Een gouden vrouwmontertje
Dood van Jules Bara.
Over de gebeurtenissen in China.
STADSNIEUWS.
Hoe de Hospicen
57.400 fr. verliezen.
GEVONDEN.
Burgerstand der Stad Poperinghe.
Wervick.
lijking van een rechtvaardig princiep na te
streven.
Gewelddadige maatregelen liggen niet in
den aard van ons volk, eenvoudig omdat
het gewoon is aan veel vrijheid en een on
beperkt recht van staatkundige propaganda.
Het is overtuigd dat de gezonde rede, een
waardige en gezonde bespreking meer aan-
klevers van een gedacht aanbrengen dan
grofheid en stelselmatige tegenwerking. Zou
den de socialisten denken dat de instellingen
van een land er door verhoogen in de ach
ting en den eerbied van het publiek met de
Kamerbesprekingen te beletten en het Par
lement, hoogste uiting van het volksgezag,
tot eene gemeene kroeg te verlagen? De
menschen die geweld en kabaal boven over
reding plaatsen zouden beter passen in eene
vergadering van vechtersbazen.
In de Oostenrijksch-Hongaarsche Kamer
zijn tegenwoordig de wetsbesprekingen door
geregelde bombardementen met inktkokers,
lessenaars en stoelen vervangen. Het is er
niet meer noodig dat de verslaggevers aan
duiden wie aan de debatten heeft deelgeno
men. Dat kan men bij het eindigen van elke
zitting merken aan de blauwgeslagen kijkers
en opgezwollen neuzen die de sprekers
als herinneringsteekens mede naar huis
dragen.
Willen de socialisten die buitenlandsche
nieuwigheid bepaald de inburgering schen
ken? Gaan wij meedoen aan het rekord van
die wildemansbedrijven? Gaan wij de twin-
tigeeuwsche beschaving en wellevendheid
een slag in het aangezicht geven?
Vooruit dan met hamers, trommels, mir
litons en schuiftrompetten! Het woord is aan
de grosse-caisse, aanhet orgel van Barbarye,
aan al de dierengeluiden uit de schepping.
Wij stellen den heer Minister van binnen-
landsche zaken vooreen orkestrion ten dien
ste te stellen aan de uiterste linkerzijde
Demblon zal draaien
En als wij dan op een, twee, drie het zui
ver algemeen stemrecht niet onmiddelijk be
komen, twijfelen wij aan het gezond verstand
van ons volk. Goliath.
M. Jules Bara is dinsdag namiddag, om 3
uren, overleden in zijne woning Bérriot-
straat te Brussel.
Maandag namiddag, om 5 uren, kreeg M.
Bara eene nieuwe beroerte.
De dokter Rommelaere stond hem met
twee zijner collegas geheel den nacht bij
maar den toestand verergerde gedurig.
Dinsdag namiddag was alle hoop verloren
en de doodstrijd begon. Om 3 uren was alles
geëindigd.
M. Bara heeft als parlementair eene schit
terende loopbaan gehad.
Op 27 jarigen ouderdom trad hij in de Ka
mer, op 30 jarigen leeftijd was hij minister
van Justicie en de rechte arm van M. Prère
Orban.
M. Bara had veel talent, hij maakte vooral
gebruik van bijtend te spotten en zijne ant
woorden waren rapgegeven en sloeg dikwijls
zijne vijanden uit hun lood.
In sommige gevallen, als in 1871 bij den
val van het minsterie d'Anethan en in 1884
bij de aankomst van het ministerie Malou,
bereikte M. Bara, tegenover het klerikalisme
een hoogen graad van welsprekendheid.
M. Bara was staatsminister, hij oefende op
schitterende wijze zijn vak van advokaat uit
en won als zoodanig veel geld. Zijne eerlijk
heid wordt door al zijne tegenstrevers er
kend.
M.Bara werd te Doornik geboren den 23
Augusti 1835.
In ons naaste nummer zullen wij eene
korte levensbeschrijving van den beroemden
staatsminister mededeelen.
Ze zullen er wel van afblijven.
Hoe ernstig ook de zoo tegenstrijdige en
verwarde tijdingen uit Cnina klinken, toch
denken wij er reeds te mogen uit afleiden
dat de toestand ginder, zoo niet een beter,
dan toch in elk geval geen slechtere wending
neemt.
