STADSNIEUWS.
Prozaïseii overzicht van het drama
<t Hartstocht.
gebeurtenissen die den ln Maart voorgeval
len zijn in de gemeente Piétrebais.
Ziehier de feiten, zooais M. Allard ze
voorgesteld heeft
Een geschil was ontstaan tusschen den
pastoor en den koster van Piétrebais. De pas
toor, zeer geweldig, had aan zijn kortbor-
stigen koster eenen vuistslag op de borst
gegeven. De groote meerderheid der inwo
ners van Piétrebais trok het hem aan tegen
dien oploopenden herder.
Op de aanvraag van den pastoor of van
den nieuwen koster die grappige zinspe
lingen vreesde werd de karnaval te Pié
trebais afgeschaft. Twee gendarmen van
Grez-Doiceau werden gevraagd om het be
sluit van den burgemeester te doen eerbiedi
gen. Rond den avond, was men in de her
bergen eenstemmig om de onbeschoftheid te
laken der gendarmen, die aan de gemasker
de personen bevolen zich te ontmaskeren of
die hun hunne vermomming afrukten, als
ook de indringing van den pastoor of van
den koster in het ambt des burgemeesters.
Ten 9 ure waren een vijftiental personen
vergaderd in het koffiehuis van M. Bruyère,
waar zij zich vroolijk vermaakten. Alleen de
schepen Barette en de twee gendarmen, die
een gezelschap op hun eigen uitmaakten,
waren in een hoek gaan zitten. Alles was
stil in het koffiehuis wanneer een masker
binnenkwam en kwam leunen op den toog.
De gendarm Leclercq trok aanstonds het
masker af van den nieuw binnenkomende.
Een der omstaanders, de heer Gollard, riep
uit: Men zou dezen niet mogen ontmas
keren die niets doen. Op die woorden
keert Leclercq zich om en brengt Collard
eenen slag van de kolf op het hoofd toe't
Is alsdan dat Thys uitroept: Men moet
lafaard zijn om alzoo te handelen. Op
die woorden schiet Leclercq en het lijk van
Thys rolt ten grondel Wraakkreten barsten
uit; men roept: Ter dood den moordenaar
men werpt zich op den gendarm Leclercq,
men doorsteekt zijn lichaam, zijn aangezicht
en zijne handen met menigvuldige baionnet-
en messteken. Weldra was er een lijk meer.
M. Woeste stelt de zuivere en eenvou
dige dagorde tegen de dagorde van M. Al
lard, die luidt als volgt: De Kamer, diep
getroffen door de gebeurtenissen van Pié
trebais, noodigt de Regeering uit raden
van verdraagzaamheid en voorzichtigheid
te geven in het uitoefenen van hunnen
dienst en gaat over tot de dagorde.
De zuivere en eenvoudige dagorde wordt
aangenomen met 51 stemmen tegen 43 en
3 onthoudingen.
M. Nolf, ofschoon tegenwoordig en ge
stemd hebbende tegen deze dagorde, komt
niet voor op de lijst der stemmers in het
Beknopt verslag. De heeren Van Merris en
Colaert zijn afwezig.
Zitting van Woensdag 11 Maart 1903.
Ordemotie van M. Nolf.
Ik heb het woord gevraagd voor eene
dubbele motie, zegt hij. De eerste betreft
de naamafroeping gister en door het Bureel
aan het Beknopt verslag medegedeeld, en
dat mijne stem niet aanwijst op de dag-
orde van M; Woeste, als besluilsel op de
interpellatie der heeren Allard en Jourez.
Ik houd er aan te verklaren dat ik eene
ontkennende stem uitgebracht heb.
Hoppe.
De tweede is betrekkelijk op een ver-
zoekschrift dat naar de Kamer komt ge-
w stuurd te worden door landbouwers van
het arrondissement Yper, die een inkom-
recht vragen op de hoppe.
Ik vraag dat dit verzoekschrift zou ver-
zonden worden naar de bevoegde Commis-
sie en het voorwerp zijn van een spoedig
verslag.
De Kamer is in bezit van verzoekschrif-
ten in tegenovergestelden zin voortkomende
van brouwers. Zij zouden met dezelfde ge-
legenheid kunnen onderzocht worden.
v De Commissie zou kunnen opzoeken of
er geene mogelijkheid is de aangezette be-
langen te bevredigen.
Voortzetting der bespreking over het wets
ontwerp Buyl, Nolf, Termote enz. over
de vermindering van het abonnement van
het Beknopt Verslag.
De heeren Feron, Demblon, Vandervel-
de, Dufrane, Lambiotte en Giroul stellen
het volgende amendement voor
Het Beknopt Verslag zal aangeplakt
worden in al de gemeenten van 't land
door de zorgen van het gemeentebestuur
en alle burger zal insgelijks mogen afdruk-
seis van het Beknopt Verslag doen aan-
plakken mits de bestuurverordeningen na
te komen.
