Ministerie van Justicie en Ministe
rie van Oorlog.
STADSNIEUWS.
Over den brand van ln Januari.
Nieuws uit Ieperen,
Wet waarbij algemeens kwijtschelding
is verleend voor wederspannigen, achter
blijvers en deserteurs.
LEOPOLD II, Koning der Belgen.
Aan allen, tegenwoordigen en toekomen
den Heil.
De Kamers hebben aangenomen en "Wij
bekrachtigen hetgeen volgt:
Art. 1. Algemeene kwijtschelding is ver
leend
1° Aan wederspannigen en achterblijvers;
2° Aan militairen die veroordeeld werden
wegens, of beticht zijn van desertie, ook met
verkoop of Diet overlegging van dienstvoor-
werpen
3° Aan militairen die thans in staat van
desertie zijn, ook wanneer zij, deserteerende
hunne kleeding- of uitrustingstukken of hun
ne wapens medegenomen hebben en die niet
meer kunnen vertoonen.
Art. 2. Algemeene kwijtschelding overeen
komstig artikel 1, is van rechtswege ver
leend, zonder dat zij eenige voorafgaandelij-
ke formaliteit te vervullen hebben of hun
eenige verplichting van verderen dienst op
gelegd zij
l°Aan vrijwilligers zonder premie, die
den ouderdom van dertig volle jaren bereikt
hebben, of die sedert vroeger dan den ln Oc
tober 1892 afwezig zijn, Echter zullen diege
nen die verklaard werden wederspannigen
of achterblijvers te zijn, of die als dienst
plichtigen op stukken werden ingelijfd, wan
neer het voeg geeft, onder toepassing vallen
van de bepalingen dezer wet welke de zoo
danige militairen betreffen
2° Aan wederspannigen en achterblijvers
die den ouderdom van 33 volle jaren bereikt
hebben
3° Aan militairen behoorende tot de con
tingenten van militie van 1887 en vroegere
jaren.
Art. 3. Al de andere militairen die in staat
van desertie zijn en de andere wederspanni
gen of achterblijvers moeten zich in persoon
aanmelden, om hunne verklaring van onder
werping af te leggen, te weten.
A. Deserteurs en wederspannigen, die op
stukken werden ingelijfd, bij hunnen korps
overste of bij den bevelhebber van eene of
andere provincie;
b. Niet ingelijfde wederspannigen en ach
terblijvers, bij den gouverneur der provincie
waar hunne inschrijving voor de loting ge-
gevraagd werd of hadde moeten worden.
Art. 4. De in artikel 3 bedoelde déserteurs
wederspannigen of achterblijvers die in het
buitenland verblijven, kunnen hunne verkla
ring van onderwerping afleggen bij de diplo
matische of consulaire ambtenaren van Bel
gië.
Art. 5. De door artikelen 3 en 4 opgelegde
formaliteiten moeten nagekomen worden
binnen
Drie maanden, door die belanghebbenden
die in België verblijven
Zes maanden, voor degenen die verblijven
in een aan België grenzend land
Twaalf maanden, voor degenen die in een
ander land van Europa verblijven
Twee jaar, voor degenen die buiten het
grondgebied van Europa zijn.
Niettemin zullen belanghebbenden, die re
denen kunnen bijbrengen waarbij blijkt dat
zij onwetend waren van hooger vermelde
termijnen, redenen door het Beroepshof hun
ner woonplaats als geldig beschouwd, nog
toegelaten worden tot het vervullen van de
formaliteiten, bij artikelen 3 en 4 opgelegd,
binnen dertig dagen na de beslissing van het
Hof.
De eisch zal bij het Hof aanhangig worden
gemaakt door middel van een eenvoudig ver
zoekschrift.
Art. 6. Andere dan de in artikel 2 bedoelde
wederspannigen en achterblijvers moeten
hun tijd van werkelijken dienst uitdoen, en
worden, in het opzicht der verloven, met do
dienstplichtigen gelijk gesteld.
Andere dan de in artikel 2 bedoelde deser
teurs moeten hun tijd van werkelijken dienst
voortzetten of dien hernemen waar hij on
derbroken werdzij zullen verder behandeld
worden als de manschappen van het contin
gent waartoe zij behooren.
Echter zullen niet in dienst gehouden wor
den de vrij willigers zonder premie die ge
huwd zijn of weduwenaar met kind, wan
neer de termijn hunner verbintenis niet afge-
loopen is, zonder aftrek met den afwezig-
heidstijd.