Uit al wat in de laatste dagen door de ver
schillende mogendheden tegen de oproerige
chineezen werd beproefd, blijkt duidelijk,
dat zij langzamerhand allen beginnen te be
grijpen dat de tijd nog niet gekomen is om
zij aan de verdeeling van China te denken en
reeds heel tevreden zullen mogen zijn wan
neer zij or in gelukken het beetje terrein te
behouden dat zij tot heden toe in 't Hemelsche
Rijk hadden bemachtigd.
De laatste gebeurtenissen hebben, bij de
eene zoowel als bij de andere,den lust naar den
grooten rijstkoek een beelje doen overgaan.
Niet alleen zijn al de slokkers zich gaan af
vragen wat zij aanvangen zouden indien zij
vandaag of morgen eenige miljoenen van die
moedwillige staartdragers te bedwingen en
te regeeren kregenzij hebben ook begrepen
dat de verdeeling van dat onmetelijk land
onvermijdelijk tot een reusachtigen Euro-
peeschen oorlog voeren zou, waarvan nie
mand nog al het verschrikkelijke kan voor
zien en tot welken op dit oogenblik nog geen
enkel hunner zich sterk genoeg gevoelt.
Rusland, dat er zonder twijfel nog onder
alle opzichten het best voorstaatom een duch
tig aandeel te kunnen eischen, vermijdt klaar
blijkelijk elke beweging die tot twist met de
andere natiën aanleiding zou kunnen geven.
Zijn regeering heeft er reeds meermaals op
aangedrongen dat het er in 't geheel niet aan
denkt zich ginder op den voorgrond te plaat
sen en zijn groote troepenmacht enkel en
alleen voor zending heeft de gemeenschappe
lijke belangen van de Europeanen te bescher
men. Vrankrijk dat in geval van oorlog met
Rusland zou moeten meêdoen, schijnt er juist
over te denken lijk zijn bondgenoot. Minister
Delcassé zei verleden week nog in de Fran-
sche Kamer dat: aide mogendheden zich
zouden vereenigen om le Peking eene re
geering te verkrijgen die aan de Europe
anen dezelfde veiligheid en levensvoor
waarden in China verzekeren zou, als die
waarvan de Chineezen in Europa genie
ten.
Hettweevoudig verbond stelt zich dus
zoo vredelievend mogelijk aan. Het vreest
klaarblijkelijk en wellicht niet zonder
reden dat Engeland, nu het niet zelf op
het tooneel treden kan, onderduims Japan
zou ondersteunen, dat nu zeker geen oogen
blik aarzelen zou om tegen Rusland en
Vrankrijk in de mat te gaan. Alleen echter
zullen de onderdanen van den Mikado er nog
niet durven aan beginnen, al hebben zij een
zoo sterke vloot en een zoo welgeoefend le
ger. Zij weten daarvoor te goed dat al de
Westersche natiën zich legen hen zouden
vereenigen om al de voordeelen binnen te
palmen die zij op de Chineezen mochten be
halen. De ondervinding van 1896 heeft hun
geleerd dat zij niet anders kunnen doen dan
de kastanies uit het vuur halen gelijk de kat
uit de fabel. En ze zullen dan ook nog maar
liever wat wachten
Duitschland nu zou misschien wel willen
als het zijn nieuwe vloot maar had. Doch
die bestaat ongelukkiglijk voor 't grootste
gedeelte nog slechts op het papier, terwijl
Italië en Oostenrijk zich al heel weinig ge
neigd toonen om met de hunne te komen
helpen.
Het drievoudig verbond zal dus even
min het vuur aan de lont steken.
Engeland nu heeft wel een sterke vloot
en zou van een zee-oorlog nog zoodanig bang
niet moeten zijn; maar hier zijn vooral
landingstroepen noodig en die heeft John
Buil op dit oogenblik zóó weinig beschikbaar
dat hij zelfs een gedeelte der bezetting van
Voor-Iudië en divisiës van Lord Robert's
leger in Transvaal afnemen moet om zi jn
eigen gezantschappen en onderdanen te Pe
king niet totaal onbeschermd te laten. En
dit nog op gevaar af, een opstand te zien-los-
barsten tusschen de uitgehongerde Indiërs
en zijn toestand in Transvaal nog hachelijker
te maken dan hij nu reeds is.
Er zal dus naar alle waarschijnlijkheid
nog niet gevochten worden tusschen de
Europeesche mogendheden. Gelukken ze er
met vereenigde krachten in, de oproerige
chineezen te overwinnen en Peking te be
zetten, dan zullen ze waarschijnlijk de huidi
ge regeering der keizerin omverwerpen en
een nieuw Staatsbestuur inrichten, waar
over al hunne vertegenwoordigers een be
stendig toezicht kunnen uitoefenen.
