ONVERDRAAGZAAMHEID!
i
Nog over ons Waterkasteel.
Wie over nonnen beschikt 1
TEGEN DE
Manifest van het Marnixcomiteit
Verspreiding van Gedachten van
Recht en Vrijheid.
Oorlog aan de Israëlieten, 'protestanten
en vrijdenkers.
Op een ander punt dient er gewezen te
wordeD, omdat het zich als een der verschijn
sels opdoet van den bedenkelijken vooruit
gang welken de Anti-Joodschgezindheid bij
ons doet: veel ontwikkelde lui die den veld
tocht der Libre Paroledo vervolgingen te
gen Dreyfus en Dreyfusgezinden, de bloedige
tooneelen van Algerië, de gelatenheid van
een republiekeinsch Staatsbestuur afkeuren
en veroordeelen, velen blijven de Joden, door
den band, met tegenzin bejegenen en halen
daD tot staving aan van dit te algemeen ver
oordeel, eene reeks afzonderlijke, onbedui-
dagen en zelfs in de week in zekere plaatsen
danst. Ik zal strenge bevelen geven aan de
politie opdat zulks eindige.
Muziekschool. Aan het artikel
Muziekschool geeft de heer Voorzitter
eenige uitleggingen betreffende de hulpgelden
die men hoopt te bekomen van den Staat en
van de Provincie en die zullen beloopen tot
3500 fr. 1
Aan het art Ouderdomspensioenen,
vraagt M. Vanderghole of het Weldadig
heidsbureel en de Godshuizen zullen tus-
schenkomen voor hun deel.
M de Voorzitter antwoordt dat deze
vraag nog geene oplossing bekomen heeft.
Wat de mutualiteiten aangaat, nog geene
heeft eene aanvraag van toelaag gedaan.
Wij zullen moeten onze toevlucht nemen tot
de drukpers om hen den te volgen weg te
toonen, aangezien het schijnt dat men onze
brieven niet leest.
Aan het art. Onderhoud der gebouwen
en eigendommen der stad, vraagt M.
D'Huvettere, of er geen middel zou zijn een
of meer hovingen ter beschikking der kin
deren te stellen, om er te spelen, hetgeen
hen zou verwijderen van de openbare wan
delingen; men zou alzoo de schade vermij
den die zij doen.
M. de Voorzitter. Men zou er kun
nen maken in de nabijheid der werkmans
woningen, waarvan het bouwen zich met
den tijd zal uitbreiden.
M D'Huvettere. Zou men hen de
Groote Maikt niet kunnen bestemmen, of
den openbaren hof ofwel de plaats achter
't Nazareth, waar het oud buskruitmagazijn
was?
M. Boone. Dit ware in 't geheel niet
praktisch. Zij hebben ten andere het Minne
plein en de Esplanade; de kinderen diejer
spelen zijn zeer talrijk.
M. de Voorzitter. Wij zullen nadenken.
M. Vandenboogaerde vraagt of het ont
werp eenen dam te maken in het midden
van de Kasteelgracht, die de Rijke Klaren-
straat zou voortzetten en zou uitkomen op
het Hoornwerk, bepaald verlaten is.
M. de Voorzin*""- Elt «,-nro r>pne sroote
uitgave, meer dan 25.000 fr. Voor het
oogenblik kan er daar geene spraak van
zijn. Het kan, in alle geval, maar een ver
wijderd ontwerp zijn.
Aan het art. Torenwakers, zegt M. de
Voorzitter dat die dienst zoo slecht gedaan
wordt dat men zal genoodzaakt zijn hem af
te schaffen. Die wakers laten niets weten,
en wanneer een brand uitbarst is de Politie
zelf verplicht naar den toren te telefonee-
ren; het gebeurt zelfs niet altijd dat zij er
een antwoord van krijgt. Laatstmaal werd
een der wakers, die men vruchteloos on
dervraagd had, langen tijd daarna gevonden
dat hij aan den voet van den toren wan
delde, in plaats van op zijnen post te zijn.
Ik ben van gedacht dat men het stelsel
Welch zou kunnen beproeven, dat te Gent
gevolgd is: zelfbewegende aankondigers.
Verscheidene Raadsleden. Dat zou
misschien te duur kosten
M. de Voorzitter. Het ware eene uit
gave in eenmaal gedaan en die misschien
min kostelijk zou zijn dan hetgeen tot heden
bestaat.
