StoefFer! M. Colaert! Kamer van Volksvertegenwoordigers. Een woordje uitleg. STADSNIEUWS. Onvereenbaarheid. Het onderhoud der wegen te Yper-buiten. Piret-G 'blot. senator van Henegouwen. Henry Sainctelette, senator van Bergen- Zoninuen. E. de Sejournet, senator van Doornik-Ath. W Sélys de Lnngrhamps, senator van Na men Dinant-Ptnlippeville. Ed. Steurs, senator van Charleroi-Thuin. Léon Termote, afgevaardigde van Brugge. G. Tonnelier, afgevaardigde van Antwerpen. Tournay, afgevaardigde van Dinant-Phi- lippeville. Trasenster, afgevaardigde van Luik. A. Vanden Nest, senator van Antwerpen. Vander Kelen, senator van Leuven. A Vandevenne, afgevaardigde van Kortrijk. Vict. Vandewalle, afgevaard. van Mechelen. Jan Van Ryswyck, afgev. van Antwerpen. Verbrugghen, sen ttor van Audenaerde. J Verhogen, afgevaard. van Antwerpen. Ad. Verspreeuwen,senator van Antwerpen. Raoul Warocqué, afgevaard. van Thuin. S. Wiener, senator van Brussel. Zitting van Dinsdag 26 Maart 1901. De heer Termote, liberale volksvertegen woordiger van Brugge heeft, in zitting van 19 Maart, de volgende vraag gesteld aan den minister van Justicie en aan den minis ter van 't inwendige Op 8 Maart laatstleden pleegde Leopol- dus Huyghe, 21 jaar oud, en wonende te Heis' aan Zee, zelfmoord met zich op het spoor uit te strekken op 't oogenblik dat een irein voorbijreed. Volgens het gerucht, dat in omloop is, hal die jongeling een onberispelijk gedrag en was door iedereen geacht, en is zijne daad toe te schrijven aan een aanval van wan hoop, verwekt door een lichaamsgebrek. Op Maandag 11 dezer, om 3 uren 's na- mid lags, werd het lijk naar het kerkhof gedragen, langs vooraf aangewezen wegen, op de draagberrie van het beheer der spoor wegen, daar de draagberrie en het baar kleed, aan de gemeente toebehoorende, ge weigerd waren geweest. De commissaris van politie en de veld wachter hielden de wacht bij den ingang van het kerkhof; zij hebben de vrienden van den overledene, die in groot getal ach ter het lijk gingen, den toegang tot het kerk hof verboden: alleen de leden der familie mochten de begrafenis bijwonen. De grafmaker had voor Huyghe eenen kuil gegraven achter de andere graven de burgemeester heeft hem bevolen dien te dampen; het lijk werd aan het uiteinde van den doodenakker bedolven op eene afgezon derde plaats die niet voor de begrafenissen wordt benuttigd en van de omheining door een pad en een grasplein is gescheiden. De aarde, die het lijk van Huyghe bedekt, is effen en er bestaat geen teeken dat aanduidt waar het lijk ligt begraven, terwijl aarden hoopen zich boven de andere graven bevinden, Uit dit alles blijkt klaar dat de burge meester van Heist door zijne handelwijze getracht heeft aan het publiek misprijzen in te boezemen voor de nagedachtenis van den overledene en voor zijne nabestaanden. Naar luid van een arrest, door het Hof van Beroep van Gent, den 24 December 1881 uitgespro ken en door het Hof van Verbreking op 21 Februari 1882 bekrachtigd, vallen die feiten onder de toepassing van den art. 66 en 135 van het Strafwetboek zij zijn daarenboven in strijd met de ministerieele omzendbrieven van 6 Januari 1880 en 6 April 1882, «Welke maatregelen zijn de heeren minis ters van justitie en van binnenlandsche zaken van ziQS te nemen om de wet te doen eerbie digen en het schandaal te doen ophouden, dat zulke eene teraardebestelling veroorzaakt M de Trooz, minister van 't inwendige en van openbaar onderwijs heeft geantwoord: Den 11 Maart werd Leopold Huyghe be graven, en reeds den 15 schreef het parket van Brugge een onderzoek voor, en bij ont vangst van het proces-verbaal, eischte het ten laste van don burgemeester, krachtens artikelen 215 en 266 van het Strafwetboek, 1, 5. 