Redevoering van heer FULGENCE MASS ON Mijne redevoering beoogt den. financiëelen toestand des lands en ik neem voor grondslag, mits voorbehoud natuurlijk van nader onderzoek, de cijfers en de opgaven zeil: van de offi- cieële stukken. Zoo wil ik voor de buitengewone begrooting van dit jaar als waarlijk uitzonderlijke en buitengewone uitgaven aannemen de 30 of 40 millioen voor den spoorweg aangevraagd. De toeneming van ontvangsten en uitgaven is buitengewoon sterk vooral sedert tien jaren. Van 1900 tot 1906 stegen de in komsten der Regeering van 494,100,000 frank tot 558 863 000 In 1880, was dat cijfer 291,921,000 frank. De huidige Regeering beschikt dus over eene som. tweemaal zoo groot als die' van de liberale Regeering. Men mag dus aan de laatste niet verwijten, minder openbare werken tè hebben uitgevoerd, dan de heer de Smet de Naeyer Bemerkt wei, dat alle vooruitzichten voor de ontvangsten regel matig overtroffen worden. Maar bet zijn geene overschotten, want de Regeering beschikte grootendeels over de verhoogingen in de ontvangsten. De rechtstreeksche belastingen (grondbelasting, personeele belasting, patent, mijnbelasting) zullen,in 1906, 62,614,000 frank opbrengen; zij brachten, in 1896, 52,978,000 frank od en 49.358,000 frank in 1886. De registratierechten brachten in 1906, 66,113,000 frank ou. in 1896, 51,628,000 frank en 52,736,000 frank in 1886. In 1906, brachten die gezamenlijke belastingen 128,727,000 frank op in 1896, '104,606,000 fr. en 102,094,000 frank in 1886. Wij gaan over tot de onrechtstreekse!)e belastingen. Eerst, de tolrechten. In. 1.906, zullen de ontvangsten 46,620,000 frank 'be dragen; in 1896, 27,850,000 frank. De toestand is dus onveranderd sedert tien jaar voor de ont vangsten van den tol. De verhooging van de rechtstreeksche belastingen komt uit sluitend voort uit eene grootere ontvangst voor de onrechtstreek sche belastingen; men moet rekenschap houden met de bescher mende wet van 12 Juli 1895, die de tolrechten verhoogde. Na de wet van 12 Juli 1895, klommen de ontvangsten van den tol, die slechts 34,818,000 frank bedroegen in 1894, tot 38.215.000 frank in 1895, en tot 46,663,000. fr. in 1896. Ik bepaal er mij bij een feit te doen uitschijnen indien de tolrechten een beteren uitslag hebben afgeleverd, gebeurde dit, omdat men een protectionistische wet heeft ingevoerd dat heeft trouwens geen belang op t oogpunt mijner redevoering. De accijnzen hebben in 1905, 81,000.000 fr. opgeleverd, in 1896, 50,300,000 franken in 1886, 39,750,000 frank. Dus talrijke millioenen verhooging en dat is hoofdzakelijk te danken aan de wet van 17 Juni 1896 die voor gevolg heeft gehad dat men in 1894 43.632,000 franken in 1897, 68,717,000 frank inkomsten bekwam. De heer Minister van Financiën beroemt zich op de fiscale en zedelijke uitslagen zijner alcohol-wet. Moest men hem gelooven, dan zou dit veel percenten minder zijn per inwoner. Welnu, voor 1905 zal het inkomen 56 millioen bedragen ter wijl het in 1904 slechts 37 millioen beliep. De heer Minister zal dus 19 millioen meer ontvangen; men kan er uit besluiten dat er zooveel gedronken wordt als te voren. Wat betrett de diensten, die de Staat zelf beheert, de spoor wegen, posterijen, telegrafen, telephonen en het zeewezen heb ben 45,516,000 frank opgebracht in 1886; 57,520,000 frank in 4896 en 90,380,000 frank in 1905. Dus ziln de ontvangsten in twintig jaar verdubbeld. Dat zijn overgroote winsten en wij zul len ze aanhalen tegen u, wanneer men nog zal zeggen wat de heer Sainctelette niet deed 1 Gezien deze geldelijke uitslagen, begrijpt men dus dat het spoot weg-personeel verhooging vraagt en in het verslag over de begrooting wordt erkend, dat het meerendeel der eischen ge grond. zijn. Onze spoorwegen zouden moeten afzien van den ouden slenter en de vraag is of er geene andere beginselen moe ten toegepast worden voor de bezoldiging der beambten. In de nijverheid verhoogen de loonen naarmate de winsten vermeer deren. Sedert 1896, namen Staatsontvangsten dus toe met 83 millioen 200,000 frank te weten