye Auguste, 54 points sur 100. Joos Robert, 52 100. Joye Auguste, 72 points sur 100. TROISIÈME DES HUMANITÉS MODERNES. Sections réunies. 200 Concurrents. Tlième allemand. Clarebout Emile, 58 points sur 100. Section Scientifique. 93 Concurrents. Thème anglais. Clarebout Emile, 63 points sur 100. Van Elslande Raoul, 53 points sur 100. Een hartelijk bravoaan de bekroonde heeren strdenten en aan hunne knappe leer aars. J.l. Dinsdag had te Komen (Frankrijk) de begrafenis plaats van den betreurden heer Deliège, Bestuurder der Harmonie van de Oud-Pompiers onzer stad en van het ge- meentemuziek van Komen (Frankrijk). Een onschatbare menigte was toegestroomd om den knappen muziekmeester, den goeden vriend eene laatste hulde te brengen en tot aan het graf uitgeleide te doen. AXMÉE 1894. RHÉTORIQUE DES HUMANITÉS ANCIENNES. Sections A et B. 112 Concurrents. Version grecque. Concours spécial de tlamand. Composition flamande. Theme latin. - Version latïne. Joye Auguste, 62 points sur 100. Concours spécial de tlamand. Composition flamande. 149 Concurrents. (t) 'k Zou liegen er is ééne Sint Jorisgüde, hare plnkbrieven z»n reeds gedrukt en uitgegeven. Sehieting met medehulp vrn Tstadsbestuur hoe weten zij dat reeds? De raadsleden zijn nog niat vergaderd geweest en de kredieten aoh niet ge stemd.

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1895 | | pagina 2