15 en 17 van het Decreet van Prairial jaar XII een onderzoek, waarvan de uitsla gen moeten afgewacht worden. Mijnerzijds heb ik den heer gouverneur van West-Vlaanderen verzocht mij verslag to doen over de feiten, door den achtbaren hei-r Termote aangehaald. Op de vraag door M. Buyl aan den mi nister van spoorwegen gedaan betrekkelijk de gebrekkige wijze waarop het verkeer der treinen tusschen Diksmuide en Veurne ge daan wordt, antwoordt de minister als volgt M. Liebaert, minister van spoorwegen. De kwestie is onderworpen aan het on derzoek van den uitvoeringsdienst. In de zitting van 22 Maart heeft M. Van- langendonck, volksvertegenwoordiger van Leuven de volgende vraag gesteld aan den minister van finantiën Door de wet op de werkmanswoningen zijn de werklieden ontslagen van de perso- neele en mobilaire belastingen, alsmede van alle andere provinciale en gemeentebelas tingen. Die wet, alsook de wijzigingen daaraan toegebracht, sluiten geenszins de werklieden van den Staat daar buiten. Dienvolgens vraag ik dat de brievenbe stellers, die, volgens den heer minister van spoorwegen verklaarde, werklieden zijn,van die voordeden kunnen genieten, te meer daar het loon van honderden briefdragers gerin ger is dan het loon betaald aan veel werk- lieden die voor bijzonderen arbeiden. Ook vraag ik dat zij de voordeelen kun nen genieten, toegekend aan de werkmans woningen, waardoor de werklieden vermin dering van de registratiekosten voor het aankoopen van hun eigen huis wordt ver leend. M. Mansart, afgevaardigde van Zinik (Henegouw) doet aan den minister van finan ciën de volgende vraag De brievendragers, die gelijkgesteld zijn met de beambten, genoten tot hiertoe nog niet het voordeel van de wet, die de werk lieden van zekere belastingen ontslaat. De heer minister Liebaert verklaarde tijdens de interpellatie Delbastéedat bij de brievendra gers niet als beambten, maar als werklieden beschouwde. Zou men hun derhalve niet de wederrechtelijk geheven belastingen kun nen terugbetalen en ze voortaan van die lasten vrijstellen? Zitting van Donderdag 28 Maart 1901. M. Maroille, afgevaardigde van Bergen, stelt de volgende vraag aan^den Heer Minis ter van landbouw In demaand Januari 11. heeft de regee ring den heer Maximilien Vanhemelryck benoemd in de hoedanigheid van veearts op ziener. Welnu, krachtens de ministerieele onderrichtingen moet die beambte de stad Leuze bewonen, terwijl hij voortdurend te Lens verblijft. Wat meer is, hij is schepen en gemeenteraadslid in deze laatste plaats. Welnu, volgens de omzendbrieven aan de bestuurlijke overheden gezonden door de heeren ministers Bpgerem.Vandenpeereboom en de Burlet omzendbrieven door hen in de Kamer herinnerd den 11 Januari en 19 Maart 1895, mogen de ambtenaars der regeering geen verkiesbaar mandaat meer vervullen. Wat denkt de heer minister van dien staat van zaken? Is hij van gedacht aan dien toestand te verhelpen, met dien ambte naar te verplichten te Leuze te verblijven Wat rekent hij te doen voor hetgeen zijn mandaat van schepen en gemeenteraadslid betreft? Bespreking op de wijzigingen te brengen aan het reglement der Kamer. MM. Helleputtenn Snoy, twee bloedroode klerikalen, stellen voor niet meer toe te la ten dat de afgevaardigden vragen stellen aan de ministers die verplicht zijn er op te ant woorden in de zitting van den Dinsdag: MM. Woeste, Schollaert en Desmet de Naeyer ondersteunen dat voorstel en vragen dat de vragen en de antwoorden maar in de Anna len meer zouden verschijnen omdat, op die wijze, er min ruchtbaarheid zal aan gegeven zijn Het Beknopt Verslag, min kostende, is inderdaad meer verspreid dan de Annalen(M. Woeste is schaamteloos in zij ne bekentenissen) Het voorstel Helleputte en Snoyis ver worpen met 54 stemmen tegen 47. Onze Volksvertegenwoordiger M. Nolf heeft t 'gen het voorstel gestemd, M. Van Mer- ris heeft voor het voorstel gestemd en M. Colaert was