2
lasten van 500 tot 800 millioen; 'tis de terugkeer tot de gruwelen
der omwenteling van 1790 en de Commune.
Zoo tracht moa liet land schrik aan te jagen dat verbaalt men
aan do gapers. (Zeer wel I op dezelfdbarman).
Met zulke leugens tracht men het land tegen ons op te ruien-
Men schilderde ons af ais geloofsvervolgers. Men zoekt wapens
in 't arsenaal der Fraasche katholieken men klaagt het Belgisch
combisme aai, alsof onze zeden, ons karakter en onze instel
lingen niet volkomen met de Fransche zeden verschillen.
Men looft de ongelukkige"Fransche boeren, die tot den burg-
oorlog worde» opgewonden.
Men tracht onze Viaamsche boeren op te hitsen door hun te
zeggen, dat het «aa 't bewind komen van een liberaal ministerie
bet sluiten der kerke* voor gevolg zou hebben Dat is afschuwe
lijke lastertaal waarmêa men de openbare meening misleidt.
{Zeer we? Hprhamlde goedkeuring, links.)
Wij zijn altijd de verdedigers van de grondwettelijke vrijheden
geweestniemand denkt er aan ze te vernietigen en worden zij
ooit in gevaar gebracht dan zou dat gevaar niet van de voorstan
ders der vrijheid vas denkwijze maar van die der Encyclieken ea
van den Syllabus kom©*. Uitroepingenrechts.)
Wij bestrijde* de geestelijkheid niet die haar kristelijke zen
ding vervult, naaar de politieke geestelijkheid die kiespropa-
ganda maakt zij die arich met haar priesterskleed in den politieken
strijd mengt...
Nooit hebbes wij den godsdienst bestreden, maar wel de
katholieke geestelijkheid, die hare evangelische zending vergeet.
Wij zonderen do geloovigen niet af' in vijandelijke secten, wij
willen gelijkheid voor alle geloofsbelijdenissen en verdedigen de
onschendbaarheid van het menschelijk geweten.
De katholieke partij, ondersteund door de geestelijkheid, wil
bare leerstelsels opdringen in burgerlijkeen wereldlijke kringen.
Zij beoogt niets aaders dan opperheerschappij, hare schoolpo
litiek bewijst het. Zij wil over de kindsheid meester worden.
Schoolkwestie
De schoolwet vaa 1884 was betrekkelijk vrijzinnig, doch zij
werd ontaard «oor talrijke misbruiken en sommige gemeente
besturen vernieuwden overeenkomsten tot het aannemen van
scholen, zelfs nadat het kiezerskorps de meerderheid had
omvergeworpen
Op dies toesiaad hebben wij de aandacht der Regeering
gevestigd ea zij verklaarde niet bij machte te zijn hem te ver
helpen, Wij boden aan [haar de noodige wapens te verschaffen,
doch zij verstiet ze, zoo dat het een lid der oppositie was, de heer
Jourez, die een wetsvoorstel dienaangaande rnoest overleggen
{Links Zeer goed.)
De wet vaa 1895 bevredigde al de politieke hartstochten onzer
tegenstrevers, door het onderwijs va* den godsdienst op te
nemen in het schoolprogramma en door toe te laten, dat er
nieuwe toelagen werden verstrekt aan kloosterscholen.
Het werk vaa elericalisatie droeg vruchten. Terwijl sedert
twintig jaar de bevolking meteen millioen toenam, verminderde
het getal gemeentescholen met 327. Daarentegen zijner 2.500
aangenomen ea gesubsidieerde scholen.
In sommige streken behoort het onderwijs uitsluitend aan de
geestelijkheid. In beide "Vlaanderen bedroegen in 1904 het getal
gemeentescholen voor jongens en meisjes 166, tegen 621 aange
nomen en met toelagen bedeelde scholen, dus viermaal meer.
In Limburg is de verhouding dezelfde. In gansche schoolkantons
bestaat, geene gemeenteschool meer of nog slechts eene enkele.
In gansch het laud nam, van 1896 tot'1902, de schoolbevolking
slechts toe met 5 t. h., terwijl die der aangenomen en geldelijk
ondersteunde scholen toenam met 21 t. h. Dat is het gevolg der
propaganda van de geestelijkheid, der plooibaarheid van de
gemeentebesturen en der wet.
Alle middelen zijn goed, om aan te zetten tot ontvolking en
bijgevolg tot afschaffing der gemeentescholen. En wat zijn
nochtans de kloosterscholen waard
De onderwijzers worden benoemd vooral onder de leerlingen
der geestelijke normaalscholen leerlingen worden er toegelaten,
in onbeperkt getal, terwijl dat het geval niet is voor de officieele
normaalscholen.Overigens,reeds in 1842, hebben de bisschoppen
de Regeering er toe verplicht, tegen ruiling van hunne onder
steuning, af te zien van het inrichten van leergangen daar waar
klerikale normaalscholen waren.
Bs b.60p :1e rrooz. Het stetsel van 1842 was uw stelsel.