M. Struye Aan het art. openbare ver
lichting vraagt dat men zou maatregelen
nemen dat de straten beter verlicht zijn 's
morgends, in deu winter. Men dooft de lan
tarens uit wanneer zij waarlijk nuttig wor
den, op hel oogenblik dat vele lieden zich
's morgends vroeg ter kerk begeven, na ze
te hebben laten branlen binst den nacht,
toen zij bijna nutteloos zijn. Het is zoo don
ker als in een oven en er kunnen ongevallen
gebeuren, door de duisternis veroorzaakt.
M. de Voorzitter. Gij hebt volkomen
gelijk en wij hebben reeds meermalen be
merkingen daarover gemaakt aan den be
gunstigde. Ik denk dat men wel zou doen
bevel te geven aan de Politie eenen staat op
te maken op welk uur van den nacht de
lichten uitgedoofd zijn geweest Het ware
een zeer goed stelselmaar het zou waak
zaamheid eischen. Wij zullen binnen kort
verscheidene Aurbëekken meer plaatsen,
vooral in de omstreken der kerken.
M. D'Huvettere vraagt of de gemeente
Sl Jan niet moet lusschenkomen in de kos
ten der lantaren die geplaatst is op 't Wieltje.
M. de Voorzitter. Die lantaren is op
ons grondgebied geplaatst, 't is dus wij die
ze moeten onderhouden. De kost is echter
zeer klein.
M. Boone doet opmerken dat verschillige
posten ingeschreven zijn voor het onder
houd der straten, voordammen, enz. Zijn
het dezelfde personen niet die deze werken
vei richten
M. de Voorzitter. Somtijds, maar niet
altijd. In alle geval het zijn werken die on
afhankelijk zijn de eene van de andere.
Aan het art. Slachthuis, vraagt M. Van
denboogaerde voor de beenhouwers de toe
lating 's Zondags te mogen slachten.
M. de Voorzitter. Ik wil wel in zekere
gevallen die toelating geven, zooals ik het
reeds gedaan heb, maar er geen regel van
maken. De bedienden van het slachthuis
hebben recht, gelijk de andere, aan de Zon-
dagrust.
Aan het art. Waterkasteel, maakt M.
D'Huvettere bemerkingen op de uitgave ver
oorzaakt door het bestieren der pompen en
nudcro maciijpnpn li ij troodt in lange bij
zonderheden over een stelsel dat het ver
bruik der brandstof en dat van 't water zou
versparen. M Boone doet hem opmerken
dat, om dit stelsel te bewerkstelligen, het
bouwen van een zeer dikken muur zich zou
opdringen. M. D'Huvettere betwist dat feit
en M. de Voorzitter zegt eindelijk dat de
heer ingenieur FroiJure gelast zijnde met
den heer ingenieur Cooman eene studie te
doen der werken uie aan den Dickebusch
Vijver moeten uitgevoerd worden, men hem
ook zou kunnen ragen de middels na te
zien om het stelsel dat in het waterkasteel
in gebruik is te verbeteren. Men zou zelfs
eene bijzondere Commissie kunnen benoe
men gelast met't vraagstuk, door M. D'Hu
vettere opgeworpen, na te zien.
Aan liet art. betreffende de oude gevels,
stelt M. de Voorzitter voor een crediet van
500 fr. in te schrijven voor toelagen te ver-
leenen aan de personen die de oude gevels
herstellen welke een artistiek karakter
dende feiten, vertelseltjes van klappeien, ge
ruchten van allen grond of belang ontbloot.
Die menschon die noch Libre Parole noch
Patriate noch XX" Siècle lezen, worden niet
gewaar dat zij onrechtstreeks onder den in
vloed dier dagbladen staan, een slechte lucht
inademen, in oenen dampkring van onver
draagzaamheid leven, langzamerhand alle
gezonde meening vergiftigend en den dag
voorbereidend voor onze Dreyfuszaak.
Zij beseffen niet dat zij onwillig, onbewust
een voertuig zijn voortzetting der kwaal:
zoo was, voor vijftien jaar, letterlijk de toe
stand in Frankrijk; alsdan ontkende men
Anti-Semitismus of was men hetzelfde onbe
wust; het haatgeroep der Anti-Joodschge-
zinden werd niet als hernstig aanzien; noch
tans kwam iets van dien haat, onder ver
zachten vorm, in de bijzondere gesprekken
terecht en zij, die diep minachtend op die be
smettelijke onverdraagzaamheid neerzagen,
werkten onwillens aan hare verspreiding
mêe.
Men schijnt niet te begrijpen hoeveel
monsterachtige onrechtvaardigheid er ligt in
het verantwoordelijk maken van aide Joden,
voor deze of gene laakbare daad door eenen
hebben.