En zoo zullen wij een algemeenen, Moe
digen oorlog zien vermijden, alleen omdat
de Europeesche natiën.... bang zijn van mal
kaar Nu blijft het maar af te wachten of de
Chineezen zich zoo gemakkelijk die nieuwe
Regeering zullen laten opdringen als de
westersche diplomatie dat wenscht!
Goliath.
De klerikalen,die op eene zoo e rbarmelijke
wijze de hospicen bestieren,hebben de nood
zakelijkheid gevoeld ter opheldering hunner
begrooting voor het jaar 1900 een rapport
aan den gemeenteraad te zenden.
M. Colaert heeft er van lezing gegeven in
de laatste zitting ten stadhuize.
In dit verslag trachten onze jans van be
stierders zich, doch te vergeefs, te ver-
schoonen wegens het verlies van 57.400 fr.
dat de hospicen door hunne zorgeloosheid
ondergaan hebben.
Daar zij heden willen doen gelooven dat
zij er geen schuld in hebben, zal het, denken
wij, niet ongepast voorkomen, eens deze
zaak, in hare bijzonderheden, kenbaar te
maken opdat het publiek er over zou kun
nen oordeelen
Ten gevolge eener overeenkomst, gemut-
semaald tusschen MM. Surmont Burgemees
ter, Colaert schepen, advokaat der familie
Godtschalck, en Begerem alsdan Minister
van Justicie, nam het Staatsbestuur, op 28
Juli 1894, een koninklijk besluit bij het
welk het de verdeeling deed van de twee
millioenen franks die uitbehouden waren
geweest van de erfenis Godtschalck, en
eigende zich 700.000 frs. toe, om te Yperen
eene school van weldadigheid (anders gezegd
eene hervormingsschool) te stichten onder
het beheer en het toezicht van den Staat.
De hospicen stortten aldus, eenige maan
den daarna, deze 700.000 fr., op welke zij
reeds de erfnisrechten.beloopende tot 57.400
fr.,hadden betaald.
De hospicen waren zonder twijfel ont
vankelijk de teruggave van die erfenisrech
ten te eischen, maar daartoe behoorden zij
onmiddellijk de vereischte dwangmiddels
tegen den Staat te gebruiken.
Het was slechts een jaar en halflater
dat onze ieverige armbestierders, op den 7
Maart 1896, eene beraadslaging namen,
waarin wij, onder andere beweegreden le
zen Aangezien het van regel is dat alle
ontvangst van een erfenisrecht een recht
van genot of bezit veronderstelt in den
persoon die er toe verplicht is en dat in
- rechte noch in billijkheid niet aanueme-
x lijk is dat de hospicen zouden kunnen ge-
x houden wezen erfenisrechlen aan den
Staat te betalen op eene som door den
Staat zelve ontvangen;
x Aangezien de hospicen vruchteloos de
- teruggave van die rechten gevraagd heb-
x ben
x Beslist aan den gemeenteraad de noodige
x bemachtiging te vragen om, tegen den
x Staat van Belgie een proces in te spannen
x in wedergave van de voormelde 57400 fr. x
Hier dient opgemerkt te worden, dat de
hospicen, tegenstrijdig aan hetgeen zij heden
verklaren, alsdan overtuigd waren dit pro
ces te winnen.
De beraadslaging werd door den gemeen
teraad goedgekeurd den 12 derzelfde maand
Maart, doch de zoo ieverige commissie der
hospicen, altijd bekommerd met de belangen
van den armen, gaf maar gevolg aanhaar
besluit twee jaar later tin 1898) en juist
daags vóór den gestelden wettelijken tijdver
loop om hare rechten tot de bedoelde weder
gave te doen gelden.
Wat zegt gij daarvan?
De Commissie der hospicen belastte deur
waarder L. Breyne den Staat van Belgie voor
de rechtbank van Yper te dagvaardigen,
maar, och arme! zij had vergeten in haar
exploot, den naam, woonst en wat dies meer
van den deurwaarder in te schrijven.
Wij vragen het, was het de plicht niet van
de hospiceheeren die, wanneer zij zulk een
man aanstelden, in eene zaak van zulke
groote aangelegenheid, zich voorafgaandelijk
te verzekeren dat het stuk in regel was alvo
rens het te laten beteekenen en niet te wach
ten tot den uitersten dag; zij hadden slechts
kennis van de onregelmatigheid wanneer de
staat van België op de nieti gheid van het ex
ploot wees en aan de rechtbank vroeg dat
het geding niet ontvankelijk werd verklaard.