afwezig. M. Colaert, burgemeester en katholieke volksvertegenwoordiger van Yper is een der schitterendste lichten der Kamer. Dat is ten minste zijn persoonlijk gedacht. Inderdaad, de achtbare volksvertegen woordiger heeft Woensdag laatst aan zijn collega's verteld dat na de stemming der Evenredige Vertegenwoordiging hij goesting had van zijn mandaat af te staan. Maar, na groote pogingen bij hem door den Heer Woeste gedaan,was hij toch geble ven omdathij zijne burgerlijke plichten boven zijne persoonlijke beschikkingen zette. Die verklaring heeft Mijnheer Woeste doen glimlachen en de gansche Kamer verbaasd. Aan eene vereeniging van menschen die ernstig schijnen te zijn, willen doen geloven dat M. Colaert noodzakelijk is en dat zijn vertrek eene nationale ramp zou wezen I dat kan men zeggen in Poperingbe, maar in Brussel eene geleerde stad en de moeder van het woord stoeffer 1 Dat is te veel 1 De waarheid is dat M. Colaert een leeuw is maar alleen wanneer men hem aan M. Iweins d'Eeckhoutte vergelijkt. (Petit Bleu, 29 Mars 1901. Het Niewsblad, dat verplicht is geweest den brief van M. Ern. Nolf, onzen liberalen Volksvertegenwoordiger, op te nemen, in antwoord op zijne lasterende zinspeling, is zoo onthutst dat het niet weet wat inbren gen om zich te verschoonen. Het zegtOnze artikel was ontleend aan de Gazette van Brugge't staat er duidelijk onder te lezen. Wil dat nu zeggen dat de opstellers van 't Nieuwsblad papegaaien zijn, die herhalen wat zij van een ander gehoord hebben, hoe dom en ongegrond het ook moge zijn? Dit is nochtans geene verschooning, 't is slechts eene kwajongensstreek, want de jon gens ook zeggen't is ikke niet, 't is den dien. Maar het huichelachtig papiertje wil den schijn niet hebben door den hekel ge haald te zijn geweest door M. Nolf, dat zou hem kunnen hinderen bij zijne lichtgeloovige lezers. Zijne tweede zinsnede tot verschooning is deze Wat beteekenen die woorden: Indien ik in volle vrijheid over mijne stem had mogen beschikken? Het Nieuwsblad gebaart dat niet te ver staan en vindt nogeens middel om te zinspe len op deze vraag. Wij hebben reeds het woordje uitleg in ons nummer van laatstle den zaterdag gegeven en wij twijfelen niet of M. Nolf zal het op zijne beurt geven. Als men met menschen te doen heeft die niet het minste begrip hebben van rechtscha penheid is het moeielijk te twisten, en 't is hier het geval. De schrijvelaars van 't Nieuwsblad zouden liever liegen gelijk tandentrekkers dan te bekennen dat zij on gelijk hebben. Zij zijn doorworteld in Jezuie- tenknepen en bedienen er zich van om hun ne tegenstrevers hatelijk te maken en hunne aanhangers op te hemelen, 't Is hetgeen men in 't vlaamsch uoemt; zijne lezers knollen voor citroenen verkoopen. Zij weten niet, die sukkels, waaraan zij zich blootstellen, maar dat zij zich wel wachten met het vuur te spelen indien zij hunne vingeren niet willen verbranden. Vér o. Heer uitgever, Het laatste nummer van uw weekblad behelst een artikel getiteldEen minister die deelneemt aan de beraadslagingen van den gemeenteraad, is dat wettig De opsteller doet er in zien welke over wegende rol M. Surmont in de laatste zitting van onzen stadsraad gespeeld heeft en be sluit daaruit dat de Minister van arbeid, te Brussel gehuisvest zijnde, het recht niet meer heeft hier gemeenteraadslid en kiezer te zijn. Uw opsteller heeft volkomentlijk gelijk, maar bij onze hedendaagsche klerikalen gel den noch wetten noch reglementen. Wan neer zij aan eene bndiening geraken waar zij hunnen verderfelijken invloed uitoefenen, klampen zij zich er aan vast en voor niets zien zij er van af. Ouvereenbaar of niet. Dit is ook het geval van een lid van onzen schepenraad. Ik bedoel M. Ernest Fraeys die wel tien en meer verschülige bedieningen vereenigt. Die hoogmoedige en onverzadclijke