M. Fiers vraagt het leggen van voordam
men op de Maloulaan.
Aan het art. Openbare feesten, vraagt
de heer Voorzitter eene verhooging van cre
diet van 500 fr. voor feesten die plaats heb
ben gehad in 1901. Onder andere de ont
vangst van M. Leop Merghelynck.
Eene woordenwisseling ontstaat lusschen
M. den Voorzitter en M. D'huvettere aan
gaande eene vraag gedaan door do tooneel-
maatschappij De Vlaamsche Ster. De vraag
om hulpgeld door deze maatschappij gedaan
wordt verworpen. M. Beger&m onthoudt
zich. De heeren D'huvettere, Vanderghote
en Bouquet stemmen er voor.
Eenige besprekingen hebben plaats over
artikels van weinig belang: den aankoop van
eenen lijkwagen, de rechttrekking der Pil-
kemstraat, enz.
M. de Voorzitter zegt dat de veranderin
gen aan de begrooting toegebracht ge i uren-
de de zitting zullen aangeteekend worden.
Hij stelt voor bepaaldelijk 't totaal der uitga
ven en inkomsten te stemmen in de zitting
van Zaterdag aanstaande.
M. D'Huvettere komt terug op de vraag
die hij in eene vorige zitting gedaan heeft
de stichting eener bewaarschool op den
Verloren hoek.
M. de Voorzitter werpt op dat het daar
eene groote uitgaaf zou zijn, ongeveer 30,000
fr. en dat het niet genoeg is eene nieuwe
school te stichten, dat men nog moet zien
dat men in staat is den onkost te doen, het
geen op dit oogenblik niet mogelijk is.
M. D'Huvettere. 4 of 5000 fr. zouden vol
doende zijn. Ik gelast mij met de nonnen als
gij wilt.
M. de Voorzitter. Het is niet genoeg
een lokaal te hebben voor de school, men
moet ook eene woonst hebben voor de non
nen. Ik zou deze laatste niet willen verplich
ten alle dagen, 'tis gelijk door welk weder
eenen weg van ten minste een uur af te leg
gen, het ware onmenschelijk.
M. D'Huvettere. Zij doen het nochtans
op andere plaatsen.
M. de Voorzitter. Welnu ik zou dat
niet willen. Indien wij eene school stichten,
zal er terzelfder eene woning moet gebouwd
worden ter plaats; maar ik herhaal het, wij
hebben de noodige kredieten niet daarvoor.
Het is niet voldoende uitgaven voor te stel
len, men moet te zelfder tijde de middelen
aanwijzen.
Eene buitengewone toelaag van 600 fr.
wordt gestemd op het voorstel van den heer
Voorzitter voor de diensten, binst den zo
mer aan de stad bewezen door de Koninlijke
Fanfare.
De openbare zitting wordt ten 7 1/2 ure
geheven.
In ons vorig nummer hebben wij bewezen,
volgens do rekeningen en begrootingen, dat
dat de uitgaven voor het onderhoud van ons
Waterkasteel, van jaar tot iaar vermeerde
ren, en dat in 1901, tot 12500 fr. (meer
dan duizend franks te maande) zullen be
dragen!
Wanneer M. D'Huvettere, in de laatste
vergadering van derf gemeenteraad, vroeg,
hunner gepleegd.
Nimmer zal men er aan denken al den Jo
den verdiensten toe te kennen voor daden
van breede mildheid, van verhevene kiesch-
heid die menigeen van hen mag aangere
kend worden.
Men wil niet inzien dat juist daar het stel
sel lag der anti-Dreyfusgezinden, toen zij
een tijdperk van vervolging tegen de Joden
inhuldigden. Allen moesten boeten voor het
zoogezegde verraad van een geloofsgenoot.
Wonderlijk genoeg, alwie die ongerijmde
geest van algemeenmaking voorstaat wan
neer het er op aankomt de Joden te schand
vlekken, gaat geheel anders te werk zoodra
het iemand geldt die geen Jood is; nimmer
zal men van hem, hoe bitter zijn begrip ook
weze, durven zeggen: «Hij nog is geen
Jood.