rechtstreeksche belastingen 24 millioen; tol en accijns, 27,400,000; regie's 32,800,000 frank. Ondanks deze toenemingen, beeft de Regeering de belastingen niet in 't minste verminderd. Be heer G. Terwangme. En de suiker De heer Masson, De verlaging der rechten op suiker bracht de Regeering veel op. De Regeering heeft op dat gebied enkel de vreemde Regee ringen nagevolgd. Dat de cacao ontlast werd, daarmede ontbijten de i 'ij ke man ski nd eren, de thé is de drank der Engelsche damen, die door België trekken. Terwijl de Regeering voordeel trekt uit die verhoogingen, moeten het meerendeel der groote gemeenten geld kloppen om te voorzien in de nieuwe behoeften wegen, gezondheidswerken, onderwijs, politie, enz. Ten gevolge van verscheidene onlangs gestemde wetten, zijn de gemeentelijke uitgaven merkelijk geklommen. Van daa,r de noodzakelijkheid voorde gemeenten om belastingen in te voeren van daar de verplichting voor de Regeering om eene andere verdeeling van het gemeentefonds te huldigen. De beramingen der begrooting werden overal, wat betreft de inkomsten, overtroffen. Wat het tekort van de Fransche begroo- t.ing betreft dient niet vergeten, dat de Republiek geen buitenge woon budget heeftalles wordt door gewone inkomsten betaald. België maakte nooit bovendien meer schuld dan sedert eenige jaren. De openbare schuld bedroeg in 1860, 634 millioen; in 1880, 1,422 miliioen; in 1900, 2,708 millioen en in 1905,3,220 millioen.' Van 1860 tot 1880 beliep de vermeerdering dus 800 millioen of 40 millioen frank per jaar. En nochtans heeft de Staat gedurende dit tijdperk zeer groote werken, namelijk spoorwegwerken uitgevoerd. De heer Liebaart. Neen Er waren geen voorwaarden. Sedert 1897 heeft men verzaakt aan het bouwen. De heer Masson. Het stelsel doet er weinig toe, maar het is een feit. dat sedert de laatste jaren millioenen uit de Staatskas ten bate der spoorwegen werden genomen. Van 1880 tot 1900 klom de schuld tot 2 milliard 700 millioen of 65 millioen meer per jaar. En eindelijk van 1900 tot 1905 steeg ze tot 3 milliard 200 mil lioen, of 180 millioen meer per jaar. Zoo klom de schuld op ongehoorde wijze in het gunstigste tijdperk. Dat heeft de heer de Lantsheere begrepen, toen hij zijn vrees in den Senaat kenbaar maakte. Doch voor den heer de Smet de Naeyer beteekent schuld roem. Doch al die cijfers overtuigen mij geenszins. Als nijveraar moest gij ons een volledig tafereel van de uitge voerde werken, dank aan uw leeningen, ophangen, opdat wij onmiddellijk zouden zien de wezenlijke winsten der buiten gewone werken, die winstgevend blijken te zijn. De heer de Smet de Naeyer. -- II zal u volgaarne het inven taris voorde spoorwegen mededeelen. De heer Masson. Waarom deedt gij het niet eerder, daar de heer Helleputte in meer dan een zijner verslagen over de buiten gewone begrootingen zulks vroeg ik ben overigens heel zeker, dat gij ons die stukken niet zult mededeelen, want zij zouden uwe woorden kunnen logenstraffen. De heer de Smet de Naeyer. Toe maar l Onze toestand is nog schitterender dan hij schijnt, want er zijn ten minste voor 100 millioen werken aangevangen bij de spoorwegen, die nog niets opbrengen. De heer Masson. Wij wenschten ook te weten, wanneer gij al uwe werken zult voltooid hebben Bij voorbeeld de vaart van 't centrum sedert twintig jaar begonnen. De heer de Smet de Naeyer. Daarover zal ik uitleggingen geven bij de beraadslaging over buitegewone begrooting. De heer Masson. Goed, maar mijne opmerking is van alge- meene beteekenis. Ze betreft al uwe diénsten voor dewelke gij werken aanvangt zonder ze te voltrekken. Gij trekt sedert eenigen tijd het maximum profijt van de mogenlijke ontvang sten, omdat het vervoer zijn hoogste toppunt bereikt heeft voor onze inrichting. Wat wij beknibbelen zijn uwe achtereenvol gende leeningen zonder te weten, wanneer het aanwenden ervan iets zal opbrengen. In Engeland, zoo de schuld soms vergroot, vermindert zij ook sommige jaren. Ziedaar de uitdelging.

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1906 | | pagina 9