STADSNIEUWS.
Robert Colaert.
Een protest.
Half-vastenfeest.
Sportleven.
den Staat, want zooals zij is heeft zij reeds
verscheidene millioenen gekost. Er is maar
een half miüioen franken te kort om de
werken te voltooien.
M. Buyl. Men heeft eene commissie
benoemd om deze kwestie te onderzoeken,
maar wij kennen nog het slot van haar
werk niet.
M. Colaert. Ik denk dat deze commis
sie nog niet beslist heeft. Nochtans indien ik
eene verklaring geloof welke de achtbare heer
De Bruyn gedaan heeft, toen hij minister
van openbare werken was, was de commis
sie op dat tijdstip op het punt haar werk
neêr te leggen. Het schijnt mij toe dat het
verslag nu moet neergelegd zijn en ik vraag
den heer minister of hij de besluitselen der
commissie kent, ofwel, bij gebreke aan die
besluitselen, of hij zelf eene beslissing zal
nemen. Men zou zeggen van ja, want ik
heb in de buitengewone begrooting een cre-
diet van 250.000 fr. gezien voor het vol
tooien der vaart van de Yperlée
M. Buyl. Dat kreuiet is ongenoegzaam.
M. Colaert. Ik ware reeds gelukkig,
ik zal niet zeggen indien dat krediet gestemd
ware, want de Kamer zal het zeker stemmen,
maar indien ik dat krediet zag gebruiken
voor welkdanige werken aan de vaart wes-
kwestie.
Het is de eerste maal niet dat een krediet
van dat slach op de begrooting voorkomt,
maar het valt elk jaar in Boni. Wij hebben
schoon credieten te stemmen voor het vol
tooien der vaart van de Lei naar de Yperlée,
de Regeering voert de werken niet uit. Ik
zou wel willen weten van den heer minister
wanneer hij rekent de hand aan 't werk te
slaan. Indien hij mij antwoordt dat de bijzon
dere Commissie nog niet beslist heeft, zal ik
hem verzoeken van deze Commissie te eischen
dat zij den uitslag harer studiën doe kennen.
Het is meer dan 5 jaren dat zij de zaak in
handen heëft: 't is meer dan er noodig is om
te landen.
Ik betreur het grootelijks dat de Regeering
niet meer bedrijvigheid aan den dag legt om
dat vraagstuk op te lossen. Over twee jaren,
antwoordende aan de betreurden heerlweins
D'Eeckhoute, beloofde de achtbare minister
dat men zonder vertoeven de hand aan 't werk
zou slaan.
Ik kan, zoo gij het wilt, M. de minister, u
den volzin uwer redevoering aanhalen. Dus,
over twee jaren was de achtbare heer minis
ter beslist. Is hij het heden nog Ik ver
wacht zijn antwoord en, in alle geval, laat
ik my toe eenige overwegingen te doen gelden
ten voordeele van de voltooiing der vaart die
wij vragen.
Zooeven zegde ik dat die vaart reeds ver
scheidene millioenen verzwolgen had.
M. Tach. Men heeft reeds 8 millioenen
uitgegeven.
M. Colaert. Ik denk niet dat men zelfs
nog over een millioen moet beschikken om
er de volledige voltooiing van te verzekerlij
ken, ten andere, de vaart is opgemaakt, er
is niets anders meer dan den onderaardschen
weg bij den afgebranden Molen. Ik weet niet
welke oplossing aan dat vraagstuk zal gege
ven worden Zal men verzaken aan de her
stelling van den tunnel en de vaart in opene
lucht maken Wij weten er niets van. Zie
daar nochtans de eenige kwestie die op te
lossen is. Ik weet dat de hoofd ingenieur
M. Froidure, in verblijf te Yper, gelast is
geweest sedert lang met de studie dezer
kwestie en dat zijn merkwaardig werk
opgemaakt is.
De millioenen die door de Regeering be
steed zijn geweest aan het maken dezer vaart
blijven volstrekt onvruchtbaar.
Indien de vaart opgemaakt ware, voor het
weinige dat zij zou opbrengen, zou zij een
zekeren intrest geven aan de millioenen die
verteerd geweest zijn.
Maar in deze zaak is de kwestie der bijzon
dere intresten ook aan te merken. Onze
handel en onze nijverheid kunnen al de
uitbreiding niet bekomen waarvoor zij vat
baar zijn indien de vaart niet voltrokken is.
