Naar buiten W erkliedenpensioenen STADSNIEUWS. De eeuwige belovers. Laster. ste kiezingen hebben ook bewezen dat het thans bestaande kiesstelsel ten zeerste onvol maakt is en zich opdringt om veranderd te worden. Wat de behouders ons ook opwerpen, wat al argumenten er ook tegen 't algemeen stemrecht worden in de wereld gezonden, houden zij geen oogenblik stand tegen de rechtvaardige strekking van: Één man, ééne slem 1 Velen werpen op, dat zonder geleerdheid, geene goede stemming mogelijk is en men dus eerst geleerdheid van de menschen moest vergen Dit zelve behelst zeer veel waarheid, doch, daartegen kunnen wij ook stellen kunnen de ongeleerden soms niet even zooveel helder doorzicht bezitten, als iemand die goed lezen en schrijven kan? Voorzeker, ja Sommigen die geleerdheid bezitten, worden soms, door een enkel klokje te hooren luiden, met hun ne lezingen, op een dwaalspoor gebracht. Wat nu ook het onvermijdelijke gevolg zal zijn is dat, wanneer wij het algemeen stemrecht zullen bezitten, wij ook een stap dichterbij het verplichtend onderwijs zullen zijn. Waarom? Omdat, wanneer er zal opge merkt worden dat de schuld der ongeleerd heid, total van onregelmatigheden, ingevol ge de stemming, zal aanleiding geven, men onvermijdelijk zal inzien dat het volk meer geleerdheid noodig heeft, om zijne kies plichten in volmaakteren zin uit te oefenen. Men zal het verplichtend onderwijs moeten in 't leven roepen, dit is onbetwistbaar! Natuurlijk dat het algemeen stemrecht ook wel aan onhebbelijkheden zal onderhe vig zijn, dat lijdt geen twijfel; doch, een rechtvaardig princiep zal zijn bestaan hebben gevonden. Alle rechtlievende burgers hebben reeds de waarheid daarvan ingezien; ook groeit het leger van verdedigers van het algemeen stemrecht van dag tot dag aan. In den be ginne werd het princiep van algemeen stem recht overal bestreden als eene besmettelijke ziekte, en thans mogen wij verzekerd zijn dat de meerderheid van het land gewonnen is voor die rechtvaardige zaak. Elke hervorming vindt in den beginne last omdat zekere bevoorrechten aan het voor recht houden en uit schrik ditzelve te verlie zen, hen tot bestrijders maakt, doch weldra verplicht zijn bij te draaien1° voor het recht vaardige van het princiep 2° voor den drang der omstandigheden, of omdat er niets an ders mogelijk is. Wij hebben drie kiesstelsels bezeten, het eene ai noodlottiger dan het andere: 1° Hetcynsslelsel was de wetgeving ge maakt voor de grooten, onvermijdelijk tot den klassenstrijd aanleidende 2° Het bekwaamheidstelsel, het stelsel van bedrog en onrecht 3° Ihans het meerderlieidslelsel, de ver pletteringen daarstellende van de steden door den fanalieken buiten. Gezien die drie stelsels op oneerlijken voet gegrondvest en dus veroordeeld zijn, mag of kan er van niets anders meer spraak zijn dan van het algemeen stemrecht 1 Dus voor ons mag ook geen rustuur aan staande zijn. Wij, liberalen, die steeds als doel van ons streven, de verheffing van de lagere standen gekozen hebben, moeten steeds bewijzen dat wij het wel meenen, en steeds hetzelve beoogen om de kloof, tusschen alle Belgen bestaande, aan te vullen door te strij den voor gelijke plichten en gelijke rech ten. Dat diegenen, die in het stemrecht, be voordeeld zijn, daarvan afstand doen en niet aarzelen, daar het voor de rechtvaardigste zaak der wereld is, zij zullen een goed werk verricht hebben als menschen, als echte va derlanders. Het liberalism, dat thans hare verdedigers in de Wetgevende Kamers heeft, moet thans zorgen dat de hervorming er kome, zonder oproer, zonder geweld, doch, met onweer legbare en vreedzame argumenten. Niet lang dan kan die dag van overwin ning uitblijvenGoliath Twee maanden zijn reeds verloopen sinds de laatste wetgevende kiezingen, dat wij on ze zegepraal vierden, onze gekozene huldig den en hem den lof toezwaaiden waarop hij recht had en om hem de taak, dat