De Woelingen te Brussel.
STADSNIEUWS.
MEETING.
Pastoor DAENS
Hector Plancqnaert,
Samenspraak tusschen Karei en Sus.
Nog de Onvermoeibaren.
Komt allen, zooveel ge zijt en vooruit on
der den kreet: j
>L bas la calotte
Een onbeschrijfelijke geestdrift heerscht.
De menigte verlaat de zaal onder 't zingen
der Marseillaise.
De meeting in het Hof van Engeland.
De duizenden personen die in den schouw
burg niet konden geraken vergaderden in de
danszalen van't omliggende: Hof van Enge
land Lakenstraat, Hof van Tilmont, Ant-
werpsche poort, Zaal van Dyck, Antwerp-
sche steenweg.
In 't Hof van Engeland namen plaats
aan 't bureel: MM. Anseele, Demblon, De
Backer, Flechet. Buyl. enz.
M. Anseele zet de bespreking in en valt
vooral Vandenpeereboom aan.
M. Demblon schetst de rol af der socialis
ten in de Kamer sedert 1895.
M. De Backer kristen-demokraat, schand
vlekt in 't vlaamsch 't kiesontwerp.
Waarna M. Buyl een krachtdadige rede-
voeriug uitspreekt.
De zitting wordt insgelijks geheven onder
't zingen der Marseillaise
Overal in 't ronde, in alle herbergen houdt
men meeting. Meer dan tien duizend man
zijn rond den schouwburg vergaderd.
Betoogingen op straat. Talrijke
gekwetsten.
Na de meeting trok eene menigte van meer
dan 10.000 manifestanten, voorafgegaan van
clairons, de Laekenschestraat in.
Het schouwspel was waarlijk grootsch en
indrukwekkend; al de straten in den omtrek
stroomen van volk. Door de Kruidtuin- en
Noordlauen golft tevens eene ontzaglijke
menschenzee. En deze onstuimige massa rukt
opwaarts naar het hooge gedeelte der stad.
Naar de bureelen van Le XX" siècle, be
waakt door agenten, wordt met steenen ge
worpen.
In de Beursstraat worden de burgerwach
ten, die de hoeden zwaaien, toegejuicht.
Meetings op de Groote Markt.
Het Geuzenlied of de Marseillaise zin
gende, terwijl ten allen kanten: Ontslag!
en A bas la Calotte! weerklinken, komt
de menigte op de Groote Markt aangestroomd.
Op Treurenberg. De gendarmen
chargeeren.
Op Treurenberg vielen de manifestanten op
een cordon politieagenten en eene compagnie
artilleurs die de Koninklijke straat afsloten.
Men roept: Leve de Burgerwacht 1 Leve
de politie
De lantaarns worden uitgedoofd.
Rond 10 uur 3/4 hebben er hevige botsin
gen plaats.
De artilleurs steken de bajonnet op 't ge
weer en de gendarmen te paard stormen aan
die de manifestanten chargeeren.
Revolverschoten gelost door de
gendarmen.
De afdeeling gendarmen op Treurenberg
had den revolver in de vuist. Deze stonden
achter Sinter-Goedelekerk en bedreigden de
manifestanten.
De menigte kon hier voor- noch achteruit.
Na de sommaties, losten zij verscheidene re
volverschoten op het volk.
Een kerel riepPas opwij hebben hier
eene bom
Onder de betoogers zijn er talrijke vrou
wen. Hier en daar ziet men een redenaar
tot de burgerwacht spreken.
De gendarmen rukken gestadig aan.
Sabelslagen. Vrouwen en kin
deren vertrappeld.
Op Treurenberg wordt het ten slotte het
hevigste. Langs allerlei zijden rukken de
gendarmen aan op de manifestanten.
Zii chargeeren verschrikkelijk, wild.Voor
bijgangers en nieuwsgierigen, vrouwen, kin
deren worden omgeworpen en vertrappeld.
Hartverscheurende kreten en schril gefluit
wordt vernomen.
De gendarmen slaan met den blooten sa
bel; talrijke personen worden hier gekwetst.
Een manifestant werd door een sabelhouw
getroffen. Men vertelt dat een politieagent
tot een gendarm zeiSla niet I
De gendarm wellicht een clericaal
antwoordde: Slaat er op, in den hoop 1
Een 20tal revolverschoten.
Aan Treurenberg werden er ongeveer een
20tal revolverschoten gelost op de manifes
tanten. Een arm bediende, die er slechts
toeschouwer was, werd den bil doorboord
door een kogel.