Iedereen weet, bij voorbeeld, dat voor het
vervoer van een schip kolen of 't is gelijk
welkdanig zwaar goed, men meer moet be
talen dan men te Roeselaere, te Comen, te
Kortrijk en elders betaalt. Dat verstaat zich;
want men moet ze met den spoorweg doen
komen; en deze is niet genoegzaam ingericht
om het vervoer der zware goederen te kun
nen doen aan eenen prijs die voordeelig zij
voor den koopman.
M. Tack. Men is te water eerder te
New-York dan te Yper. [Gelach).
M. Colaert. Juist. Dus, mijnheeren in
het belang van den handel en de nijverheid
van het arrondissement Yper, dringt het
voltooien der vaart zich op Ik herhaal dat,
met dit jaar 250,000 fr. te stemmen, Je Ka
mer alzoo nogmaals hare begeerte zal uit
drukken de vaart voltooid te zien maar
indien de achtbare minister van financien
dat crediet niet benuttigt, zullen de zaken
blijven gelijk over twee jaren, over vier
jaren en meer.
De achtbare heer Buyl zei zooeven dat dit
crediet ontoereikend was. Ik zal hem zeggen
dat de 250.000 fr. voldoende zullen zijn om
de werken in het loopende jaar te verrich
ten. Wat wij begeeren, 't is dat men de hand
aan het werk sla; want het is buiten kijf,
dunkt mij, dat zoodra men zal begonnen
hebben, men de werken zonder onderbreking
zal voltrekken.
Het zou mij grootelijks spijten de Regee
ring niet meer te kunnen volgen, welke ik
overigens altijd volg wanneer het groote on
dernemingen geldt, en aan al de afgevaar
digden van Vlaanderen te moeten vragen
zich bij ons te voegen om een crediet te stem
men, spijts de Regeering, derwijze deze het
noodige uitdrukkelijk bevel te geven opdat
zij de vaart in kwestie voleinde.
Ik ware bedroefd alzoo te handelen, des
te meer dat ik moet bekennen dat de acht
bare minister van financien en van openbare
werken reeds veel gedaan heeft voor de stad
en het arrondissement Yper.
Alleenlijk, het groote vraagstuk, waarop
al de partijen en al de belangen aandringen,
is dat der voltrekking der vaart van de Lei
naar d'Yperlée.
Ik wacht met vertrouwen het antwoord
van den heer minister af. Het is onnoodig
mij te zeggen dat een crediet op de buitenge
wone begrooting ingeschreven is. Ik weet
het en ik zou zelfs maar hebben moeten over
de kwestie spreken gedurende de bespreking
dezer begrooting. Indien ik dit punt heden
opgeworpen heb, 't is dat ik den weg heb
willen bereiden voor mijne collega's die my
op dat gebied wel zullen willen volgen, niet
alleen mijne collega's van Yper, maar zelfs
deze der Vlaanderen, omiat wij allen de
zelfde belangen hebben.
De kom van Charleroi is insgelijks betrok
ken in de voltooiing dezer vaart, alsook het-
arrondissement Kortrijk, waarvan de heer
Tack op dit oogenblik de aanzienlijkste ver
tegenwoordiger is.
Ik dring dus aan en ik vraag dat de heer
minister dit werk binnen kort doe uitvoe
ren, even als deze voorgesteld voor de Lei
en andere gelijksooriige.
Dat zal ons toelaten op onze beurt al de
werken te stemmen door de Regeering voor
gesteld in het belang van 't land. Wij mo
gen in dien toestand niet geplaatst zijn dat
wij in de kleine arrondissementen niets be
komen, terwijl men in de groote onmatige,
zelfs, somtijds overdrevene uitgaven doet.
{Zeer welop eenige banken rechts
M. Buyl. Ik stem toe in al hetgeen er
gezegd is geweest ten voordeele der haven
van Nieuwpoort, alsook in de schrandere
aanmerkingen van den heer Colaert aan
gaande de vaart der Lei naar de Yperlée.
Ik dring niet aan daar ik, al wat ik te zeg
gen had, samengevat heb in eene brochuur
die ik aan al mijne collega's en aan de mi
nisters gezonden heb. Indien de vaart schie
lijk gesloten werd, 't is dat hij de eigenschap
van den grond niet kende.
M. Colaert. 't Is een bijzonder en zeer
slechte grond
M. Buyl. Eene commissie van aard
kenners zou die gronden ernstig moeten on
derzoeken Voor het overige zouden wij ons
allen moeten vereenigen om de Regeering te
dwingen, ten einde die vaart te bekomen
waarvan M. Nolf de voltrekking opgehemeld
heeft en waarvan ik eene bijzondere studie
gemaakt heb.
