Morgendvoorstelling
STADSNIEUWS.
BERICHT.
Prijskamp van HOEFSMEDERIJ
Cirk Sosman.
Groote Voorstelling
Tegen het klerikalism.
hebben doen kennen, zal ik de gewenschste
onderrichtingen geven aan den bevoegden
dienst. Ik hoop dus in staat te zijn de wer
ken te doen hernemen in een betrekkelijk
korten tijd. Wat den tijd der waarneming
aangaat, hij is geëindigd.
Twee jaren later, den 5 Mei 1898, deed de
achtbare heer De Bruyn de volgende verkla
ring:
- De studiën betrekkelijk de voltrekking
der vaart, zijn met veel spoed voortgezet.
Maar er dienen zeer kiesche en moeilijke
vraagstukken onderzocht te worden en
diensvolgens zijn de studiën zeer langdurig.
Ik hoop dat deze zullen^voleind zijn, zoo niet
omtrent het einde van het loopende jaar,
ten minste in het begin van het toekomende
jaar en de Regeering zal aan de buitenge
wone begrooting van 1899, een eerste cre-
diet vragen om de werken te hernemen.
In de buitengewone begrooting van 1899,
werd inderdaad een crediet van 250,000 fr.
gebracht welnu wij zijn in 1901 en de wer
ken waarvan men reeds de nakende herne
ming aankondigde in 1896, zijn altijd in den
zelfden staat.
Op het fameus crediet van 250,000 franken
in 1899 gestemd, zijn er maar 100 franken
verteerd geweest. Dit crediet zal den 81 De
cember van dit jaar vervallen zijn en de Re
geering vraagt er de vernieuwing niet van.
De begrooting der buitengewone ontvangsten
en uitgaven voor het loopende dienstjaar
voorziet niets voor onze vaart.
Ik vraag aan den heer minister van open
bare werken of men er uit moet besluiten
dat het werk bepaald verlaten is.
M. de Broqueville. Het is in 't water.
M. de Smet de Naeyer, minister van
financiën en openbare werken. Ik zal u
doen opmerken, beste collega, dat dit voor
werp de buitengewone begrooting aangaat.
M. Nolf. Indien gij het begeert, mijn- j
heer de minister, zal ik mijüe redevoering in
de bespreking dezer begrooting weder te j
voorschijn brengen. (Men lacht).
M. de Smet de Naeyer, minister van j
financiën en openbare werken. Wacht j
u wel daarvanNieuw gelach.)
M. Nolf. Ik zou een woord willen zeg
gen over de werken aan de Leie uit te voe
ren.
De Kamer zal zich herinneren dat in 1894
het dal der Leie zeer geteisterd werd door
schrikkelijke overstroomingen, die een groot
getal streken van het land verwoestten. De
schade ondergaan door de oeverbewoners
was aanzienlijk. De verliezen werden op
honderden duizenden franken geschat.
De steden Waasten, Komen, Wervick,
Meenen Kortrijk hadden schrikkelijk te lij
den door den aanwas der waterende ver
woesting in de velden waren even groot.
Men erkende de noodzakelijkheid werken
uit te voeren; de korte beschrijving op de be
vaarbare wegen geëcht aan het voorafgaande
uittreksel van de begrooting der buitenge
wone ontvangsten en uitgaven voor het
dienstjaar 1900 leert ons dat na de ramp
spoedige overstrooming van 1894, de Regee
ring eene commissie instelde gelast met de
oorzaken der overstroomingen te onderzoe
ken en de uit te voeren werken te beschrijven
om zooveel mogelijk den terugkeer ervan te
voorkomen
Dat deze commissie een programma bereid
heeft dat namelijk het verdiepen der Leie
bevat, derwijze dat men eene breedte hebbe
aan het plafond van 14 meters tusschen Ar-
mentiers en de monding der Defile en van 19
meters vóór deze monding, de uitvoering van
talrijke verbeteringen en de geheele of gedeel
telijke herbouwing van zeven bruggendat
er daarenboven kleine dammen zullen ge
plaatst worden overal waar men het noodig
zal oordeelen, met het inzicht de overlooping
te beletten tijdens den aanwas des zomers;
dat het programma zal toegepast worden ten
eerste op het deel der Leie begrepen tusschen
den sluitboom van Vive-Sint-Eioy en de brug
van den spoorweg te Gramene.