Brug geling is schepen genaamd geweest den 4 Maart 1900, en blijft niet te min in den Hospicenraad zetelen, tegenstrijdig aan alle voorgaande. Alhoewel de onvereenbaarheid of incompa- tihileit, van deze beide bedieningen in de wet niet geschreven staat {worden die in alle steden des lands voor zulks aanzien"en wan neer dus een hospiceheer of een dischmeester tot schepen benoemd wordt, verhaast hij zich zijn ontslag van armbestierder in te zenden. Dat is een gebruik dat hier ter stede altijd gevolgd is geweest; maar onze klerikale politieke mannen van heden, houden daar van geene rekening. De nieuwe schepen zegt gelijk destijds Mac-Mahon: J'y suis, j'y reste 1 Volgens onze .klerikale kopstukken is M. Fraeys een onontbeerlijk man die tot alle bedieningen bekwaam is. Hij is schepen van de stad; Bestierder der hospicen lid van de provincieraad lid van de kerkfabriek van St. Maartens, lid van de commissie van stadsmuseum lid der commissie der nijverheidsschool, lid van de bestierende commissie van de muziekschool en van stadsmuziek lid der 'commissie van het koninklijk gesticht te Meesenbestierder van den bank van Kortrijk; bestierder der suikerfabriek die hij en nog twee of drie andere kaloten te Waesten gesticht hebben enz. enz. Zooals men ziet, M. Fraeys zit overal. Met zulk een man die zooveel bezigheden heeft en nog andere van dezelfde soort, is het te verwonderen dat de zaken van stad, hospicen en kerkeraad zoo slecht bestierd worden? Ik vraag mij of het comiteit der liberale vereeniging niet wel zou doen de onvereen baarheid of incompatibileit van M. Fraeys, als schepen en hospiceheer aan den heer gouverneur der provincie aan te (klagen om dit misbruik te doen ophouden. Wat zegt gij ervan, heer uitgever? Harte lijke groetenissen. üw abonnent, F. A. Iedereen weet in welken erbarmelijken staat bijna al de straten op het buitengrond gebied onzer stad zich bevinden, bij gebrek aan behoorlijk en ten bekwamen tijde onder houden te zijn geweest. Wei is waar, deed onze schepenraad, alle jaren sommen stem men om deze wegen goed te maken maar dit geld werd niet gebruikt noch verteerd, 't Is alzoo dat onze stadhuisbazen, op twee dienst jaren, daarop eene spaarzaamheid van 10,000 fr. verwezentlijkt hebben. De stads rekeningen van 1898 en 1899 zijn da&r om zulks te bewijzen. Dit zoo noolig werk voor den landbonw werd dus van jaar tot jaar uitgesteld omdat het drievuldig college die zooveel andere bedieningen heeft den tijd niet had zich met de beurtwegen bezig te houden. Ondertus- schen zijn dezelve van langs om meer on bruikbaar geworden, bij zooverre dat men heden verplicht is ze geheel in kiezel te leggen, hetwelk groote kosten zal veroor zaken. Deze staat van zaken heeft sedert twee jaar van hier gegronde klachten verwekt te gen Burgemeester en Schepenen die tijdens de kiezingen aan de landbouwers beloften doen die zij niet houden. Verscheidene raadsleden en namenlijk M. D'huvetter hebben daarover gesproken in de zitting van den gemeenteraad van 20 Octo ber laatstleden, ter gelegenheid van het voor stel tot hot maken van eene nieuwe laan op het Minneplein, een werk dat schrikkelijk veel geld zal kosten en waarvan de noodza kelijkheid zich niet doet gevoelen. M. D'hu- vettere zegde alsdan met veel grond van waarheid dat men geen evenwicht hield tusschen de bewoners van den buiten wier belangen men miskende en deze van de stad, voor wat de verdeeling der uitgaven betreftVermits, voegde hij er bij, de stad de middelen heeft, waarom niet de beurt- wegen in zeer goeden staat stellen en vol- doening aan de buitenlieden geven? De herhaalde beknibbelingen hebben toch eindelijk onzen schepenraad uit zijnen slaap getrokken: Hij heeft, inderdaad, op de be- rs^» «*i I

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1901 | | pagina 2