Ik voeg er bij dat ik bevoegde mannen heb
geraadpleegd.
De minister heeft onderrichtingen gegeven
opdat geene processen verbaal meer zouden
opgemaakt worden tegen de moto-rijders die
den rij wiel weg ontleenen Maar zijn collega
van Justicie, die van een ander gevoelen is,
gaat voort met hard te bejegen.
M. de Smet de Naeyer, minister van
financien en openbare werken. Mijnhee
ren, ik antwoord eerst en vooral aan den
achtbaren heer Buyl om hem te doen opmer
ken dat de kwestie van de vaart der Lei naar
de Yperlée de begrooting niet aangaat die nu
besproken wordt, maar wel de buitengewone
begrooting. [Gelach). In afwachting der aan
staande gelegenheid er uitleg over te geven,
bestatig ik dat de achtbare heer Buyl in eene
zonderlinge strijdigheid valt met mij te gelijk
uit te noodigen de hand aan 't werk te slaan
en, van eenen anderen kant, te doen overgaan
tot nieuwe studiën door de commissie, volle-
digd met de toevoeging van aardkenners.
M. Nolf. Er is het verslag van den
ingenieur dat sedert lang neergelegd is.
M. de Smet de Naeyerminister van
financien en openbare werken. Het heeft
mij geschenen dat het zonder groote overtui
ging is dat men gesproken heeft over dat
moeilijk en hachelijk werk. Wat er van zij,
wij zullen het onderwerp kunnen behandelen
ter gelegenheid der buitengewone begrooting,
welke, gelijk de achtbare heer Colaert het
gemeld heeft, een crediet bevat betrekkelijk
dit voorwerp.
M. Nolf. Mijnheeren, deze bespreking
ware niet volledig...
M. de Smet de Naeyer, minister van
financien en openbare werken. Eene be
spreking is nooit volledig [Gelach.)
M. Nolf. indien ik op mijne beurt de
aanmerkingen kwam ondersteunen voorge
steld door mijne achtbare collega's de heeren
Colaert en Buyl, voor zooveel zij strekken om
de noodzakelijkheid te toonen de vaart der
Lei naar de Yperlée te voltrekken.
M. de Smet de Naeyer, minister van
financien en openbare werken. Ik heb
reeds doen opmerken dat de zaak de buiten
gewone begrooting betreft.
M. Nolf. Het zij zoo, maar ik betreur
niet min van nu af dat de achtbare minister
niet gemeend heeft ons een voldoend antwoord
te moeten geven. Ziedaar twintig jaren dat
men oms beloften doet. M. De Bruyn ant
woordde ons elk jaar De vaart is in onder
zoek. [Gelach).
M. De Bruyn. 't Was waar.
M. Nolf. De achtbare heer de Smet
heeft een ander antwoord; hij zegt ons Ik
zal u later antwoorden, de zaak is moeilijk,
hachelijk, enz.
Mijnheeren ik wil op dit oogenblik niet
terugkomen op de betoogen die menigmaal in
deze Kamer ontwikkeld zijn geweest en die
pleiten ten voordeele der voltooiing dezer
vaart. Ik wil maar aandringen op één punt
dat zijn gewicht heeft en dat de achtbare
minister schijnt niet te weten 't is dat eene
oplossing voorgesteld is voor de voltooiing der
werken. De heer ingenieur Froidure, die bet
toezicht en 't bestuur der werken heeft heeft,
nopens die zaak voorstellen gedaan ten ge
volge van wetenschappelijke en gewetens
volle studiën die hem kenbaar zijn gemaakt
geweest.
De kwestie is dus opgehelderd. De waar
heid is dat de hoogere overheid alleen plichtig
is zij blijft werkeloos en miskent alzoo de
belangen der schatkist met een kapilaal van
7 millioenen onvruchtbaar te laten.
Ik veroorlof mij nog aan den achtbaren
minister de werken te herinneren die beslo
ten zijn geweest om de overstroomingen der
Lei te vermijden en welke men niet uitvoert.
Ik dring ook aan voor het maken van smalle
bruggetjes te Comen en te Wervick.
Wij ontvangen den volgenden brief van de
Heeren Valere en Robert Colaert
Yper, den 16 Maart 1904.
Mijnheer,
In uw nummer van zondag laatst, schrijft
gij onder rubriek onze kiesreklamatie
de volgende regelen Voegt daarbij dat de
zoon van M. Colaert, burgemeester in de
zaak betrokken, zich veroorloofd meent
zekere getuigenissen bij te wonen.
