HARTSTOCHT!
De vrijheid van eerediensten en den
(fameuzen Colpaert,
oud-bestuurder der Looie.
P oelcapelle-Gemeente.
STADSSIËÜWS.
De voorlanden.
De militie loting.
Een en ander.
Vlaamsche Ster.
stelselmatig de beraadslaging te verdagen
die hij zou moeten nemen.
En M. de Trooz, minister van openbaar
onderwijs heeft de houding van den Raad
goedgekeurd I 't Gaat over zijn hout!
Hoe M. de Trooz de omzendbrie
ven van M. Schollaert toepast. Wij
hebben in ons nummer van 31 Januari het
antwoord medegedeeld, door M. de Trooz
aan M. Nolf gegeven, betrekkelijk de wei
gering van den Gemeenteraad van Yper
eene zevende plaats van onderwijzer te
stichten in de gemeenteschool dezer stad,
plaats die over drie jaren afgeschaft is
geweest.
M. de Trooz keurt den Raad goed, onder
voorwendsel dat de middelmatige bevolking
per klas maar van 44 leerlingen is. In andere
woorden, de minister rekent op de middel
maten, ofschoon hij weet dat die wijze van
schatten in deze omstandigheid niet te pas
komt.
Inderdaad, veronderstellen wij een be
stuur samengesteld uit twee beheerders en
uit twee bedienden, de beheerders elk 12,000
fr. 's jaars winnende en de twee bedienden
1,200 fr. Indien de twee bedienden ooit in
het hoofd kregen eene verhooging van jaar
wedde te vragen, weet gij wat het antwoord
zou zijn dat M. de Trooz hem zou geven?
Mijn lieve vrienden, zou de minister van
openbaar onderwijs zeggen, gij hebt geen
reden te klagen. Gij beweert dat uwe jaar
wedde 1200 fr. beloopt? Welke dwaling! De
begrooting der vier jaarwedden voorziet eene
som van 26,400 fr. Verdeelt dat cijfer door
4 en gij zult eene middelmaat bekomen van
6,600 fr. En gij klaagt? En gij protesteert?
Toen ik afgevaardigde was trok ik 2,600 fr.
min, ja, mijnheeren, 2,600 fr.!
Ziedaar de taal welke de minister van
openbaar onderwijs tot de bedienden aan
1,200 fr. zou spreken.
't Is ook de taal die hij tot den achtbaren
heer Nolf spreekt in de middelmatige schat
ting van de bevolking der klassen, onder
voorwendsel dat er 20 leerlingen zijn in de
hoogere klassen, het schijnt dat de 80 leer
lingen der lagere klassen een verdichtsel
zijn.
M. de Trooz is niet alleen een armzalige
redeneerder. Om zijne politieke vrienden ge
noegen te doen, die de vernieling van 't open
baar onderwijs betrachten, komt M. de Trooz
integenstelling met den ministerieelen om
zendbrief van 25 Augusti 1894 (Bulletijn II,
bladz. 187 en 188) opgesteld als volgt:
Het art. 2 der schoolwet verleent de ge-
meenten het recht de lagere scholen te be
sturen. Zij moeten dus tusschenkomen, met
de klasseering der leerlingen door de onder
wijzers gedaan, na te zien. Men mag niet
dulden dat in eene zelfde school klassen zijn
met veel te veel leerlingen en klassen die er
maar een zeer klein getal tellen. Voor het
geval dat het meeste gedeelte der leerlingen
niet genoeg zouden onderwezen zijn om met
vrucht den miidelbaren leergang of den hoo-
geren leergang te volged. zouden de ge
meenten de lagere klassen moeten
in tweeën deelen.
Welnu, daar de onderwijzers der lagere
klassen van Yper leerlingen hebben die on
bekwaam zijn de lessen met vrucht te vol
gen, begaat de gemeenteraad eene onwette
lijkheid met te weigeren de klassen in
tweeën te verdeelen, en M. de Trooz maakt
zich de medeplichtige van dien willekeuri-
gen maatregel.
Wij lezen in het bijvoegsel van 1'Express
van Luik, van 25 Januari 1903, het volgende
artikel overgenomen door de Flandre libé
ralevan Donderdag 29 Januari
Te Maeseyck. Een toppunt.