hij op zij ne schouders getorscht heeft, helpen licht te maken, want, laat het ons bekennen, zijne taak zal zwaar zijn, niet enkel zal hij tegen onzen eeuwigen vijand, het klerikalism, te kampen hebben, maar ook tegen een zoo ge zegden verdediger der landbouwbelangen. Maar wij weten dat onze volksvertegenwoor diger er geen schrik van heeft daar hij ver zekerd is dat wij, liberalen, het oog op hem houden, hem steeds zullen trouw blijven en hem ondersteunen. Vooruit dus en aan 't werk Op nieuw die hardnekkige propaganda ingerichtdie wij tydens de laatste kiezingen hebben gemaakt; aan 't werk en naar den buitenNaar de nij verheidsgemeenten getrokken! om het libe rale woord luide te doen klinken, en bijzon der om het programma der Belgische Libe rale Werkliedenpartij te gaan bekend ma ken. Naar den buiten om de maskers te gaan afrukken der zwarte volksbedriegers. Een goede en degelijke propaganda ingericht op den buiten, en zoo zullen wij daar waar on ze tegenstrevers schijnen heer en meester te spelen, een gevoelige slag brengen, want hunne macht is maar schijn Liberale Werkmansbonden moeten als uit den grond oprijzen. In elke gemeente van ons arrondissement moeten er zulke bonden gesticht worden. De werklieden zul len dan ook begrijpen dat het niet met oproer en werkstakingen is dat hun toestand zal verbeterd worden. Wanneer zij in zulke bonden zullen ge schaard zijn, zullen zij kunnen oordeelen dat klerikalen hen immer bedrogen hebben. Ge- trohwe soldaten zullen zij worden van dat groot liberale leger, dat steeds immer zon der nevenbedoelingen voor hunne lotsverbe tering heeft gewerkt en gestreden Vooruit dus mannen 1 Naar den buiten, om als Apostels van het Liberalism, het goe de woord te gaan verkonden 1 Vooruit! Met nieuwen moed en binnen twee jaar zullen wij de vruchten plukken van enzen arbeid Vooruit en naar den buiten onder den kreet van: Leve de Belgische Liberale Partij! Goliath We komen de aandacht roepen van alle be langhebbenden op het feit dat de wet op de werkliedenpensioenen gestemd is. Wat meer is, ze begint reeds in toepassing ie komen met den 1 Januari van toekomend jaar 1900. Het is dus tijd er eens over te spreken, en het is juist over de bepalingen, dat wij het eerst eenige woorden willen zeggen. Vooreerst stellen we vast dat het grond- begin der wet is dat de belanghebbenden zei ven moeten sparen voor hun pensioen. De Staat of het gouvernement verbindt zich niet pensioenen te geven voor niets, maar hij wil medehelpen om het pensioen tot stand te brengen, door het toekenen van hupgelden of toelagen. Het is echter duidelijk dat de menschen die reeds bejaard zijn rond de zestig bij voor beeld den tijd niet meer hebben zeiven voor een pensioen te zorgen, daarom heeft de wet voor dezen iets bijzonders gedaan. Artikel 9 zegt Een jaarlijksche toelage van 65 fr. wordt verleend aan eiken werkman of oud werk man die Belg is, eene verblijfplaats in Belgie heeft, den leeftijd van 65 jaar bereikt op 1 Januari 1901, en in nood verkeert. Naarmate ze den ouderdom van 65 jaar be reiken, kunen de werklieden, die ten minste 55 jaar oud zijn op 1 Januari 1901, dezelfde toelagen genieten, onder dezelfde voorwaar den echter worden de belanghebbenden die op dezen laatsten datum den ouderdom van 58 jaar niet bereikt hebben van het voordeel der toelage uitgesloten, indien zij niet gedu rende een tijdperk van ten minste drie jaar in de algemeene lijfrentkas stortingen gedaan hebben tot een bedrag van ten minste drie frank 's jaars, in 't geheel 18 frank uitma kende. Wat zegt nu dat artikel zoo al 1° Dat de werklieden die in nood verkeeren, 't is te zeggen die in hun eigen bestaan niet kunnen voorzien, en die 65 jaar oud worden vóór den 1 Januari 1901, recht heb ben op 65 frank pensioen per jaar. Dat pensioen is zoo wel voor vrouwen als voor mannen. Een huwelijkspaar dat zich in de voor waarden bevindt zal tweemaal 65 fr., dus 130 frank per jaar trekken. Nu, wat is er gedaan voor de belangheb benden die enkel binnen één, twee, driejaar, enz., 65 jaar oud worden Ziehier 2° De werklieden van den 1 Januari 1901 den ouderdom van 58 jaar bereiken, zullen ook 65 fr.'s jaars krijgen, als zij 65 jaar zullen geworden zijn, zonder dat zij daar iets storten. 