Deze werken, welker noodzakelijkheid be
kend is geweest van 1894, dringen zich
meer dan ooit op. Werken in Frankrijk uit
gevoerd en namelijk de herbouwing der ba
reel van Houplines, waar men de oorspron
kelijke valdeuren vervangen heeft door een
eenigen sluitboom van een aanzienlijkeren
gehalte, zijn den toestand komen vererge
ren. Indien ooit een aanwas zooals dezen
van 1894 zich voordeed, zouden de gevolgen
nog veel schadelijker zijn.
Die toestand is laatstmaal n den Senaat
j aangestipt geweest door den achtbaren heer
Delannoy, provincialen senator van Brabant.
De achtbare minister van openbare werken
heeft hem geantwoord dat de uit te voeren
werken aan de middelleie, die zich uitbreidt
tusschen Armentiers en Meenen, het voor
werp waren der studiën eener wederland-
sche commissie, eene overeenkomst met de
fransche Regeering noodzakelijk zijnde.
De Regeering zou kunnen, voor hetgeen
dit deel der werken aangaat, gezegde Com
missie uitnoodigen haar verslag in den kort-
sten tijd mogelijk neêr te leggen, maar dit
is geene reden om de werken op het belgi-
sche grondgebied niet te beginnen, aange
zien het blijki uit de korte beschrijving,
door de Regeering in 1900 uitgegeven, dat
de werken alleszins zullen moeten aange
vangen worden met het deel der rivier ge
legen tusschen Vive-S'-Eloi en Gramene
Het zijn de fondsen niet die ontbreken.
De Kamers hebben de noodige credieten ter
beschikking der Regeering gesteld. Een eer
ste crediet van 500,000 fr. is ingeschreven
geweest in de begrooting der buitengewone
middelen in 1898. Van dit crediet zijn er
maar 26.000 franken verteerd geweest en
men heeft het overige laten vervallen. Een
nieuw crediet van 300.000 franken is ge
stemd geweest in 1900. Tot hiertoe heeft de
Regeering, op dat crediet, maar de geringe
som van 222 franken 80 c. voorafgenomen 1
Het schijnt waarlijk dat de Regeering,
die met volle handen uit de openbare kas
put, wanneer het er op aankomt zeehavens
te maken en de ongeregelde begeerten der
groote steden te voldoen, alle billijkheid ver
geet en uitnemend vrekkig wordt als het er
op aankomt de eerste belangen der lande
lijke arrondissementen te beschermende
belachelijke sommen die ik komaan te halen
zijn er het bewijs van.
Zij doet groote credieten in de begrootin
gen schrijven, maar zij verteert die niet. Zij
heeft den schijn voldoening te geven aan
onze bevolkingen, maar zij doet inderdaad
niets voor haar.
Men had ons 250.000 franken beloofd voor
de voltrekking onzer vaart, men verteert er
100 van en men vraagt de hernieuwing niet
van het crediet dat den 31 December 1901
zal vervallen zijn.
Men had ons 300.000 franken beloofd voor
de uit te voeren werken aan de Leie; men
heeft er tot hiertoe 222 fr. 80 c. van verteerd.
M. de Voorzitter. Mijnheer Nolf, ik
moet u doen opmerken dat gij uwen tijd van
spreken te buiten gegaan zijt.
M. Nolf. Ik eindig, mijnheer de voor
zitter, met de aandacht van den achtbaren
minister te vestigen op een laatste punt, dat
de bevolkingen onzer grenssteden Komen en
Wervick zeer aanbelangt.
Wij hebben in deze twee steden honder
den werklieden die dagelijks in Frankrijk
gaan arbeiden. Die werklieden gaan over en
weder de Leie om zich naar hunnen arbeid
te begeven en in de rusturen.