Over drie weken heeft M. Kolpaer, offi-
ciëele opziener van het lager onderwijs in
het kanton Maeseyck, aan al de onderwij
zers den brief gestuurd waarvan wij hier
onder de vertaling geven
Mijnheer,
Met diepe spijt reken ik het mij ten plich-
te het afsterven te melden van den Zeer
Eerwaarden heer Theodorus-Jacobus Do-
chez, pastoor te Opoeteren, Lid der Maes-
eycker afdeeling van het Davidsfonds,
geboren te Maeseyck den 20 April 1822, en
godvruchtig in den heer ontslapen te
Opoeteren den 31 December 1902, gesterkt
door de genademiddelen onzer Moeder de H.
Kerk.
De plechtige lijkdienst gevolgd van de
begrafenis zal plaats hebben in de parochie
kerk van Opoeteren Zaterdag 3 Januari
1903 om half elf.
Gij wordt tot deze lijkplechtigheid van
ono diepbetreurd medelid vriendelijk uitge-
noodigd en dringend verzocht, bij de eerste
gelegenheid dat een volle aflaat te verdienen
is, eene heilige communie tot lafenis zijner
ziel op te dragen.
Gelief te aanvaarden, Mijnheer, de ver
zekering mijner foegenegene gevoelens.
Aanvaard, enz
(Geteekend) Kolpaer.
Er zijn een dertigtal onderwijzers in het
kanton, allen waren tegenwoordig in den
dienst, daar de uitnoodiging van den opzie
ner een bevel was.
Men vraagt zich af of men droomt, in een
land gelijk het onze, waar er geen staats
religie is en waar de philosophische vrqheid
in den schijn aan al de burgers gewaarborgd
is, alzoo openbare ambtenaars te zien mis
bruik maken van het vertrouwen dat de
Staat in hen gesteld heeft, om zich over te
leveren aan de klopjacht der gewetens.
Het is zaak van M. Co'paert die in Yper
zulke goede herinneringen gelaten heeft 1
Die heer, om aangenaam te zijn aan de
regeering der pastoors, springt gemakkelijk
om met de Grondwet die o bittere spot!
de vrijheid van geweten en de vrijheid van
eerediensten waarborgt.
In 1884, indien onze herinneringen juist
zijn, gemeente hulp-onderwijzer benoemd
door het liberaal bestuur, werd M. Colpaert
den 29 December 1897, bestuurder der stads
school De Looie gebombardeerd, verschei
dene oudere en verdienstelijker collega's dan
hij onderkruipende, maar van het klerikaal
bestuur de belooning bekomende welke het
verleent aan de overloopers der liberale
partij die hem uitstekende diensten bewezen
hebben. In 't vervolg werd hij opziener v*a
het lager onder wijs benoem t en verliet onze
stad.
Het is juist niet onder net bestuur van
M. Colpaert dat de Looie vooruitgekomen
is! Hij heeft overigens geene droefheid ver
wekt noch bij het onderwijzend personeel
noch bij de leerlingen.
Buiten dat hij zich niet verstond met zijne
onderwijzers, heeft M. Colpaert ook eenige
geschillen gehad in stad. Wij herinneren
ons zeker onderzoek door het stadsbestuur
gedaan. Daar wij in het geheim der goden
niet zijn en altijd gesloten deuren vinden op
het stadhuis, is het ons nooit mogelijk ge
weest den uitslag van dat onderzoek te
kennen.
M. Colpaert moet geboortig zijn van Bree-
dene-bij-Oostende. Het schijnt dat hij er
eertijds voordeelig gekend was, vooral in de
jaren 1885-86.
M. Colpaert is heden de ootmoedige die
naar der geestelijkheid. Hij hoopt dat de
Regeering er hem dank zal over weten.
Maar dat er morgen eene verandering van
ministerie plaats hebbe, wij zullen M. Col
paert opnieuw zijne nieuwe meesters zien
vleien. Dan zullen wij hem toeroepenGe
kend, masker
De Commissie gelast met onderzoek van
het wetsontwerp dat Poelcapelle in gemeen
te moet inrichten afgescheiden van Lange-
marck, zal den 17 februari vergaderen, 't is
te zeggen Dinsdag en acht dagen.
Het Nieuwsblad schrijft De voorlanden
in de Rijselstraat geleeken niets. En nu
dat ze opgedaan zijn, is dat zoo kwalijk
gewrocht
Ja, ge meugt er meê boffen, konfrater.
I)e algemeenheid der inwoners, aanzien
dit als een louter zinnelijk, nutteloos en
vooral zeer kostelijk werk.