3° De werklieden nu, die voor den 1 Janu ari 1901 den ouderdom van 55 tot 58 jaar, niet inbegrepen, bereikt hebben, moeten, om hetzelfde pensioen van 65 fr. te genieten, als zij 65 jaar zijn ten minste 18 franks in de lijfrentkas gestort hebben. De stortingen moeten gedaaan worden in een tijdperk dat ten minste drie jaar lang is, De stortingen dien zij doen moeten ten minste drie frank per jaar bedragen. Dus iemand die nu voor 1 Januari 55 jaar oud wordt moet 18 fr. storten. Hij mag het doen in 3 jaren, met. elk jaar 6 frank te storten. Hij mag het doen in 4 jaren telken jare fr. 4 50 stortende. Hij mag het doen in 5 jaren telken jare fr. 3.60 stortende. En hij mag het doen in 6 jaren telken jare 3 fr. stortende. Wat moeten degenen nu doen die voor 1 Januari 1901 den ouderdom van 65 jaar be reiken om de 65 fr. pensioen te bekomen Artikel 10 der wet zegt dat de voorwaar den door een koninklijk besluit zullen vast gesteld worden. Dat koninklijk besluit is nog niet versche nen. Over eenige jaren heeft het Gemeentebe stuur de inrichting beloofd van een schiet veld. Tot nu toe is het met die belofte gegaan gelijk met al de andereMen heejt ze ver geten. Eenige Yperlingen hebben zich gelast dezelve te herinneren en hebben het volgen de verzoekschrift naar het stadhuis gezon den. Wij durven wedden dat het eene doode letter zal blijven. Aan de Heeren Voorzitter en leden van den Gemeenteraad der stad Yperen. Mijnheeren, De ondergeteekenden inwoners, der stad Yperen, nemen de eerbiedige vrijheid u te verzoeken wel te willen gevolg geven aan het ontwerp van stichting van eenen Stand of schietplein. Het nut dezer inrichting is onbetwistbaar, zij heeft inderdaad voor oorzaak de volma king der burgerwacht, van het Pompiers korps van het leger en van de gendarmerie. Deze verschillige korpsen zijn voorzien van verbeterde wapens waarmede zij nooit de gelegenheid hebben zich te oefenen. Nu dan, het is zeker dat het schieten de bijzon derste tak is der militaire opvoeding en dat de juistheid van het schieten de macht der legers uitmaakt. Is het niet klaarblijkend dat het aan de behendigheid der Transvaalsche schutters te danken is, dat de kleine Zuid-Afrikaansche Republieken het machtige Engeland tegen houden? Op dit oogenblik zelve dat wij de Burge meesters der voornaamste steden van 't land eenen vaderlandschen oproep zien doen aan de belgische vrijwilligers, om naar het Oos ten onze bedreigde landgenooten te gaan redden, vragen wij ons af waartoe de beste willen en de vurigste vaderlandsliefde dienen zouden, indien men in ongeoefende handen zelfs de volmaakste wapens geeft. Een groot getal Gemeentebesturen hebben zich groote opofferingen opgelegd om hunne ingezetenen met behoorlijke schietvelden te begiftigen. Te Yperen, verplicht de afwezigheid van een Stand jaarlijks het garnizoen gedurende eenige weken onze stad te verlaten, om eene schietperiode in het kamp van Beverloo te doen, de Burgerwacht moet zich verplaatsen naar Roeselare en Brusselde Pompiers heb ben geen ander middel om zich te oefenen dan de chineesche schijf. Daarenboven het departement van 't In wendige richt jaarlijksch schoone prijskam pen in voor de belgische schutters, die door duizenden liefhebbers gevolgd wordenwij Yperlingen, geen oefenings veld hebbende, bevinden ons in eenen staat van minderheid en diensvolgens stoffelijk uit die prijskampen gesloten. Wat de middelen aangaat die u zekerlijk innemen, mijnheeren, nemen de ondergetee kenden de vrijheid u te herinneren dat in de zitting der Kamer van Volksvertegenwoor digers van 21 April 1900 (bladz. 