Deze bewijsreden aannemende, de recht
bank, bij haar vonnis van 25 Maart 1898,
verklaarde nietig en zonder weerde het ex
ploot van dagvaarding en verklaarde ook
dat de commisie der hospicen in zijn geding
niet ontvankelijk was en veroordeelde haar
in de kosten.
't Is alzoo dat de armen 57400 fr. hebben
verloren en dat het gouvernement deze som
in zijne kas heeft blijven behouden.
Nu dat alles bewaaid is,komen de hospicen
voor den dag met deze kale verschooning,
wij hadden kunnen vergoeding vragen (aan
den deurwaarder Breyne zekerlijk) maar
daartoe halden wij moeten bewijzen dat wij
ons proces met den Staat zouden gewonnen
hebben.
Getuigt dit al niet dat de beknibbelingen
van het beheer der hospicen zeer gegrond
zijn en dat deze,die dezelve samenstellen,van
onachtzaamheid en verzuim niet vrij te plei
ten zijn?
Het publiek laten wij hierover beslissen.
En zeggen dat M. Colaert schaamteloos in
openbare zitting heeft durven zeggen dat de
hospicen wel bestieren en voorstellen hun
lof en dank te stemmen.
Wat komediant is dat toch
met ketting
is gevonden geweest.
Men mag het komen terug eis-
schen, mits goede inlichtingen, ten
bureele van dit blad, Rijselstraat,
59, Yperen.
BURGERSTAND
van den 22 tot den 29 Juni 1900.
Geboorten.
Mannelijk gesl. 2. Vrouwelijk gesl. 2.
Huwelijken.
Caesemaecker,Gustaaf, plafonneur en
Hugebaert, Louise kantwerkster.
Mote, Alphonse, meubelmaker en Andries
Alix, kantwerkster.
DeGeest, Jean, dagloener en Moreel, Mag-
dalena zonder beroep.
Edele heer Alph. de Hollain, ridder, onder
luitenant bij het Ist* regiment artillerie en
Vandaele, Alice, zonder beroep.
Overlijdens.
Devos Arthur, 27 jaar, zager, echtgenoot
van Delahaye Clemence, Brielen-buiten.
Deleu Octavie, 58 jaar, huisvrouw, wedu
we van Vallaeys Jan en echtgenoote van
Verleure Joseph, Meenenstraat.
Callens Maria, 81 jaar, zonder beroep,
weduwe van Ducouran Pieter, Bollingstraat.
Defieuw Rosalia, 60 jaar, zonder beroep,
echtgenoote van Lesage Theofiel, Meenen
straat.
Werbrouck Maria, 58 jaar, koopvrouw,
echtgenoote van Degrendele Pieter, We-
ninckstraat.
Beauprez Rosalia, 86 jaar, zonder beroep,
weduwe van Viane Frangois, Rijselstraat.
Deprez Maria, 50 jaar, zonder beroep, on
gehuwd, Lange Thouroutstraat.
Einders beneden de 7 jaren.
Mannelijk gesl. 0. Vrouwelijk gesl. 0.
van den 21 tot den 28 dezer maand
Geboorten.
Mannelijk gesl. 6 Vrouwelijk gesl. 1.
Overlijdens.
Sperlaeken Aloisia, 34 jaar, kantwerkster,
echtgenoote van Henri Loridan, Wijk B.
Staelen Anna, 12 jaar, Veurnestraat.
Louwaege Sylvere, ongehuwd, 20 jaar,
Wijk L.
Kinderen beneden de 7 jaren.
Mannelijk gesl. 4. Vrouwelijk gesl. 0.
Met beloften en rotte appels kwetst
men niemand.
Op 20 Augusti 1899, zijnde Wervick ker
miszondag, hadden groote feesten plaats te
Meenen, ter gelegenheid der offlciëele ont
vangst der Heeren Ministers 1
De Wervioksche klerikalen, verontwaar
digd over het schandelijk gedrag hunner ge-
buren, deden, volgens het schijnt, de noodi
ge stappen, zonder er in te gelukken, om de
zoogezegde ontvangst der Ministers op
eenen anderen datum te doen plaats hebben.
Schuimbekkend van woede, zegden zij, aan
alwie het hooren wilde, dat zij zich zouden
wreken met op de aanstaande Meensche ker
mis een monsterfeest te Wervick in te
w -