De aangeplakte exemplaren van het Be-
kopt Verslag zullen vrij zijn van zegel-
recht.
Zitting van Donderdag 12 Maart 1903-
De Kamer verwerpt met 75 stemmen te
gen 42 het wetsvoorstel der heeren Buyl,
Nolf, Vandevenne, Termote, enz., luiden
de als volgtDe prijs der inschrijving op
het Beknopt verstag wordt gebracht op
1 frank.
De heeren Van Merris en Colaert stem
men natuurlijk tegen het voorstel, niet bt-
geerende dat iedereen wete tot hoeverre zij
de ootmoedige knechten zijn der Regeering.
Het amendement der heeren Feron en
consoorten, hierboven aangehaald, wordt
verworpen met 76 stemmen tegen 32.
M. Nolf stemt voor het amendement, de
heeren Van Merris en Colaert stemmen er
natuurlijk tegen.
Waarlijk de meerderheid is zeer bevreesd
dat het land wete wateral gebeurd in de
Kamer!Het zijn maar deze die slecht han
delen die zich moeten verbergenI
Zitting van Vrijdag 13 M aart 1903'.
Aanvang der bespreking van het budget
't van ministerie van binnenlaudsche zaken.
Het stuk speelt in ,17de eeuw en heeft
voor tooneei een hertogdom in 't zuiden van
Duitschland.
Ongeduldig en vol verwachting zat het
opeengedrongen volk, als haringen in eene
ton, in den helaas.... te kleinen schouwburg!
Zes zware klokslagen weergalmden uit
Ypren's hallentoren, het drama Harts
tocht ving aan.
Rustig op het tooneei liggen twee slaap-
gezellen aan den voet eens booms ingeslui
merd; een kunstschilder, met name Fabrit-
zius, een uitwijkeling Frankrijk's, maalt het
zonderlinge tafereel. Plotseling wordt .hij in
zijn werk onderbroken uoor zekeren kamer
heer, graaf van Mansfeld. Fabritzius, de
ontwaking der twee mannen vreezénde,
maant den kamerheer tot stilte aan, doch
listig zoekt deze een u uil we,; om zijne lief
degevoelens, welke hij jegens Maria, pleeg
dochter van Fabritzius, koestert, den tot
heden gelukkigen vader, te bekennen.
Sprekende verlaten de oude kunstschilder en
de graaf het tooneei. Daar ontwaakt Horace,
de oudste der twee slapersde wroeging
schijnt zijnen geest te kwellen, zelfmoord
is zijn eenig voornemen, doch een naderend
gerucht doet hem in het kreupelhout sluipen.
Liefderijk tafereel dat zich vóór de oogen
der aanschouwers ontrolt! Wat een treffend
voorbeeld van kinderlijke teederheid, van
wederzijdsche liefde tusschen den ouden
pleegvader en het jonge aangenomen meisje.
O, kind, ja, gij moogt gretig zijn om uwe
liefde te deelen met haar, die u het leven
schonk, doch, die gij eilaas nimmer gekend
hebt; ja, uwe woorden grieven thans uwen
ouden vader, wanneer gij soms van moeder
spreekt.... want een geheimzinnigen sluier
overdekt uw verleden.... Langer wil het
kind vader niet ophouden en loopt bloempjes
plukken door bosch en veld.
Onvoorziens stoot Fabritzius tegen den
voet van Knip, de andere jonge slaperhij
ontwaakt, en stoort zich omdat men hem
zijn laatsten roes, vóór de eeuwige reis,
niet rustig laat voleinden. Zelfmoord, le
vensverveling zijn de gevolgen der luiheid,
waartoe Knip's beste ambacht behoort....
zuchtend verlaat hij het tooneei, met het
besluit er alleen terug te komen ten einde
zich daar op te knoopen.
Zonderlinge gerqchten treffen het,oor van
den kunstschilder, de kamerheer snelt hem
toe wat is er voorgevallen
Aan den arm van Horace, verschijnt !Vja-
ria, half in bezwijming op het tooneei. De
vreemdeling had haar van eene gewisse dood
gered. Fabritzius en Maria zijn geen on
dankbaren, wat loon begeert de vreemde
ling voor zijne loffelijke daad niets
het was plichtbesef dat hem gedreven had.
Woorden' vol dankbaarheid ontglippen de
jonge deerne; woorden, die als een laatste
honing in het gebroken hart van Horace
vloeien. Woorden, die de jaloerschheid des
kamerheeren steeds doen aangroeien, oh
sprak die lieve meid hem zóo toe! Maar
neen, zij koestert geen liefdegevoel voor
hem; die niets te zwaar vinden zal om haar
in zijn bezit te krijgen.