De fabrieken van Komen (Frankrijk), Wer
vick (Frankrijk) en Bousbecque gaan 's mor
gens op verschillige uren open, ten 5 ure
en half, ten 6 ure en ten 7 ure. De rusturen
zijn niet overal dezelfde: er zijn overtoch
ten van werklieden ten 8 ure, ten 8 ure en
half, ten 12 ure, ten 1 ure, ten 1 ure en half
en ten 5 ure.
Welnu, het gebeurt zeer dikwijls dat op
die uren de bruggen gedraaid zijnde vrije
doorgang is onderbroken. De werklieden
komen te laat op hun werk en de bazen
zenden ze terug of slaan hen in de boete.
De Kamer weet wel dat de belgische werk
lieden niet altijd het voorwerp zijn van vele
achting bij onze zuidergeburen.
Zou de achtbare minister zonder langer
te vertoeven geen smalle bruggetjes kunnen
doen plaatsen nevens de bruggen van Wer
vick en van Komen
Dit is een werk van onbetwistbare nood
zakelijkheid. Het zijn niet alleen de werk
lieden die te klagen hebben over den be-
staanden toestand. De protestaties zijn alge
meen, want de handel is aanzienlijk tus
schen de verschillige plaatsen die aan onze
grens palen.
Ik durf hopen dat de achtbare minister,
zonder vertoeven, wel zal willen gevolg ge
ven aan mijne vraag.
Dat men my niet opwerpe dat de bruggen
zullen moeten herbouwd wordendat de
smalle bruggetjes maar zullen kunnen ge
plaatst worden wanneer de herbouwings-
werken zullen begonnen zijn.
Indien het publiek naar de uitvoering de
zer werken moet wachten, het zal lang
wachten: Het is zeven jaren dat de weder-
landsche commissie studeert, en wij zijn al
tijd even verre.
Overigens, het plaatsen der kleine brugge
tjes kan gedaan worden onaangezien het
bouwen der bruggende plaats bestaat. De
Staat zal geene nuttelooze uitgave doen met
dezelve van nu af op te richten: wat er ge-
beure, hij zal ze altijd kunnen gebruiken.
Zitting van 6 Augusti 1901.
Het amendement aan de begrooting van
het openbaar onderwijs, voorgesteld door de
heeren Bertrand en Vanderrelde, en lui
dende als volgt
Toelagen aan de gemeenten die school-
kantienen bezitten of die private werken
ondersteunen van schoolrifters, van klee-
- ding voor de arme kinderen en van school-
koloniën, 100,000 franken.
is verworpen met 71 stemmen tegen 40
en 12onthoodingen.
MM. Colaert en Van Merris hebben
tegen het amendement gestemd. M. Nolf
heeft zich onthouden omdat, zegt hij, van
den eenen kant, ik sympathiek ben aan het
edelmoedig gedacht der tusschenkomst
«van den Staat ten voordeele der school-
koloniën en van het werk der kleeding van
de arme kinderen; maar van den anderen
kant, ik kan, op schoolgebied, de tusschen-
komst van den Staat niet aannemen ten
voordeele van andere kinderen dan deze
waarover hij een recht van toezicht en
kontrool heeft, 't is te zeggen de froebel-
en officieële gemeentescholen.
Pensioenen der onderwijzers. Het
verraai wordt beloond!!? De overloopers
van het onderwijs van 1879, welke M.
Woeste helden noemde, zullen hun pen
sioen van de Regeering hebben. Het ont
werp is aangenomen met 67 stemmen tegen
48 onthoudingen.
M Nolf heeft, zich onthouden voor de
redens aangehaald door M. Janson in zijne
redevoering. MM. Colaert en Van Merris
hebben natuurlijk voor de belooning der
deugd gestemd.
Zitting van 7 Augusti 1901.
Begrooting van 't inwendige. M. Buyl
zegt dat in vele gemeenten van West-Vlaan
deren het art. 140 der gemeentewet, dat de
neerlegging der begrooting op het gemeente
huis voorschrijft, niet gevolgd is. Terug
komende op dergelijke kwestie reeds door
M. Nolf gesteld, verklaart de minister
dat dit artikel der wet stipt geëerbiedigd
wordt te Yperen.