1073 der Annalen) M, de minister van 't Inwendige antwoordde aan den heer volksvertegen woordiger Ligy, de volgende verklaring ge daan heeft Het achtbaar lid heeft gesproken van Stands (schietvelden) en ik heb hem on- middelijk in eene onderbreking mijnen goeden wil ten dien opzichte kunnen her- inneren, hem zeggende dat ik het crediet, van 50,000 fr. in het budjet van 't Inwen- dige ingeschreven, gebracht heb op 75,000 fr. Het achtbaar lid vraagt mij aan welke gemeenten ik die hulpgelden zal toestaan «Maar, mijnheeren, aan al deze die zich wel zullen willen beroepen op de hulp van het goevernement om eenen stand in te richten in behoorlijke voorwaarden. Ik ben gelukkig dat het achtbaar lid de kwestie «in de Kamer opgeworpen heeft: deGe- meentebesturen zullen geroepen worden ook hunne aandacht te vestigen op de nieu- we mildheid van het Goevernem mt en ik druk den wensch uit dat de steden, die onze medehulp vragen, talrijk zouden zijn. Verder, het volgende uittreksel van de re devoering den 8 October 1899, uitgesproken door M. Trooz, minister van 't Inwendige, ter gelegenheid der prijsuitreiking aan de overwinnaars van den grooten Prijskamp in het schieten/bewijst genoeg de neiging van het gouvernement te dien opzichte Het gouvernement heeft u verbeterde wapens gegeven; het komt u toe de pogin- gen der overheden bij te staan opdat allen «bekwaam zijn zich er van te kunnen be- dienen, indien het vaderland het eenseisch- te. Moet men het zeggen, een soldaat is nut- teloos en kan gevaarlijk worden indien hij het wapen niet kan hanteeren dat hij in handen heeft en, van eenen anderen kant, de waarde van het wapen is vertiendubbeld door de handigheid van dezen die er zich van bedient. Het getal schutters is in 1899 grooter geweest dan het jaar te voren. Laat mij met u wensehen die opklimming altijd meer en meer te zien vergrooten. Om dat doel te bereiken, zullen verschillige middelen moe- ten in 't werk gesteld worden. Ik zal eerst en vooral de noodzakelijkheid aanstippen van den eeDen kant het getal stands te vermeerderenvan den anderen eenige van deze die bestaan te verbeteren. Indien de Burgerwacht eene macht is waarover het Goevernement mag beschik- ken, zij heeft vooral een gemeentelijken oorsprong en de nieuwe inrichting vernie- tigt er den aard niet van. De Gemeentebesturen hebben in het ver- ledene de diensten niet miskend die zij van de Burgerwacht mogen verwachten, on- der opzicht van het behoud der orde en zij hebben niet geaarzeld de noodige opoffe- ringen toe te stemmen. Het is nog alzoo, ik beken het gaarne, en ik zal, voor wat mij aangaat, gelukkig zijn hen bij te staan in hetgeen zij doen zullen om de behoorlij- ke inrichtingen te vermenigvuldigen die geschikt zijn voor de burgerwachten die zich in het schieten willen oefenen. Zij zullen alzoo ook eenen dienst bewij- zen aan het leger met den duur der schie- tings periode te Beverloo te verminderen, zij zullen zich verzekeren van de voordee- len die spruiten uit het verblijf der troepen in de garnizoenen. In die voorwaarden, Mijnheeren, sturen de ondergeteekenden in volle vertrouwen hunne vraag toe met de hoop eene spoedige en gunstige antwoord te bekomen. tVolgen de handteekens.) Het Journal d'Ypres is kwaad omdat wij vertelt hebben hoe belachelijk en onbe zonnen M. Colaert te werke gegaan is, tij dens de processie van Tuyndag, met een ke rel te doen vatten die zich toegelaten had te roepenarmes, na dat de kommandant der Pompiers het eerste kommando, présentez, had uitgesproken. Verre van ons deze guitenstreek goed te keuren, maar wij hebben gezeid en houden staan dat, indien er schandaal onstaan is 't is M. de Burgemeester die het verwekt heeft met te veel iever te willen aan den dag leg gen. Over eenigen tijd was het M. Baus, die P i t>»CS» i.gl» »H1

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1900 | | pagina 2