Ondersteund door een agent en eenige per
sonen werd hij naar zijne woning gebracht.
En dit alles is het werk van dien schijnhei
ligen, gewetenloozen Peerenboom die op
straat ave's prevelt en deemoedig de oogen
neerslaat, en op wier hoofd en geweten nu
reeds het bloed gloeit van het vrijzinnige volk
dat, de meerderheid uitmakend, die rechts-
miskenning moede is en zijne rechten wil 1
Hier is het 's Konings plicht handelend
optetreden en dien onbehendige af te stellen,
hij die het land naar de revolutie leidt.
Steeds wordt er gechargeerd.
Brutaliteit.
Na die herhaalde charcheeringen der gen
darmen, rukt de menigte samen rond de St.
Goedeleplaats.
Gendarmen te voet en te paard geven er
bewijzen van veel brutaliteit.
Wie waren hier de uitdagers 2 Het volk of
de gendarmen
In de menigte is de ontroering groot. Het
volk, tergens moe, mort en spreekt van zich
te verzetten.
Een kassei wordt door een werkman uit
gerukt een gendarm wordt er door getrof
fen in het gelaat.
Daarop volgen nieuwe charges en pistool
schoten. Twee personen werden gekwetst.
Het is op dit oogenblik 11 1/2 uur.
De toestand wordt erger.
Om 11 1/2 uur was de toestand nog erger
op het grondgebied der Zone neutre.
In de Yzerenkruisstraat werden er ook
revolverschoten gelost; hier werden nu al
de gazbekken uitgedoofd, zoowel als in de
koninklijke straat.
De manifestanten kwamen in botsing, na
tuurlijk met de artillerie der burgerwacht.
Te rekenen van middernacht
bedaarde de beweging. De politie nam de kas-
seisteenen weg welke de Jonkheerstraat be
lemmerden en deed de gasbekken terug ont
steken, alsook in de Koninklijke straat.
Eenige pompiers bewaken Treurenberg.
Gendarmen, met den revolver in de vuist,
bewaken de plaats.
Welke hevelen de gendarmen
ontvingen.
Een journalist baande zich eenen weg
door het volk.
Hij moest voorbij eenige gendarmen gaan.
Deze vraagden hem: Waar gaat gij naartoe
Ik ben dagbladschrijver, mijnheeren,
ziehier mijn laissez-passer. Indien gij
nog eenen stap verder durft doen, schiet ik
u door den kop.
Onze konfrater kon derhalve zijne zending
niet vervullen.
Het Paleis van Laken bewaakt.
Onze Koning bevond zich donderdagnamid
dag op zijn kasteel van Laken, want de na
tionale vlag wapperde op dit gebouw.
Het koninklijk domein werd zoo zorgvul
dig bewaakt als de Zone Neutre. Het was
gansch den avond omringd door grenadiers
en burgerwachten.
De aanhoudingen.
Tijdens de betoogingen werden er in de
1* en 4' wijken een 20 tal aanhoudingen,
waarvan er vier werden behouden. Deze
personen hebben slechts weinig betrek met
de politiek en zij zijn ter beschikking van
het parket gesteld.
Met genoegen vernemen wij dat de
Groote Meeting gegeven door
en
morgen Zondag 2 «Juli, om 3 ure
namiddag in de Citadel buiten de
Meenenpoort, zal plaats hebben.
Karei. Goeden dag, Sus, en hoe gaat
het?
Sus. Zeer goed, Karei, en met u?
Karei. Nog al wel 1 Donders, het is
lang geleden dat ik u gezien heb. Nu zijt gij
een keer overgekomen om de koersen met
de velos te zien?
Sus. Ja, Karei, 'k ben komen zien
naar al die zeereloopers. Maar't zijn meestal
jongelingen die ik niet ken; één persoon
nochtans dien ik wel ken, was Burgemees
ter Surmont, die daar nogal veel van zijnen
neus maakte. Hij kommandeerde de loopers,
sloeg armen en paraplu omhoog, alsof een
ongeluk gebeurd was; hadden de andere
heeren hem moeten gelooven, dan zouden
er eene menigte uitgesloten geweest zijn
omdat zij een weinig buiten de piste geloo-
pen hadden. En wat kent hij daarvan?
Karei. Ja, gij zegt wel, wat kent hij
daarvan?