Wij verzekeren dat de heer minister mis
leid is Verschillige keeren heeft een onzer
stadsgenoooten zich naar de bureelen van het
stadhuis begeven om kennis te nemen van
het budjet. Eiken keer heeft men hem ge
antwoord dat de stukken zich in de besten
dige deputatiën bevonden.
De Burgemeester heeft de eer de
inwoners te laten kennen dat de
heer Gouverneur der Provincie den
ZONDAG 11 AUGUSTI officiëelijk
de stad zal komen bezoeken.
Hij verzoekt ze ter dier gelegen
heid, hunne woonst te bevlaggen.
De Burgemeester
JR. COLAERT,
Yper, 6 Augusti 1901,
Stad Yper.
van Dinsdag 6 Augusti 1901.
23 deelnemende hoefsmeden.
UITSLAGEN.
le Prijs: Tavernier Cesar, Yper.
2" Vincken, Yper-Wieltje.
3e Vandermarliere Leon, Yper.
4° Teerlinck, Vlamertinghe.
5" Deprez, Couckelaere.
6e Vercayen, Langhemack.
7e Knockaert Auguste, Yper.
8° Nollez Henri, Yper.
9e Leenknecht, Hooglede.
ZONDAG 11 AUGUSTI 1901,
om 3 ure namiddag
GROOTE EN SCHITTERENDE
HALVE PRIJS
GROOTE PAMOHIMi:
Om 8 ure 's avonds
RIIELWE PANTOMIME
Prijzen der plaatsen:
Stallen 2 fr. - TweedeIfr.-Derde 50c.
10 c. supplement voor de voorgenomene
plaatsen.
Een inschrijvingslijst zal den
franschlezenden liberalen van Ype
ren aangeboden worden ten einde
inschrijving op de antisuperstitueuse
bibliotheek.
Deze onderneming van geleerde
vrijdenkers moet aangemoedigd en
gesteund wordpn door alwie iets wil
bijbrengen om de vrije gedachte te
bevorderen tegenover blind geloof en
vooroordeel, om verdraagzaamheid
te doen heerschen, waar dwang en
broodroof troonen.
Het is niet voldoende liberaal, vrij
denker te zijn door entrainement
maar men moet het worden door stu
die, door overtuiging.
Men moet het klerikalism leeren
kennen in zijnen oorsprong, in zijne
ontwikking, in zijne werken, in zijne
betrachtingen.
La BibliothèqUe Antisuperstitueuse
verschaft aan de franschlezende zoe
kers naar waarheid de middelen om
de dompers niet alleen te woorde te
staan, maar om hunne aanhangers
te overtuigen van het ongerijmde,
dat men hun aanleert en van het
kwaad dat de godsdiensten sedert
altijd gesticht hebben.
Dat grootsche werk, dat, wanneer
wij maar willen, veel goeds zal stich
ten, zal verschijnen in de veertien-
daagsche afleveringen van 10 cen
tiemen ieder.
Ziehier den omzendbrief, dien wij
desaangaande ontvingen
Bruxelles, le 26 juin 1901,
Monsieur le Directeur,
J'ai 1 honneur de vous adresser sous bande
les six premières brochures de la Biblio-
thèque antisuperstitieuse. (1).
Cette publication qui n'a aucun caractère
commercial paraltra régulièrement tous
les quinze jours.
Auriez-vous 1'obligeance de la signaler a
vos lecteurs.
Recevez, Monsieur le Directeur, nos sin-
cères salutations.
JULES BOSMANS,
rue Elise, 121.
P. S. La reproduction des brochures de
cette bibliothèque est autorisée.
(1) a) Monita secreta ou régies secrètes
de la Maffia, par J. Bosmans.
b) Inquisition de l'Eglise papale, par Jules
Bosmans.
c) La politique de l'Eglise papale, par
Jules Bosmans.
d) La république, la monarchie constitu-
tionnelle et l'Eglise papale, par J. Bosmans.
e) Les vérités de la science physique par
Jules Bosmans,
f) Les savants contemporains et la foi
papale, par Jules Bosmans.
p