Hefc Liberalismus vijand van den Godsdienst! Twee zomerkuren Oostende en Beverloo! STADSNIEUWS. Hawat plezier soldaatje te zijn In 't Nazareth. Meermalen toonden wij aan dat de strijd door het Liberalisme voor eenige bedoeling lieeft: het verwerven van meer gelijkheid en meer vrijheid dat die strijd hoegenaamd van geenen godsdienstigen aard is. Edoch, wij weten het, 't is daar dat wij ongelukkiglijk telkens den pastoor ontmoeten om ons den weg te versperren en onze volksgezinde wer king te verijdelen. 't Is daar, dat wij hem steeds aantreffen als kampioen van voorrecht, onrecht en on gelijkheid. 't Is daar dat hij zich aanstelt als de beschermer van het gouden kalf, en de verdrukker der kleinen. Hij, nochtans, die als zending heeft de leering van Christus te prediken, die aan de wereld de broederschap van alle menschen en de gelijke waardigheid van iedereen verkondigde. En dat nu de priester in die worsteling soms eene kneuzing ontvangt, dat is toch te begrijpen. Hij hoeft er zich niet om te bekla gen. Immers, op dit terrein is de pastoor de afgezant niet van God, en diensvolgens geen godsdienst-bedienaar. Hij is daar een politiek man, afgezant van eene politieke partij, handlanger van kasteelheeren, edellieden, en van alles wat in ons land de overmacht en arristocratie uitmaakt. Als dusdanige afgezant is hij onderworpen aan de wet zooals iedereen. Kn wie zal ons zeggen, dat het opstand maken is tegen de voorplanting des geloofs als wij betwisten dat de plaats van den pries ter is, in den schoot eener politieke partij als wij denken en zeggen, dat het zijn pries terkleed besmeuren is, met het in politieke vergaderingen te sleuren. Is het iemands godsdienstige gevoelens kwetsen, als wij denken en zeggen dat het misbruik maken is van de kerk, met deze tot metingszalen te herscheppen. Is het den priester versmaden als wij gelooven en openbaren, dat het den predikstoel onteeren is met er politiek eer der dan het Heilig Evangelie op te verkon digen. Neen, neen, door dit alles krenken wij niemaads gevoel, niemand wordt er door in de uitoefening van zijnen godsdienst belem merd, noch gestoord. Indien de pastoor door ons niet wil tegen- gekant worden, dat hij zich bepale tot zijne zending, dat hij zich alleen bemoeie met godsdienstige zaken, en iedereen zal hem eerbiedigen en hoogschatten. Wij vragen het aan alle rechtschapen katholieken, of de priesters voorheen, toen ze nog totaal buiten de politiek waren en ze zich met niets anders bekommerden dan met het bestuur der kerk, of ze dan niet veel meer achting en aanzien verwierven. Te dien tijde was de pas om' de vriend van iedereen, omdat men in hem enkel een zendeling Gods erkende, verre ver heven boven onze politieke betwistingen. Hoe zijn de tijden thans veranderd! De pastoors en vooral de onderpastoors be moeien zich veel meer met kieszakenpoli tieke bonden en kringen, in één woord met den stoffelijken gang der nalie, dan met de geestelijke en godsdienstige belangen des volks. Wij zeggen het in volle openhartigheid de priesters zijn een gevaarlijken weg inge slagen. Voorheen wierden ze aanzien als de vertroosters der bedrukten, als de lenigers der smarten, als de raadgevers en bemidde laars in alle moeilijke gevallen. Helaas, het volk en vooral de lagere stan den beginnen in hem een gewoon man te zien, beladen met kwalen en gebreken; heerschzucht, hebzucht, jaloerschheid, nijd, wraakzucht, hoogmoed, valschheid, gulzig heid, en meer andere slechte gevoelens, die in 't hart van den gemeenen sterveling hui zen en die de oorzaak zijn van demisdaden, welke in de wereld worden begaan. Om zich daarvan te overtuigen hoeft ge maar door gaans weg de gesprekken na te luisteren van zeer geringe menschen, wanneer deze ver- meenen ongestraft hunne denkwijze te mo gen uiten. Weet het wel, heeren priesters, de achting, welke gij nu nog in schijn bij het volk geniet, heeft hare bron niet