Sus. Inderdaad, gij hebt gelijk. Ik heb
gezien, terwijl ik de stad doorwandelde, hoe
zeere zij loopen. 't ls nu een jaar sedert
Maart dat zij het huis van wijlen den lieer
brouwer Froidure, in de Rijselstraat, zijn
beginnen afbreken en het staat er nog. Als
zij zoo voortgaan, zullen zij 't jaar blok, als
de uilen zullen kraaien, niet gedaan hebben,
't Is belachelijk! een der schoonste gevels
van de stad, welken de vreemdelingen alle
jaren komen bezichtigen, en die nu verbor
gen staat achter eene stelling die staat te
rotten, niettegenstaande al het werk en het
geld dat zij gekost heeft.
Karei. Jamaar, Sus, dat gaat Surmont
niet aan, 'tis de zaak van den Staat en de
Provincie.
Sus. 'k Weet het wel; maar wie moet
bij Staat en Provincie aandringen opdat de
begonnen werken voltrokken worden? Zijn
het niet onze Senators, Volksvertegenwoor
digers en Provinciale Raadsleden? Waarom
vertegenwoordigen zij ons in den Senaat, in
de Kamer en in den provintialen Raad. In
dien zij onze belangen niet willen ter harte
nemen moeten zij zich niet voorstellen om
gekozen te worden en de plaats overlaten
aan andere mannen, die, beter dan zij, hun
mandaat zullen vervullen.
Karei. Weet gij dan niet aan wien
het huis toebehoorde en waarom zij 40,000 fr.
hebben gegeven? De kaloten zijn fijne vo
gels, maar vogels zonder bek
Sus. Ja, maar dit alles maakt de re
kening niet der vreemdelingen en nog vele
min deze der Yperlingen. Ook, toen ik wat
verder mijne wandeling voortzette, bemerkte
ik den Lombaard nog een schoon gebouw
dat men laat in puinen vallen, 't Is eene
schande
Karei. Zeker is het eene schande, maar
dit gebouw heeft toch ook zijne bestemming.
Het is verpacht aan den alter ego van onzen
doorluchtigen burgemeester, tot er verande
ring kome bij den hovenier die er achter
woont en dan, zegt men, zal men er een
klooster van maken van liefdebroertjes
waarvan broeder Flamidianus overste en de
lange Seys portier zullen zijn.
Sus. Hewel! 't is proper!.... Nu, ik
slenterde langs bet Klaverstraatje en daar
bemerkte ik dat men de herberg de Duif had
afgebroken en dat er nog geene toebereid
selen gemaakt zijn om daar een nieuw huis
te plaatsen. Het is nu als een moordkuil,
die slechts dient om vuilnissen te vergaren.
En verder nog, aan den hoek der Klaver
en Rijselstraten, ziet men de oude herberg
hel Paradijs, die men, volgens men mij
verzekerde, in Juli 1898 is begonnen afbre
ken en tot heden toe nog niet geheel afge
trokken is. Welwelis dit hier een hutse
pot geworden I't Zijn me de leeuwen, uwe
bestuurders 1 En zijn dit nu de mannen die
in 1890 beloofden wonderen te verrichten
orn Yper's welstand te verzekeren?... Zij
doen juist het tegenovergestelde van hetgeen
zij beloofd hebben.
Karei. Weet gij wat Burgemeester
Surmont zegt
Veel beloven en weinig geven
Doet de zotten in vreugde leven.
Sus. Vandaar ben ik naar buiten ge
gaan en ik kwam aan de vaart. Maar God
lieven adieuer is nog geen water in en 't is
reeds dertig jaren geleden dat Drieske Nij-
pers er aan begonnen heeft. En hoevele mil-
lioenen heeft die vaart reeds niet gekost?
Dit is nu voorzeker iets dat ik mag vertellen
als ik in mijne streek terugkeer. Eene vaart
die sedert dertig jaar ontginnen is en waar
er nog geen water is in te zien. Ik vraag het
u, is dat geen wonder dat alleen te Yperen te
zien is.
Karei. 't Is waar, maar dat gaat nog
eens den 'Staat aan.
Sus. 'k Weet het wel, maar nog eens
waarom zetelen die groote verstanden als
Surmont, Colaert, Struye, Iweins en Van
Merris in de Kamers? Hebben zij daar niets
te zeggen? Kunnen zij niets bekomen van de
regeering? Zij zijn nochtans altijd bereid
om de ministers te gehoorzamen en hunne
minste grillen te voldoen. Maar neen, zij
vagen hunne hielen aan den welstand van
Yperen, zij trekken hunne duizende franks
voor niets te doen dan ootmoedig den knie te
buigen van Pater Boum en consoorten. Ja,
ja, ik herhaal het, zij hebben vele beloofd en
weinig gedaan.