De heen Hymans. Ik spreek niet van de wet van 1842.
Iedereen kent den geest, die de klerikale scholen beheerscht.
Iedereen kent de boeken van priester Batailie die onze vrijheden
beschouwt als wreede losbandigheden welke de samenleving
moeten ontredderen Wij hebben die feiten aangeklaagd bij den
.beer de Trooz, maar bij keurde priester Bataille niet af. Hij
bepaalde zich erbij te Zeggen, dat de familie eene verbeterde
uitgaaf zou doen verschijnen.
Die laatste uitgaaf ken ik niet, maar men verzekert mij, dat de
eerste uitgaaf bij voortduring wordt gebezigd ia de atheneums
op dat feit vestig ik dè aandacht van den heer Minister van Open
baar Onderwijs.
Dezer dagen overigens vestigde men mijne aandacht op een
nieuw handboek van geschiedenis, van kanunnik Cantaert,
te (lent, die hetzelfde onderricht Ophemeling van Philips II,
minachting van de moderne vrijheden, onderscheid tusschen
beginselen en dezer toepassing in zake van Grondwet, enz.
En wat is dat geestelijk onderwijs waard? Oordeelt liever.
In 1902 waren er op 6,726 leeraars. 2,032 die geen diploma
bezaten.
Over de waarde van het onderwijs in de vrije scholen, slaat in
he+ verslag van den onderwijsbond, opgesteld door den beer
Speyer, over den toestand van het lager onderwijs die getuigenis
te lezen, welke uitgaat van ee* man, die op dat gebied hoogst
bevoegd is.
Met zekerheid mag gezegd worden dat de ieerligen der vrije
scholen drie jaar ten achteren zijn bij de Ieerligen der gemeente
scholen gelachrechts).
De heer Le Paige. En gij gelooft aan dis praatjes
De heer Hymans. Gij zult antwoorden
De heer Carton de Wiart. 't Is de heer Speyer, die dat alle
maal heeft gezegd.
De heer Hymans.—Neen, 't is een opvoedkundige, dien ik ken.
De heer Carton de Wiart. Wie is 't
De heer Hymans. Ik heb inlichtingen genomen en heb
volle vertrouwen ia. zij* getuigenis.
En het verslag voegt er bij De gebrekkigheid van het onder
wijs blijkt vooral in de volgende vakke* volstrekte onwetend
heid in geschiedenis, in aardrijkskunde en in natuurweten
schappen. Uiterste zwakheid in spelkunde en rekenkunde uit
het hoofd.
Lees- en schrijfkunde worden betrekkelijk verzorgd. Maar de
bekomen uitslagen vertolken bet aanwenden van loutere werk
tuigelijke leerstelsels. Nieuwe uitroepingen, rechts.)
Die zienswijze wordt bevestigd, voor Brussel, door de volgende
gegevens derzelfde overheid op 24 knapen, normale, regej-
maiige leerlingen der vrije scholen, die zich in de gemeente
scholen aanboden, kan er geen enkel in de afdeeling geplaatst
worden voor de kinderen van hunnen ouderdom bestemd.
Op 50 meisjes, is dat ook het geval.
Dat feit verklaart zich door den aanzienlijken tijd, die aan
gebeden en aan handwerk, waarin die kinderen uitmunten,
besteed worden. Hetzelfde, zegt het verslag, wordt door al de
briefschrijvers vastgesteld.
Als men de uitslagen van 't onderwijs in 't Ylaamsche land,
waar 't vrije onderwijs overwegend is, vergelijkt met die van
't Walenland waar het gemeenteonderwijs overwegend is,
bemerkt men, dat op 100 Vlaamse he lotelingen die in 1904
ingelijfd en onderzocht werden, 13 oualphabeten waren, op
100 Waalsche lotelingen slechts 8.
Als men anderszijds de verhouding dergenen nagaat, die meer
kunnen dan lezen, schrijven en rekenen en dus hun lager onder
wijs niet vergeten hebben, bemerkt men dat er 8 op 100 Ylaam
sche en '19 op 100 Waalsche lotelingen zijn.
Ziehier de algemeene uitslagen van het schoolstelsel
Volgens de volkstelling in '1900, waren er toen 19 t. h. onge-
letterden, onaangemerkt, de kinderen beneden 8 jaar. Volgens
de examens, ui 1904 aan de lotelingen afgenomen, zijn er 17 1/3
t. h. die niets kennen of slechts kunnen lezen en 40 t. h. man
nen kennen niet ue eerste beginselen lezen, schrijven en
rekenen.
En dan loochent men nog de noodzakelijkheid van den leer
plicht. Hier dient te worde* bijgevoegd, dat meest alle kinderen
de school verlaten op den leeftijd van 10 of l jaar; dat er slechts
190 dagen per jaar wordt ter school gegaan en dat op 165,000
kinderen die in 1901-1902 de schooi verlieten, slechts 24,000
voledige lagere studiën hadden gedaan;