Zullen niet in werkelijken dienst gehouden
worden de militairen behoorende tot een mi
litie-contingent dat de acht dienstjaren voor
zien door artikel 2 der militie-wet uitgedaan
heeft.
Art. 7. Wanneer zij zich bij den gouver
neur aanmelden, moeten de wederspannigen
deredenen van vrijstelling doen gelden die
zij zouden kunnen inroepen, en hun bezwaar
zal door dien ambtenaar aan den herzienings-
raad worden onderworpen, als het zaak ls
viaagstukken betreffende de geschiktheid tot
den dienst te bevoordeelen, en aan het Hof
van beroep in alle andere gevallen.
Niet ingelijfde achterblijvers die, wanneer
zij ter beschikking der militaire overheid
werden gesteld, ongeschikt tot den dienst
werden bevonden, worden binnen de dertig
dagen na de inlijving, vóór den herzienings-
raad gebracht.
Art. 8. Het voordeel der wet zullen ver
beuren
1° De wederspannigen, de achterblijvers
en de deserteurs die gehouden zijn hunne
verklaring van onderwerping te doen en die
niet gedaan hebben binnen de in artikel 5 be
paalde termijnen
2° Degenen die de verklaring hebben ge
daan, maar hun korps niet hebben vervoegd
drie maanden na afloop dier termijnen, indien
zij noch dienstverplichting te vervullen heb
ben.
Art. 9. De militairen die een graad be
kleedden vóór hunne desertie, verliezen dien
graad daar hun het voordeel dezer wet tot
algemeene kwijtschelding ten goede komt.
Art. 10. De tegenwoordige wet is verplich
tend daags na hare bekendmaking.
Kondigen de tegenwoordige wet af, beve
len dat zij met 's Lands zegel bekleed en
door den Moniteur bekendgemaakt worde.
Gegeven te Brussel den 31 December 1900.
LÈOPOLD.
Er wordt fel in stad gesproken over de
afwezigheid onzer Pompiers tijdens den brand
ontstaan den ln Januari laatstleden in de
hoeve des heeren Caflens (Verloren Hoek).
Het Nieuwsblad in zijn verhaal der
ramp rept natuurlijk geen woord over die
ongehoorde nalatigheid zijner vrienden.
Het Laatste Nieuws integendeel
vraagt zich af, en niet zonder reden, tot wat
ons zoo kostelijk pompierskorps dienen moet
en zegt dat het juist maar goed is om in
processien te paradeeren, uitstapjes te doen
en aan festivals deel te nemen (zooals die
van Namen welke twee duizend franken
aan de stad kostte).
Wij hebben vernomen dat de policie ver
wittigd geweest is en de torenwaker ver
scheidene malen kenbaar gemaakt heeft
dat er een brand ontstaan was op het grond
gebied der stad.
Naar het schijnt zou deze laatste telken
male geantwoord hebben dat het onnoodig
was de brandklok te slaan aangezien dat
het brandde builen kruis (dat is buiten
het grondgebied der stad).
Wij verstaan heel goed dat, door de zware
mist welke toen heerschte, het bijna den
toreuwaker onmogelijk was duidelijk te on
derscheiden waar de ramp plaats had, maar,
in geval van twijfel, zijn plicht was te
kleppen vooral dat, indien het waar is, de
policie hem meermalen verwittigd had.
Tot wat dienen onze torenwakers dan?
En betaalt de stad hen maar zoo goed dat
het hen toegelaten is van huis tot huis een
Nieuwjaar te gaan bedelen Dat is wat
overdrevende ambtenaren of bedienden der
stad die een aalmoes aan de inwoners moe
ten schooien
Wie is er hier dus plichtig geweest
De Pompiers? De Policie? De Toren wa
ker?
Het ware nochtans geheel eenvoudig en
gemakkelijk dusdanige rampen te vermijden
met een der huizen der verscheidene gehuch
ten der stad telefoonisch met het poliiie-
bureel te verbinden en er een verantwoor
delijke persoon aan te stellen om de policie
onmiddelijk te verwittigen in geval van
brand.
De afwezigheid der Pompiers daar gela
ten, waarom is er geen enkel agent van
policie op de plaats der ramp geweest om
de orde te handhaven vermits de policie
nochtans wist dat het brandde
Waarom heeft er zich daar geen enkel
gendarme begeven Dat het binnen kruis
of buiten kruis is, moet de gendarme
rie toch tegenwoordig zijn en er niet den
volgenden dag naartoe trekken om een on
derzoek of een enk west te openen?