Karei. In de Kamers hebben zij niets
gedaan, maar hierin de stad hebben zij vele
verricht. Zij hebben het stadskollegie en de
scholen voor volwassenen afgeschaft, zij heb
ben de schilderklas der akademieopgeschorst,
zij hebben reglementen gemaakt op het spe
len van orgels, pianos en accordéons, zij
krenken de herbergiers in hunne belangen,
zij verminderen het getal onderwijzers, zij
doen benoemingen die nutteloos en belache
lijk zijn, zij verrichten werken die eene mas
sa geld kosten, zij breken geld met hamers,
en zij noemen zulks een wijs bestuur.
Sus. 't Is mogelijk. Maar daar ik de
stad niet bewoon ben ik zoo goed niet inge
licht over hetgeen er gebeurt en ik was ver
re van te denken dat het hier zoo erg stond.
Kom, maken wij van nood eene deugd, het
wordt laat, wij zullen er nog een grooten
opzetten en dan gaan slapen. Ik hoop wel
dat er eerlang verandering zal komen en dat
hun langste eindje voorbij is.
Karei. Het is te hopen, Sus. Nu, slaap
wel.
IJperen den 30 Juni 1899.
Geachte Heer Opsteller.
Gelief de goedheid te hebben dit schrijven
in Uw veelgelezen Weekblad op te nemen,
als antwoord op de vuile en valsche aantij
gingen, welke sinds twee opvolgende weken
in het Nieuwsblad verschijnen, ten laste
onzer maatschappij de Onvermoeibare Tur
ners.
Men moet waarlijk onbeschaamde brood
schrijver zijn om de goede faam van eerlijke
lieden in twijfel te durven trekken.
Het Nieuwsblad wijdt een halve bladzijde
van zijn kostelijk papier, om het groote
schelmstuk, door de Onvermoebaren ge
pleegd, tijdens hun uitstapje naar Kemmel,
bekend te maken.
Laat ons eens onderzoeken wie hier einde
lijk de schelm is. Denk eens, Heer Opsteller,
twee onzer leden, arme werkmanskinderen,
hadden in hunne kinderlijke opgeruimdheid
elk een roosje geplukt, toebehoorend aan den
rijken kasteelheer. Daar het hier Onver
moeibaren gold was zulks verbodenwa
ren het leden geweest van de groep Sint-
Michiels, de Daam alleen ware voldoende
geweest om het feit te wettigen
En zou men niet zeggen dat de kinderen
der werklieden, welke deel maken van hun
ne maatschappij, hetzelfdenietzoudengedaan
hebben, om reden, wij werklieden hebben
niet altijd het geluk roosjes te bezittenvoor
wat de schade betreft het ware veel te be
lachelijk om daarover te handelen, wij zou
den eerst en vooral moeten onderzoeken, hoe
en op welke manier, de rijke kasteelheer,
aan de roosjes geraakt is.
Doch, Vriend Opsteller, er is hier een an
der doel in het spelDe schrij ver van 't Nieuws
blad heeft het gemunt op de goede faam on
zer maatschapgij en de eerlijk beid harer leden
en daar het doel de middels wettigt, zal hij
niet afschrikken van gelijk welke middels
hoe kaal en hoe laf zij ook mogen wezen, te
gebruiken.
De bloeiende vooruitgang onzer schoone
maatschappij, het welgelukken onzer talrij
ke feesten, de goede faam welke hare wer
kende leden overal genieten, dit alles wordt
voor de dompers onuitstaanbaar, dit is, om
zoo te zeggen, eene brok op hunne maag die
onverteerbaar is. En zulks blijk* klaar en
duidelijk uit hunne manier van schrijven. Zij
hebben begonnen met onze feesten te kritie
keeren en zij eindigen met onschuldige en
weerlooze kinderen aan te vallen.
Wij hebben reeds den schelm vast, hij is
slechter dan gemeen, hij is zelfs laf, want
men moet lafaard zijn om de onschuld te ver
achten.
Het Nieuwsblad handelt ook over de
Trompetters; wij moeten bekennen dat wij
fier zijn op ons korps. Zij zijn waardig aan
het hoofd te gaan onzer maatschappij; hun
Overste spaart zich geene moeite, en dat de
dompers achterkomen.
Waarde Heer Opsteller, u op voorhand
bedankende, bied ik U mijne oprechte groe-
tenissen. Een Onvermoeibare.
I
■uii—i»Q