meer in eene weldoende genegenheid, verwekt door de overtuiging, dat gij de noodige helpersen bewerkers van 's menschen geluk zijt. O neen 1 zij is eene achting veroorzaakt door dwang en vrees, zij berust niet in 't harte en wee u, wanneer dit juk van dwang en vrees wordt afgt-schudde terugwerkingen in zul ke gevallen zijn soms verschrikkelijk. Hector Pianckaert, een verstandige katho liek, hoorden wij eens op eene meeting de volgende woorden zeggen. Wanneer de wil der Bisschoppen en priesters strijdig is met het recht van het volk, dan moet die wil onderdoen en buigen ▼oor het recht van het volk, zoo niet leidt de weerstand onvermijdelijk naar de om wenteling. Van de waarheid dezes gezeg den krioelt onze geschiedenis van voorbeel den. Dat onze kerkdienaars zich bepalen tot het beredderen der godsdienstzaken en hunne wil zal nooit in strijd zijn met het recht des volks. In een volgend artikel zullen wij aantoo- nen hoe thans de wil der geestelijkheid in strijd is met recht van het volk. C. P. (Wordt voorgezet.) Nu de heete zomerdagen de menschen doen blazen en zweeten en eenieder snakt naar een teugje frissche lucht, leveren twee streken in ons land een treffend schouwspel op van zeer verschillenden aard :ik wil spre ken van Beverloo, het stille nederig dorp onzer eenzame Kempen, en Oostende, de rijke prachtige stad onzer schilderachtige zeekust. Zeer verschillig, inderdaad, is hun uitzicht. Beverloo met zijne bruingebrande en zwartbestoven soldaten, bezwijkende onder den last der verre marschen en doodelijke zonnestralen... Oostende met zijne gepoederde heeren, voldane dames en vlinderige juffertjes, we- melend langs den dijk als ue engelen des ge- luks.... Hier de hemel, daar de hel 1 Hier de vrijheid wuivend uit de verkwik kende zeelucht 1 ginds de slavernij gekneld onder den ransel 1 En wat deden die gelukkigen om in dien hemel van weelde en vrijheid te komen En wat misdreven de ongelukkigen om tot die hel van verdrukking verdoemd te worden? Laat ont niet overdrijven. Wij zullen Oostende niet afschilderen als het monopool van schurken en bandieten. Die kerels heb ben altijd de voorzorg zich tusschen de eer lijke lieden te mengen om dan toch in de schaduw der eerlijkheid te staan! Maar we zeggen het vlakweg het grootste deel genie ters die daar spelen, zuipen, slempen, durven schieten, paarden dood rijden en meisjes be derven, verdienden hunnen aardschen hemel door bedrog, afpersing, woekerwinsten, uit buiting van 't werkmanszweet en andere deugnieterij zonder naam. Daarbij Zij mogen hazen eten door de boeren ge kweekt, want jagen is gezond en ze hebben gezondheid noodig. Zij mogen tuischen onder het oog der wet en de fortuin hunner kinderen wagen, want tuischen voor grof geld bevordert eenigermate de goede zeden. Zij mogen duizend frank per nacht geven aan hunne vuige maitressen, maar door klimmende belasting hunne weelde wat i ï- korten, ware een aanslag plegen op hunne gezegende fortuin 1 En dat zijn de patronen waarop men alle Belgen zou willen snijden Die kerels wor den tot voogden van het deftig werkende volk verheven en viermaal bevoordeeld in het stemrecht. In Beverloo is het een ander tafereel. Jongens, waarom staat ge daar onder dien blakenden hemel, gebukt onder den ransel, tot over de knoesels in 't gloeiende heizand tot als gij erbij valt En zij antwoorden: Er bestaat in het land eene wet die onze vrijheid verspeelt door het lot en ons soms tot 3 en 4 jaar kazerne- dwang veroordeelt. De armen alleen vallen als slachtoffers, want de rijken koopen zich vrij met't geld door ons zweet gewonnen. Rechten hebben wij niet. Zij houden ons dom en zeggen dat wij te dom zijn; zij stellen ons op een mager rant soen en zeggen dat wij geen belang hebben in de wetgeving van het land. Wij zijn maar voor iets goed: Als onze broeders in werkstaking gaan voor een rede lijk loon, om wat meer welvaart te ver schaffen aan onze