Booze inzichten, die in het brein van den
stoffelijken mensch zweven, wanneer hij niet
met goedheid zijn oogwit bereikt. Gij, ka
merheer, zoekt ook naar snoode strikken,
om uwe grillen lucht te geven, om een an
ders geluk en eer op te offeren.
Mattéo. een bandiet schenkt u eene be
hulpzame handHorace moet terug opgeèocht'
worden; hij alleen is haar huwbaar: om
haren wil uit loutere liefde; om den uwen
uit kwade lust.
Door het toedoen van Horace moet' de arme
Maria des nachts aan uwe grillen voldoen,
zij moet uw speelbal' wezen
Spoedig werd Horace terug opgespoord,
de kamerheer trof hem in het bosch aan,
juist op het oogenblik dat hij zich de hersen
pan verbrijzelen wilde, want de vreemde
redder van het meisje, had diepe wroeging,
hij was eens een fijnschilder vol talent, een
genie zonder weerga, zijne meesterwerken
wierden door de hooge wereld en de gesle
pen kenners bewonderd. Doch jammer, Ho
race bezat meer dan eene liefde, nevens die
der kunst was een ander kwelduiveltje dat
zijn genie zou verpletteren, hij minde eene
vrouw, Rafaëlla, die de dogares van Vene-
tie werd, en hij, de verdwaalde kunstenaar
door liefde verblind dacht den dolk in het
hart des dogen geploft te hebben-.... Vaarwel
pinceel en doek..;, talent.... roem.... en gij
Rafaëlla, die mijn ondergang zijt! v:.
Graaf van Mansfeld, rekende zonder den,
waard. Onder de borst van Horace bonsde
nog een eerlijk hart, dat goed en deugd
scheppen moest. Aan de voorstellen van den
kamerheer kon hij niets doen dan ze geveinsd
aannemen, hij is nog machteloos tegenover
den ouden diplomaat; en nochtans hij wil
volharden in den strijd, niets is hem te zwaar
om Maria te beschermen.
.Knip.de luiaard treedt in den dienst van
Horace, zijn bijzonderste bezigheid is niets
doen, wel eten. d. inken, slapen en een schoo-
nen stuiver winnen, hij gaat door als leer
gast in de fijnschilderkunst. Toen zijn mees
ter het tooneei verlaten heeft, geeft Knip
ons een staaltje zijner liefhebberij, fijne wij
nen en lekkere beetjes laat hij zich opdis-
schen; maar duivels, daar wérd hij van af
het, begin des ontbijts gestoord; een man,
schijnbaar een bedelaar,komt hem om mede
lijdien smeeken, onbeschoft neemt hij van
vóór Knip de beste stukjes, deze maakte
hem de opmerking en thans weerklinkt de
natuurlijke stem des bedelaars; het: is Mat
téo, de bandiet, de oud-kapitein van Knip.
Matteo komt inlichtingen nemen wegens
Horace hij wil den kunstschilder kennen.
De bandiet trekt op bij de verschijning
van Horace. Kort daarop ontvangt de talent
volle man het bezoek van Fabritzius en
Maria, terwijl de drie personen samen in
eenen lieflijken kring het schildersdoek van
Horace aanschouwen, treed de kamerheer
stil,binnen; hij noemt zich de beschermer
van dit triumviraat, doch dit woord be
schermer schijnt hevig op Horace's geest
te werkenZeer verschillend volgen menige
tafereelen zich thans op.
Op de borst van Horace wordt door den
kamerheer, een eermetaal gevestigd, als
blijk van erkentelijkheid en dankbaarheid
aan den talentvollen man.
Horace's eergevoel en zuivere liefde dagen
schijnbaar de looze strikken van eerrooverij
en euveldaad des kamerheeren uit.
Maria alleen met den kunstschilder, wou
hij haar wel vergezellen ten feeste... neen...
hij wil eeuwig afscheid nemen... maarthans
openbaart Maria hare toegenegenheid voor
Horace... zij bemint hem vurig.
Terwijl Horace zich alleen in de plaats
bevindt, komt Mattéo met de dogares Ra
faëlla binnen; hij wijst haar den schilder aan
en vertrekt oogenblikkelijk na zijn loon ont
vangen te hebben.
Owat belette den armen kunstenaar eene
schitterende toekomst, een gelukkig bestaan
met MariaHet was de dogares, die zich op
dit oogenblik aankondigde,het was het bloed
van den doge, door de schuld der rampzalige
Rafaëlla vergoten; dit alles scheen een ver
wijt in zijnen geest. Wat uitstaans had hij
met Rafaëlla, die hem thans vergiffenis af
smeekte én hem vernemen liet,,dat nimmer
eene moord zijn geweten bezoedeld had. Wat
baatte hem die liefde welke de ontvluchtte
dogares hem zwoer, onwrikbaar was de
zijne voor Maria... Vergeven, kon hij; maar
haar beminnen, nimmermeer.