De eenige die het wel vinden, buiten M.
Colaert en zijne aanhangers, zijn de le
veraars van borduursteenen, en kasseien.
Wanneer de Burgemeester dit ontwerp in
vergadering van den gemeenteraad van 20"
April 1901 voorstelde had hij geen geld om
zulke groote kosten te doen. Ook ontmoette
hij hevige tegenkanting van wege meer dan
een raadslid.
M. Boone was van oordeel dat het zeer
onvoorzichtig was de berijdbare straat te
verminderen op 7 meters breedte. Hij vrees
de te recht dat twee zwaar geladen wagens
nevens een niet zouden kunnen doorrijden
of kruisen.
M. Bouquet beknibbelde niet min de ver
mindering der breedte van de Rijselstraat
vooral aan den ingang, langs den kant der
Groote Markt, en ook de overdrevene breed
te der voorlanden tegenstrijdig aan hetgeen
in andere steden gedaan wordt. Dit was
volgens hem een grooten misslag en hij had
gelijk.
M. Fraeys, schepen der openbare werken
en wat voorzichtiger en spaarzamer dan
M. Colaert, vond dat in den bekrompen gel-
delijken toestand waarin de stad zich be
vond, zulk een werk behoorde uitgesteld te
worden, en dat men zich moest bepalen met
de straat te laten herkasseien, de zijdkanten
op te stikken ten laste der stad en de voor
landen niet te verbreeden.
Al deze gegronde aanmerkingen werden
van geen weerde gehouden voor M. Colaert
die ze trachtte te wederleggen met advoka-
tenpraat. Hij hield mordicus aan zijne breede
voorlanden met lanteernen op zijn Brussels.
En hij deed zijn ontwerp goedkeuren.
Nu dat dit werk, welk bijna zeven maan
den lang geduurd heeft, staat om voltrokken
te worden en voor welk hij geld heeft moe
ten leenen, veroorloven wij ons hier over
te nemen wat het publiek in het algemeen er
van zegt en wat wij zelve bestatigd hebben:
De voorlanden zijn zeer ongelijkig gelegd
men gaat er op en neêr; hier zijn ze rond,
daar zijn ze te plat, en doorgaans hebben zij
geene voldoende schuinte om ze altijd droog
te hebbenveel keldergaten zijn nu half ge
doken of gestoptde voetingen of schooten
der gevels zijn als 't ware in den grond ge
zonken hetwelk zeer misstallig iswaar
men in de woningen met een trap of zuil op
ging treedt men er nu binnen met een trap
of zelf een halven trap neêr, dusdanig dat
bij groote stortregens het water in de kel
ders en de huizen dringt.
Kortom het is een mislukt werk en wat
meer is, in geval van vernieuwing van zulke
breede voorlanden de kost er van, zal, even
als in andere straten, gelegd worden ten
laste van de aanpalende eigenaars, en dat
ten eeuwigen dage.
Deze bezwaren hadden kunnen vermeden
worden indien de stad zich verstaan had
met het Bestuur van Bruggen en wegen,
om de Rijselstraat in haar berijdbaar deel,
te zinken van 20 of 30 c" in plaats van het
te verhoogen. De Rijselstraat is immers
meermalen te veel opgevoerd geweest. Nu
van ver gezien ligt de Halle nog meer in
eene diepte, en vertoont een leelijk zicht.
Nauwelijks is het werk, in zijn geheel
voltrokken, en men ondervindt reeds dat de
straat geene breedte genoeg meer heeft, voor
al tusschen de groote markt en de oude
kleermarkt en aldaar dikwijls op de zater
dagen belemmering bestaat wanneer er langs
de voorlanden rijtuigen stil houden.
Het Nieuwsblad spreekt schande van de
jonge dochters die op den dag der loting,
langs de straten geloopen hebben met wild
gebaar, al schreeuwen en tieren, en arm en
arm met 19 jarige lotelingen.
Op dit punt zijn wij volkomen eens met
onzen konfrater. Het gebeurt niet dikwijls.
Kan de politie geen maatregelen op dien
dag nemen om de openbare baldadigheid en
dronkenschap te beletten
Betreurlijk is het dat menige onverstan
dige lotelingen de gansche weck zonder wer
ken doorgebracht en hun geld verbrast heb
ben. Den vrijdag hebben wij nog verscheide
van die onnoozelaars ontmoet in staat van
dronkenschap en die meu schandelijk met de
vingeren wees.