ouders, zusters en kleine broerkens, dan mogen wij de moedige jon gens omverschieten. Niet waar, het kontrast dezer beide stre ken is groot En menig nobel heertje, dat voor 1600 fr. zijn slecht nummer verkocht en nu voor het bloemige venster eener rijke villa op een donzen zetel is gelegen, zal voorzeker met verdoken blijdschap in den Patriote of Pe tit Stew gelezen hebben, dat er vrijdag 100 soldaten in het kamp gevallen zijn van de warmte en de vermoeienis... ter wijl hij zij ne gezegende ribben in het frische zeenat ver kwikte. O RechtO Gelijkheid Zegt, heeren, die in de Kamers zit, wie volbrengt er best zijne vaderlandsche plich ten, de kapitalisten vaa Oostende of de sla ven van Beverloo Uw antwoord kan niet twijfelachtig zijn. Maar waarom weigert gij dan aan die bra ven hunne politieke rechten? P. Y. S. (Klokke Roeland) In de Kamers hebben eenige leden den minister van oorlog ondervraagd wegens de onmeuschelijke behandeling onzer arme sol daten iu de wapenoefeningen te Beverloo ge durende de stikkende hitte. De generaal Gousebant d'Alkenade antwoordende heeft goed gevonden daarmede te gekscheren. Van een anderen kant de algemeene aal moesenier van het leger, om ons gouverne ment te verschoonen, komt een brief te la ten verschijnen in welken hij durft zeggen dat de soldaten, op het kamp, zonder reden klagen, wel behandeld zijn en goed eten en drinken hebben. De wijze van doen ten opzichte onzer soldaten en die door de hoogere militaire overheid goedgekeurd is, heeft de grootste opschudding in ons land te weeg gebracht; overal gaan hevige protestatiën daar tegen op. Ziehier een brief ons medegedeeld door een Yperling wiens zoon, een rechtzinnige jongen, deelmaakt van ons bataillon, en aan welker schrijfwijze wij geene de minste veranderingen willen toebrengen Beverloo, den 20 Juli 1900. Beminde Ouders, Aangezien ik nu wat tijd heb, neem ik deze waar om u eigentlijk de toestand ken- baar te maken waarin wij ons nu bevinden. lk heb u op mijne kaart laten weten dat de manoeuvers beginnen waren, en dat zij tot dan toe goed afliepen, maar maan- dag heeft het geheel anders gegaan. Wij vertrokken 's morgens om 2 1/2, iedereen had zijn café en een ration vieesch. Wij marcheerden 3 uren zonder te staan door zand en bergen, het was niet marcheeren, het was loopen. Wij kregen drie kwart uurs repos en dan begon de slag maar de zon kwam ook. Om 8 ure was de slag gegeven, en na een kwart uurs repos moesten wij voort. Met onze capote, ransel en chaco aan, marcheerden wij in de grootste hitte, op het warme zand in eene uitgestrekte plaats waar noch lommer noch loover was om ons te verfrisschen tot dat wij eindelijk om 11 ure in de kazerne kwamen, wij passeerden over het schietveld (champ de tir) maar het geleek meer aan een slag- veld. Langs alle kanten vielen er jongens door de hitte geslagen. De groote fourgon van Ambulancie met vier wielen was prop- pens vol en in den namiddag moest hij weerkeeren om de rest te halen. Als wij in de kazerne kwamen was het nog er- ger. De docters wisten niet waar eerst gaan om de mannen te redden. Ik moet zeggen redden, want vele van die onge- lukkigen waren bijna zonder leven. In een woord, beminde ouders, het was een - aandoenelijk schouwspel, het was tiiestig om zien. De gazetten zitten er vol van en het is daarom dat ik u alles wil kenbaar maken, en als gij mijnen brief zult gelezen hebben, moet gij naar niemand meer luisteren want niemand kan het u beter vertellen dan ik want ik let op al wat er gebeurt. lk moet u nog hierbij voegen dat de kolo- nel eene visiet gedaan heeft bij de zieken v in de tegenwoordigheid van al zijne tna- joors en aan menige zieke een dubbel frank heeft gegeven. De officieren waren meer on- gerust dan de soldaten. Van dien dag af ver- minderden de manoeuvers wij waren altijd binnen om 9 ure. Woensdag heeft er geen geweest, wij moesten niets doen dan sla- pen. Gisteren