Gebruik makende van ons recht tot ant
woorden verklaren wij u dat uwe bewering
volkomen valsch is, en wij dagen u uit de
zelve te bewijzen.
Gelief dezen brief in uw nummer van
zondag toekomende over te nemen, op de
zelve plaats waar bovengemeld artikel ver
schenen is, ea onze oprechte groetenissen
te aanvaarden.
Valere Colaert.
Ons antwoord.
Indien onze bewering volkomen valsch is,
dat de Heeren Valère en Robert Colaert
zich wenden tot Francois Duflou die het
volgend verklaart heeft aan zijnen schoon
broeder Arthur Morel
Wanneer ik geroepen wierd aan het
bureel van politië om te getuigen wegens
n de kiezing, heb ik een zoon van M. Co-
laert gevonden in het bureel van den heer
Commissaris. Deze begon mij te onder-
vragen toen ik hem vroeg als er twee
commissarissen waren voor wie ik moest
getuigen. 'T is voor mij alleen, antwoord-
de de commissaris, en met eens hij zegde
aan de zoon van M. Colaert van zich te
verwijderen, hetgeen hij deed
De Heeren Valère en Robert Colaert zijn
geheel goede vrienden van den Heer Com
missaris. Een van hen is bijna liggende en
staande in het politiebureel.
Ware het niet dat men weet welk groot
vriendschap bestaat tusscuen den Heer Com
missaris en de familie Colaert, men zoude
kunnen denken dat een zoon van M. Colaert
het opperhoofd is van de police secrète
van Yper.
Kavalkade te Meesen
Alwie zondag naar Meesen is geweest om
het feest bij te wonen, heeft voorzeker eenen
zeer genoegeljjken namiddag doorgebracht.
Een groote en schoone stoet was ter dezer
gelegenheid samengesteld geweest en wij
mogen zonder overdrijving zeggen dat ieder
een zijne verwachting overtroffen zag.
Prachtige praalwagens, schoone koddige
en historiesche groepen, muziekmaatschap
pijen maakten den stoet uit.
De algemeene aandacht was gericht op de
groep Les hommes de bois een oprecht
kunstwerk waarvan de Meesenaars alleen
het monopolium bezitten, waarover iedereen
zijne bewondering uitdrukte.
Het ware te lang om te vertellen wat
men daar te zien kreeg, die er niet geweest
is moet er ten naaste jaar naartoe trek
ken, om er zich van te overtuigen.
In een woord alles was mooi, net en rijk
verbeeld.
Onze beste geluk wenschen voor die on
vermoeibare werkers voor het welzijn hun
ner stad, eer en iof aan het gemeentebestuur
dat zoo vrijgevig heeft medegewerkt
Welk verschil met ons armzalig Yper,
waar de jappers zoeken alle feesten te be
letten en te hinderen, waar zij overal stok
ken in de wielen steken, en zich niet meer
bekommeren om het oordeel der neeringdoe-
ners, als een zwijn om eene noteschulp.
De heeren inrichters die er een handje
van hebben schoone feesten in te richten en
door te drijven verdienen den besten lof en
den besten dank.
Eere, en een gul hartelijk bravo voor hen
Een Yperling.
Parys-Roubaix, 3 April.
Nog twee weken en het vertrek zal ge
geven worden voor de groote koers Parijs-
Roubaix, welke voor de negende maal plaats
heeft, aan een lot uitgelezen loopers. Parijs-
Roubaixl deze twee woorden klinken in de
ooren, als een geestige fanfare en Parijs-
Roubaix is voor de wielrijders, voor de Ko
ningen der wegen, het signaal van een groo-
ten slag, die iedereen met ongeduld ver
wacht.
Deze proef zal dit jaar voor de negende
keer gelooopen worden den zondag Ist»11
Paasdag. De bijval van deze eerste baankoers
is des te meer verzekerd door de inschrijvin
gen der beste baanrijders; Maurice Garin,
Samsom, Pagie, Lepoutre, Potier, Petit-Bre
ton, Aucouturier, Fischer, Catteau, Beaugen-
dre, Georget, Charier, Laeser, enz. Reeds
zijn er veertig ingeschreven, de lijst zal zon
dag aanstaande om 5 ure 's avonds sluiten.
Voegen wij daarbij dat dit jaar, nog gang
makers, noch bezorgers toegelaten zijn, dus
ieder looper heeft dezelfde voordeelen.
Te Roubaix in de velodroom waar de aan
komst is, zullen er des namiddags in afwach
ting snelkoersen gegeven worden, waaraan
onzen kampioen den kleinen Vanderstuyft
zal deelnemen.