Horace, nog veel moet gij thans doorstaan
gij bezat niet alleen één arglistigen vijand
maar ééne ook naar wraakzuchtende vijan
din Gij weigert uwe liefde aan de dogares
en Maria de hare aan den kamerheer, gij
ontvlucht die,vrouw, die- eens misleid werd
door graaf van Mansfeldhewel, thans ver
geeft zij den kamerheer en met hem smeedt
zij plannen tot uw verdelg.
Mattéo met de zijnen moet uwe Maria
schaken, uw trouwe Knip, met haar bewa
king belast, moet laffelijk vermoord worden
uw leven zelf wordt op prijs gesteld en al
die diepe beproevingen moet vader Fabritzius
treffen! Doch eerlijkheid duurt het langst.
Gij, Horace, wilt in open tweegevecht
treden met den kamerheer, door wie Mattéo
ook aangesteld is om u eenen dolk laffelijk
in de borst te ploffen, wanneer gij eerst de
drempel der deur overtreedt om ter strijd
plaats te gaan. Gelukkig, gij voorziet
eene nieuwe list in de hoffelijkheid des kamer
heeren, gij zelf duwt hem eerst de deur uit...
een kreet weergalmt... de graaf valt... eene
moord is gebeurd.
Intusscken is vader Fabritzius op het spoor
van Maria gekomen, op hetzelfde oogenblik
herkent hij Rafaëlla, de ontaarde moeder
van zijn pleegkind, en zij den edelen Fabrit
zius den beschermer van haar verloren doch
ter. O thans verstaat zij alles: waarom zij
geen tegenstand kon bieden aan die inwen
dige kracht die haar terug had gehouden
Maria in de handen van den kamerheer te
leveren hoedanig de sleutel des kerkers als
een vuurstaaf in hare handen brandde,
waarom zij hem door het venster wegwierp
het was de aantrekkingskracht van haar
eigen bloed, van haar kind, welk zij voor
eeuwig... eeuwig verloren waande, dat haar
zóo hevig had ontroerd. Wanhoop verscheur
de thans haar moederhart, de sleutel, die
haar kind in den kerker sloot, is verdwe
nen; vruchtelooze pogingen worden door
Fabritzius en Rafaëlla ingespannen om de
arme kleine te redden. Eindelijk opent zich
de deur, en Maria valt bezwijmend in de
armen van FabritziusArm onschuldig kind
Nauwelijks is Horace terug in het vertrek,
of verwarde stemmen laten zich aan de deur
hóoren, soldaten stormen binnen, zij hebben
Mattéo in hun midden. De schaamtelooze
boef wijst Horace aan als de moordenaar en
de wraakzuchtige Rafaëlla strekt ook den
vinger uit naar den ongelukkigen Fabritzius
en de diepbeproefde kunstenaar, beide man
nen worden aangehouden en weggeleid.
Thans zijn moeder en kind alleen, de
krankheid van Maria belet de reis te onder
nemen die Rafaëlla zich voorstelt, ten einde
te ontkomen aan Horace en Fabritzius.
Inderdaad, sinds de gedurige, onzekere af
wezigheid van Horace schijnt Maria eene
tengere bloem, verkwijnend op den geknak-
ten stengel. Nu. eerst verneemt de maagd
wie die vrouw is, wier verachting Horace
treftwier zachtheid en bezorgheid haar be
handelt, Maria begrijpt nu dat zij het vleesch
is van die Rafaëlla... het bloed van dit
bloed.... de ziel van die ziel... het kind dezer
moeder 1
Nog vraagt de deugdzame maagd om va
der Fabritzius terug te zien, om Horace te
mogen omhelzen. Doch de moeder smeekt
,hare dochter nimmer nog dezen laatsten
naam uit te spreken terwijl zij met bezorgde
hand den slaapdrank toedient aan Maria,
die, er door bedwelmd, zacht rust in den
leunstoel.
Dagen vervliegen, dat de bezorgde Rafaël
la aan de zijde harer kranke dochter door
brengt, nog kan de ontworpen reis niet
voortgezet worden. Horace en Fabritzius
zijn vrij, de eerste is reeds bij moeder en
dochter; de kunstschilder komt de hand
vragen van Maria, zij werd hem hardnekkig
geweigerd. Met geweld wil hij de toestem
ming bekomen, hij wil de dogares dooden en
Mar.ia terug aan Fabritzius schenken als
voorheen.
Op dit oogenblik verschijnt Fabritzius met
het vonnis: Horace en hij zijn onplichtig
het kind behoort niet meer aan Rafaëlla; de
kamerheer moet op zijn sterfbed de dogares
huwen, die hij in 't verderf heeft gestort
4-