als ik van de manoeuvers te huis kwam, kreeg ik geweldige pijn aan de maag en den buik, ik deed den kaporal docieur komen en ik vroeg hem iets om veel af te gaan, die mij veel deugd gedaan heeft. Ik ben deze morgend naar het zieke - rapport geweest en ik ben vrij van dienst. Het is reeds geheel gedaan met mij. Het was vandaag de laatste dag. Mor- gen is het revue, dan Zondag en Maandag is het bivak niet ver van hier, Dinsdag corvée en Woensdag vertrekt men naar Vilvoorde om den weg naar den Depot te voet af te leggen. Het is nog niet zeker dat wij dit zullen doen. Het is toch zeker dat ik Vrijdag avond te huis ben, voor altijd om nooit meer te vertrekken. Gij n ziet dat ik Diets verzwijg, gij weet zooveel en nog meer dan de gazetten. Nu nog iets: Het is mij onmogelijk nog voort te doen met het geld dat ik nog bij mij heb en nochtans ik doe geene buitensporigheden, ik heb deze week nog geene aardappelen geëeten en maar weinig soepdit alles is bijna niet gekookt en het gloeit van het zout en de peper. Gij zult het niet kwalijk nemen, denk ik, van mij 5 fr. op te zen- denhetgeen ik zal over hebben zal toch niet verloren zijn. Het is om redelijk eten te koopen. In beter gezondheid groet ik u. Vele complementen aanen zegt dat zij mij 6en schoon briefje geschreven heeft over 8 dagen. Uw zoon Zeg eens, ware alle man, rijk en arm soldaat, misschien zou de minister van oor log zulke strenge bevelen niet geven voor de wapenoefeningen. i -aaionir i Waarlijk, het Journal d'Ypres heeft, ze- delijkerwijze.den loupetYxe, natuurlijker wij ze zijnen hoofdopsteller ontbreekt.En niet te vreden met dien wonderbaren toupet ten toon te stellen, die maar dient om poeier in de oogen te werpen zijner onnoozele suf fen geeft het ons mildelijk de namen van huichelaars en valschaards. Het heeft zich niet bediend van het woord jezuieten, ons niet willende met denzelfden slag zijne schoonste hoedanigheden overzetten. Mis schien ook zal het met gewetenstwijfeling geslagen zijn geweest of zal het gevreesd hebben dat zijne pen vrijwillig zou ver roest zijn. Antwoordende aan het Journal, die ge drukt had dat de gewijde redenaars voor hunne sermoenen den eenen of den anderen tekst uit de H. Schriftuur nemen en dat het alzoo is dat zij te werk gaan vanaf Bossuët tot den minsten dorpsherder, hebben wij gezegd dat het alzoo niet meer is dat de geestelijkheid handelt sedert zij de schoone religie van Christus op het achterplan ge schoven heeft en dat zij zich hals over kop in den strijd der partijen heeft geworpen. Daarop, groote gramschap van onzen con frater, die ons beschuldigt uit al onze krach ten de schoone wet van Christus te bestrij den, buiten de kerk te leven, de leeringen en de waarheden van dien godsdienst te be twisten en te loochenen, het geloof aan het volk te hebben ontnomen, de Godheid te loochenen, van 1878 tot 1884 God uit de school te hebben gebannen, onze kinderen niet meer te laten doopen, de eerste com munie vervangen te hebben door een meer of min heiligschendend feest en de hulp van den godsdienst niet meer te willen. Eerst en vooral wij bestrijden den gods dienst van Christus en zijne verhevene voor schriften niet, die wij bewonderen, wat er het Journal d'Ypres ook van zegge. Maar wat wij uit al onze krachten aanvallen, 't is de wijze waarop dien godsdienst door de katholieke geestelijkheid uitge baat is, die hem ten dienste der klerikale partij stelt om het volk te verslaven en die de kerken veranderd heeft in zalen van kiespropaganda. 't Is dat alleen dat wij zullen voortgaan met te bestrijden zoo lang de priester zijne rol niet zal hernomen hebben die hij nooit had moeten verlaten. En dan komt men ons beschuldigen het geloof aan het volk te ontnemen maar de eenige plichtigen zijn juist de priesters zelf die zich beklagen dat de godsdienst te niet gaat. v

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1900 | | pagina 2