Maar wie is eensdeels de schuld van die
bestandigheden en slemperijen die wij niet
genoeg kunnen schandvlekken?
Ons klerikaal staatsbeheer
Dat men de loting afschaffe en de persoon,
lijke dienstplicht invoere gelijk zulks jt
Frankrijk Duitschlaud en Holland bestaat
Dit is hetgeen wij, liberalen, sedert menigj
jaren te vergeefs vragen. Dat elke man, rijk
en arm, op zijne beurt soldaat worde. Niets
ware rechtvaardiger en men zoude alsdan
die ergelijke brasdagen niet meer te betreu.
ren hebben.
Wat zegt gij er van Nieuwsblad?
Op de statieplaats is men bezig een werk
te verrichten dat zou moeten gedaan ge_
weest zijn tijdens hare stichting; maar dan
moest men met spoed gaaner was kwestie
van gereed te zijn voor de inhaling van een
hoogen ambtenaar, wiens aankomst aange-
kondigd was in groote letters op het pro
gramma onzer kermis; een nieuw slach van
feesten uitgevonden door de uitmuntende
feestcommissie van ons wonderbaar stads-
bestuur.
Het ware te wenschen dat het uitmuntend
werk waarvan sprake is aan de geheele
plaats toegepast worde; zij zou aldus eene
goede onderlaag hebben en zou beter de
zware vrachten kunnen verdragenzij zal
altijd te lijden hebben van de nabijheid der
koopwarenstatie, die zou moeten verplaatst
worden, gezien de kleinheid der reizigers
statie.
De Maloulaan is in hare volle schoonheid;
wij raden de Yperlingen ten zeerste aan zich
te willen verplaatsen om dien stinkenden
modderpoel te gaan bewonderen, die zeer
veel geld gekost heeft en zeer slecht
is. Wanneer zullen de voorlanden en de
plaveiïng der Fiersstraat gelegd worden;
zullen de bewoners zich moeten tevreden
houden met beloften k la Colard? f~~
Van al de poorten, is het maar de Diks-
muidepoort die niet voorzien is van voorlan
den. Is het omdat er daar meer beweging is,
voorkomende van de nabijheid der Kaai en
der nijverheidsgestichten van de heeren
Valcke, Didier en Mevr. W* Doom-.
Indien er langs dien kant kloosters waren
in plaats van fabrieken, zou deze poort se
dert lang voorzien zijn van voorlanden I
Aan onze lezers te besluiten.
In de laatste zitting van den Gemeenteraad .jr"
is er spraak geweest van den buurtspoorweg
van Yper naar Poelcapelle; 't is zeer wel,
maar waarom het bestuur met nieuwe ont
werpen bezighouden wanneer er zijn die nog
vertoeven? Noemen wij de lijn van Yper naar
Belle en deze van Meesen naar Ploegsteert.
Het is altijd verkieslijk een werk op te
doen vooraleer een ander te beginnen; het
is waar dat ons stadsbestuur alles ver keerd
doet.
Zóó luidt de titel van een nieuw stuk dat j
op dit oogenblik ter studie is, in de tooneel-
maatschappij De Vlaamsche Ster
Dit drama, in 4 bedrijven, door G. Pat- i
foort en J. De Brock, is getrokken uit eenen
franschen roman, en zal het voorwerp uit-
maken der vierde en laatste vertooning van
het tooneeljaar 1902-1903.
Die vertooning zal door bovengemelde 1
maatschappij gegeven worden met de mede- j
werking van Mevrouw Hebbelynck van I
Antwerpen en mejuffers Zulma en Julia
Devers van Yper, op 15«n februari aan
staande.
Hartstochtdat voor de eerste maal
wordt opgevoerd, ontbreekt vooral niet aan j»
menige zielroerende toestanden. Het is in
één woord de trouwe schets der opeenvol
gende gemoedsbewegingen die het hart ver
woesten eener beklagenswaardige vrouw,
die in hare kindsheid eerst verleid, later de
minnares wordt van den Doge van Venetie.
Hierdoor wordt zij versmaad door den eenig-
sten man, dien zij ooit liefhad op aarde;
uit wraak doet zij hem zijne bruid ontroo-
ven, en is op het punt deze laatste in 't ver
derf te storten, wanneer zij bespeurt dat het
- «»<*r ""fFT-rfPBtnrrr
«HBPCKM