Dit is de kwaal 4i.e wij bestrijden moeten,
niet enkel omdat wij tegenover eene kwaad
willige, onrechtvaardige strekking staan en
het onrecht, waar het zicb ook voordoe, ont
maskerd worden moet, maar vooral omdat
de Anti-Joodschgezindheid een altijd klim
mend gevaar wordt. Dit gevaar zooals het
zich voordoet, moet in alle zijne uitingen be-
hoeveel het onderhoud van den waterdienst
kost, was hij waarschijnlijk voornemens
eenige opmerkingen daarover te maken of
misbruiken aan to wijze*. Wat kan hem
wêerhouden hebb n? Heeft dit achtbaar
raadslid misschien op een teelten van M. Co-
laert begrepen dat het aan het schepencolle-
gie zou mishaagd hebben dit kapittel te ont
rollen? Dit is wel mogelijk. Die mannen ver
staan immers malkaar. Nu, wat er van zij of
niet, altijd is het dat hij gezwegen heeft en
tevrede is geweest met de belofte van den
Voorzitter, dat hij nauwkeurige inlichtingen
nopens kosten van het waterkasteel zou be
komen tijdens de bespreking van de begroo
ting.
Nochtans, de heer D'Huvettere moet, zoo
wel als wij en een ieder die niet vooringeno
men is, weten, dat de dienst van het water
kasteel onder opzicht van hoeveelheid en
hoedanigheid gegeven water zeer gering is
en op verre na de overgroote kosten die men
er aan besteedt niet verrechtveerdigt.
Wat meer is, bovengemeld gesticht, even
als bijna alle andere openbare stadsdiensten,
is verwaarloosd; daar is gemis aan een goed
en noodig toezicht. Hat is om zoo te zeggen
aan den goeden wil der bedienden overgela
ten?
Ziet men er ooit Burgemeester of schepe
nen? wij gelooven het niet.
Hoe kan het anders wezen? Deze hebben
immers geen tijd om zich met de stadszaken
ernstig te bemoeien, verslonden als zij zijn
in menigvuldige andere winstgevende bedie
ningen. En alzoo is het dat de ontgonnen
werken, jaren lang uitgesteld of onvoltooid
zijn en, dat al hunne schoone ontwerpen,
echte oogenverblinding, aanslepen of onder
blijven.
Indien onze politieke kopstukken van
't veroverde stadhuis, waarlijk de belangen
der lastenbetalers ter harte namen, en Jan
niet meer dan Pier bevoordeeligden, zij zou
den zich schikken naar de vereischten der
wet met openbaarlijk te laten aanbesteden
de levering van de groote hoeveelheid kolen
benoodigd voor het waterkasteel. Zij zouden
ook geene nuttelooze, en loutere zinnelijke
uitgaven doen, zooals onder andere het ma
ken, in het beluik van het waterkasteel van
geitenstallen en konijnenkotjes die, volgens
het ons te wete is gekomen, eene uitgave
veroorzaakt hebben van omtrent 600 fr. zon
der te rekenen dat zulken zonderlingen bouw
misschien, op den duur, een schadelijken in
vloed zou kunnen uitoefenen op de hoeda
nigheid van het water, dat reeds niet al te
goed is.
Bovendien, de reinhouding in de nabijheid
van de zuiveringskommen laat ook te wen-
schen over. Daar vindt men alle soorten van
buiten dienst gestelde voorwerpen en mate
rialen wijds en zijds verspreid. Het is waar
achtig schilderachtig om zien.
Wat denkt M. D'Huvettere daarvan? Wan
neer hij in bezit zal zijn van de nauwkeurige
inlichtingen die men hem beloofd heeft, zal
hij misschien meer andere zaken te beknib
belen vinden.
In het bespreken van stadsbegrooting voor
kampt worden omdat sociaal en persoonlijk
behoud er door op het spel staan.
Daarom kan het leerrijk boek van M. Ho-
cart (1), La Question Juive, niet genoeg
aanbevolen worden. Na zonder vooringeno
menheid, op wetenschappelijken grond,
eenen ernstigen onderzoek te hebben gedaan,
vernietigt de schrijver een aantal der kleine
vooroordeelen, zonder schijnbare waarde,
die nochtans machtige voermiddelen zijn
voor de verspreiding v an het Anti-Semitismus.
Overigens, zijn het dezelfde personen,
steeds bereid de Anti-Joodsche nieuwsjes
rond te brieven, die uitroepen: Zwijg van
Anti-Semitismus, het mocht er wel komen
Het antwoord aan die personen ligt in het
dilemna; de Anti-Joodschgezindheid be
staat of bestaat niet.
Bestaat ze niet, dan is het ons onmogelijk
sprekend tot niet ongenegen personen nog
van antisemitisch venijn bevrijd, by hun
sympathie op te wekken voor de verdrukkers
en afkeer voor de slachtoffers, door de bloote
opsomming der walgelijke kwellingen den
Joden aangedaan.
Indien ze bestaat (de bovenaangehaalde
(1) Parijs, Fischbacher, 1899.
TOT
(2« Vervolg.)
r-