Hadde er zich daar een agent van policie
©f een gendarme bevonden, ware er niet
gestolen geweest
Aan wie de verantwoordelijkheid des
brands en des diefstals toe te schrijven???
Wij komen te vernemen, maar kunnen
het nog niet verzekeren, dat de eigenaar
der hoeve eene klacht zou ingediend hebben
wegens de afwezigheid der Pompiers, Poli
cie en Gendarmerie. Goliath.
Men leest in het Laatste Nieuws
Wij hebben ons hier bijkans dood gela
chen, toen we door de dagbladen vernamen,
dat de franskiljonsche minister Surmont de
Volsberghe prins Albrecht en zijne gemalin
vergezeld had, op de Vlaamsche galavertoo-
ning der Morgendstar te Brussel. Dat zal
de verfranschte Gentenaar wel veel meer ge
daan hebben uit gedwoDgen courtisanerie,
dan uit overtuiging op 't stuk van Vlaamsch-
gezindheid want gedurende al den tijd, dat
wij hem te Yper aan het werk gezien heb
ben, als burgemeester en als senator, waren
zijne daden steeds tegen de flaminganten ge
richt en daaronder dient, als eene eeuwige
schande voor hem, vermeld te wordenhet
weigeren aller toelage aan de tooneelmaat-
schappij, De Vlaamsche Ster. Dekring in
1857 gesticht en uit Ypersche volksjongens
bestaande, zag zich het hulpgeld weigeren,
dat hij gedurende 36 jaar onafgebroken ge
noten had terwijl de eerste de beste cabo-
tinstroep van chez-nous die naar Yper
spelen komt het moge zoo slecht zijn,
als 't kan eene toelage vaD stadswege be
komt. Hier wordt gemeene Fransche litte
ratuur ofliciëel aangemoedigdons eigen
Vlaamsch tooneel krijgt er geen duit 1
Van tijd tot tijd krijgt de stadsharmonie
of het pompierskorps het in den knikker,
ten stadtiuize te dineeren, ter gelegenheid
van Ste Barbara- en Sle Geciliafeest, alhoe
wel zulks hoogst gemakkelijk elders (en met
minder gevaar) zou kunnen geschieden. Dan
wordt er eene stadhuiszaal in gereedheid ge
bracht, meubels, stoelen en schilderijen ver
huisd en verplaatst. Nutteloos werk, nutte-
looze uitgaven en vooral gevaar voor braak
of beschadiging zijn dan het gewone gevolg
dier dwaze pretentie, 't Is hetgeen nu on
langs gebeurde: Om de Blauwe zaal voor
een pompiersmaaltijd in gereedheid te bren
gen, droeg een stadswerkman een berg stoe
len van de eene naar de andere zaal, toen de
stoelen eensklaps waggelden, vielen en te
rechtkwamen in de schilderij Biljartspe
lers van Garolus. Eene afzichtelijke scheur
in 't lijnwaad vertoont nu de behendigheid
van den voorzichtigon stadswerkman;
terwijl men het beschadigd kunstwerk in
's burgemeesterskamer heeft overgeplaatst,
waar het voor toeristen en bezoekers niet
meer zichtbaar isl Zulke betreurenswaar
dige ongevallen zouden zeker niet gebeu
ren, gebruikte men het stadhuis niet als
restauratiehuis of banketzaaldoch is er veel
gevaarlijkers in 't spel.
Als men ten stadhuize maaltijd houdt,
moeten de spijzen bereid worden in de zaal
van den Werkrechtersraad, waar eene enor
me keukenstoof, eenige komforen en petrool-
stoofjes branden en ronken, gelijk in de
machienkamer eener fabriek. Nu en hier
op vestigen wij de aandacht der geleerden
onzes lands de werkrechterszaal, waar er
op vijf plaatsen vuur gemaakt wordt, paalt
aan de archieverikamer, waar de rijkste oor
konden onzes lands (die van Doornik mis
schien uitgezonderd) berusten, en is er maar
afgescheiden, door een muur van een half
steentje of üoor een bepleisterd lattenschut-
sel. Is zulke onachtzaamheid of nalatigheid
denkbaar? Moest er eens een petroolstoofje
ontploffen of brand ontstaan, op gelijk welke
andere wijze, dan werden onze rijke ar
chieven de prooi dser vlammen en het ver
lies voor de wetenschap is onberekenbaar,
doch vooral onherstelbaar.
Het schijnt wel, als men "alle ditjes en
datjes bijeen legt, dat onze oud-burgemees
ter Surmont de Volsberghe niet lang in 't
ministerie blijven zou. Hij heeft het zelf
laten verstaan op het banket der pompiers,
waar hij uitgenoodigd was en waar hij ver
klaarde, dat, zoo het ministerie viel op de
krijgsqumstie hetgeen hij schier als eene
zekerheid aanzag hij er gaarne zou van
onder getrokken zijn, om naar Yper terug
te keeren, zoo niet als burgemeester, zeide
hij, dan ten minste als gemeenteraadsheer.
Die ministerieële restrictie was eene ware
ontlasting voor den tegenwoordigen burge
meester, M. Colaert.
Doch eene andere dankpan wachtte dezen
op een intiem feestmaal bij M. Berghman,
eersten schepene der stad. Een twintigtal
tafelgenooten, waaronder M. Surmont, mi
nister en oud-burgemeester, en M. Colaert,
volksvertegenwoordiger en huidige burge
meester, hoorden daar uit den mond van
den Meester des huizes nagenoeg den vol
genden toast: MM., alhoewel het op een
intiem feestmaal geen gebruik is, plechtige
toasten uit te spreken, wil ik toch eene uit
zondering maken voor het hooge personage,
dat we heden in ons midden mogen begroe
ten, in den persoon van M. Surmont, minis
ter van Nijverheid en Arbeid. Ik wensch
hem veel geluk te Brussel in zijne ministe-
riëele loopbaan en hoop dat deze lang moge
duren, maar van den anderen kant, wensch
ik rechtzinnig dat de minister reeds mor
gen omvergeworpen worde (soit renversé
demain, klonk het letterlijk), opdat hij on
der ons als burgemeester moge te-
rugkeeren 1
Ge ziet van hier de gezichten der genoo-
digden, voor wie die woorden als een don
derslag nedervielen, vooral omdat ze uitge
sproken werden in de tegenwoordigheid van
onzen huidigen burgemeester, M. Colaert,
die daar op 't onverwachts eenen kaakslag
kreeg van zijnen goeden vriend Justin, die
aldus verstaan liet, dat kameraad René by
hem ook niet in de bovenste lade ligt.
In zijne laatste zitting van het jaar 1900
heeft onze gemeeenteraad, op aanvraag van
het Transvaler Comiteit.dat te Brussel zetelt,
een huideadres aan President Kruger ge
stemd en tevens een wensch tot het beko
men van een scheidsgerecht uitgedrukt. Zoo
moesten alle Gemeenteraden in den lande
handelen, om het schreeuwend onrecht, on
zer Zuid-Afrikaanscben broeders aangedaan
te doen ophouden.
Openbare gebouwen.
Het loopt hier stellig niet door een huisje
met veel zakendoch vooral met onze open
bare gebouwen staat het erbarmelijk gesteld:
zekere gedeelten der St Maartenskerk vallen
in puin de straatbengels hebben de ruitjes
der ronde vensters in het Zuidportaal stuk
gegooid en nu nestelen er de duiven indoor
het dak der Halle het grootste burgerlijke
gothieke gebouw onzes lands regent het
op twintig plaatsen door, verzekerde een ge
meenteraadsheer ter laatste raadszitting.
Ik wist niet, dat het zooveel scheelde
antwoordde daarop de burgemeester, M. Co
laert.
Welnu, dat bewijst zeer weinig voor de
bezorgdheid van den h. Colaert voor het
schoonste gebouw onzer stad. Als men bur
gemeester is, is het ongeoorloofd zulke din
gen niet te weten 1 Kan de commissie der
Monumenten, die te Brussel zetelt, onze
Iepersche edi&len niet eens bij de ooren ko
men trekken?
Waar blijft de Justicie?
Men weet, dat de genaamde Alf. De Hol
lander stierf, enkele dagen nadat eenige kle
rikale schurken met hem op eene ongehoor
de manier huis gehouden hadden, den 7 Mei 11.
Heeft de Justitie nu reeds de plichtigen
ontdekt? Men weet dat er op de presentatie-
lijst der dissidenten-socialisten, voor de kie
zing van 27 Mei aangeboden, verscheidene
valsche handteekens voorkwamen, namen
voorstellende van personen, die niet eens le
zen of schrijven kunnen 1
Heeft de justitie nu reeds de plichtigen
bij de lurven gevat?
Of ware 't niet beter, dat er de procureur
generaal van Gent zich eens mede bemoeide,
opdat die zaakjes wat rapper ia 't klaar ge
trokken worden 1
in-7-gT.i f iiMft Q QTB?.r-na—