VAN YPBREK EN HET ARRONDISSEMENT. Politiek, Nieuws- en Handels Annoncenblad. Philips Van Artevelde. Nummer 35. Geen kwaad en toch zeer slecht. Bond der Maatschappijen tot Dierenbescherming Abonnementsprijs voorop betaalbaar 3.00 fr. per jaar voor den buiten, 2.50 fr. voor stad. Per 6 maanden 1 fr, 50 Per 3 maanden 1 fr. Annoncen 15 cent. per drukregel. Rechterlijke eerherstellingen 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 5 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers voor artikels, enz. 4. fr. per 100 Alle berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondtring der beide Vlaanderen, als mede die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdaïenaslraat. Brussel Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrfjdag middag vrij en onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen. Er is iets dat zeer veel kwaad doet en waarop vele menschen nooit hunne aandacht vestigen; iets dat reeds ontelbare malen oorzaak was, dat er zeer betreurensweerdige da den gepleegd werden en diep droe vig wee en lijden in leven geroepen. Het is nogtans in zijn zeiven geen kwaad en behoort dus geenzins ge straft te wordenmaar zijne uit werksels zijn echter zoo schadelijk, zoo verderfelijk dat, men niet genoeg doen kan om het te vernietigen. Dat iets heet lichtgeloovig zijn. Inderdaad wat al ramspoed of el lendigs komt daar niet uit voort wien berokkend het lichtgeloovig zijn niet al pijnlijke wederwaardig heden. Nemen wij vooreest vele ouders tot voorbeeld die maar al te gauw en gemakkelijk gelooven, al het geen hunne soms schalke en sluwe kinderen hun opwijzen en aanzeg gen, om hunnen vader te bedriegen hunne goede moeder te mislei len en eene levenswijze te aanveerden die verre van onberispelijk is, Weest niet lichtgeloovig, jonge lieden, wanneer de wereld met hare vermaken en uitspattingen u het geluk beloofd, door het genieten van alles wat zij u; aanbiedt. Winkeliers en ambachtslieden, weest niet lichtgeloovig, wanneer slimme handelreizigers u de schoon ste redevoeringen houden om hunne waren aan te prijzen, en bijzonder lijk als zij zoeken eenen mededinger, Geschiedkundige Roman. De genegenheid van Wouter van Masse- men voor Kerste, in den beginne op verre na zoo belangloos niet als Daneel van Hale wijn het meende, was door de opoffering der maagd gelouterd en thans beminde hij haar met een liefde welke met de ikzuchtige en lage borst van den edelman geenszins strookte. Met die opgewekte teergevoelig heid welke alle zieken bij hunne herstelling aangrijpt, drukte hij de edelvrouw dan ook soms tienmaal daags zijne vurige erkente lijkheid uit. Hij mengde tusschen zijne dank betuigingen zooveel zoete namen, zoo drif tige liefde verklaringen dat de maagd, wal gend van afkeer en met het rood der veront waardiging op het voorhoofd, hem het stil zwijgen moest bevelen en hem doen begrij pen dat die aangejaagdbeid hem noodlottig kon worden. Daneel van Halewijn, die niet zelden deze die u misschien wel dient den voet te lichten en buiten te krijgen. En weest evenmin lichtgeloovig, als de koopers u om krediet verzoe ken en daarom alle schijnredenen aanwenden. Een weinigje mistrou wen schaadt hier niet en kan u bit tere ontgoocheliingen sparen. Weest ook nies lichtgeloovig, gij allen die door rang of staat boven anderen zijt geplaatst van wie licht zinnige lieden kwaad vertellen wan neer men u komt zeggen dat deze of gene heeft misdaan of nog mis doet, gelooft dit niet zonder onder zoek, maar onderhoort eerst den be- schuldige vooraleer hem te veroor- deelen, opdat hij u kunne zeggen en veelal bewijzen hoe roekeloos men hem gelasterd heeft. En nu wij van lasteren en kwaad spreken gewagen, moeten wij eenie der dringend aannamen toch nooit zoo rap gehoor te geven en geloof te verleenen, aan hetgeene men van andere en afwezige lieden in uw bijzijn vertelt, want veelal is er niets van waar of 't is zeer erg overdre ven. Gij dan ook, die men belastert en hekelt en laakt in uwe afwezigheid wilt zoo lichtgeloovig niet wezen wanneer men u komt aanbrieven: Iemand heeft kwaad van u gespro ken Past op, lichtgeloovigen, want dat kan ofwel onwaar zijn, of over dreven of te verschoonen, en dan hebt gij geenszins het recht tegen den betichten persoon een wrok in het hert te dragen en misschien u op hem te wreken, zonder dat hij het minste inzicht had u te schaden of uwe faam te schenden. brandende redevoeringen verraste en dan zijne dochter zag blozen, verheugde zich heimelijk over de verandering, welke hij in hare stemming dacht te bemerken. Hij meen de inderdaad dat een zoeter gevoel dan dat der menschlievendbeid heur gedrag be- heerscht had en hoopte dat zij thans voor een huwelijk met den ridder niet meer zou terugschrikken. Herhaalde malen reeds, had hij daaromtrent ziuspeliogen gemaakt, wel ke Kerste echter telkens met behendigheid kon ontwijken. Die ontkenning zelve slaafde den grijzen edelman in zijne overtuiging en sterkte in de zekerheid dat Wouter in heur hart de plaats van den gehaten Gozewijn in genomen hal. Op zekeren dag dat hij beter gezind en dus mededeelzamer was dan naar gewoonte, zegde hij tot de maagd: Ik zie met genoegen, Kerste, dat dank aan uwe onverpoosde zorgen, de toestand van den heer van Massemen dagelijks ver betert ea dat met zijne beterschap ook uwe genegenheid voor hem toeneemt.... Vader laat, ons daarover zwijgen; on. Wanneer er kwaad gesproken wordt mag niemand lichtgeloovig zijn. Men moet dan allen argwaan voeden tegen den spreker, die wel goed een booze lasteraar of eerroo- ver kan zijn, of ook nog een onvoor zichtige babbelaar, die niet weet wat hij praat of zegt. HaEr zou toch zooveel kwaad vermeden worden en zooveel onge lijk belet, indien de menschen er onderzoeken en na te speuren, voor aleer te gelooven wat zij hooren. In de plaats van alles zoo licht te gelooven, wat er van kwaad en schandigs gezegd wordt, op de reke ning van onzen afwezigen mede- mensch zal men best handelen met den lasteraar te doen zwijgen, ofwel hem te beschamen door de onschuld van den belasterde te doen uitschij nen of hem bij den belasterde te gaan aanklagen. In een woord, nooit mag men lichtgeloovig zijn wanneer hei niet geldt voor het goede. En daarom is het voor eenieder een strenge plicht eerst te onderzoe ken en na te denken alvorens te ge looven, als het enkel kwaad of iets laakbaars betreft. Gelooven wij liever altijd veel goed van onzen evenaaste. zonder verblind te zijn nochtans komt overeen met alle man en handeld immer derwijze rechtschapen, en deugdzaam. Wil het brool van uwen mede- mensch niet ontnemen, indien gij het hem niet kunt teruggeven. derbrak de edelvrouw. - Integendeel, mijn kind, mij dunkt dat het noodig is daarover te sprekenverbe terde de edelman. Die nieuwe toestand spoort mij aan mijne eerste inzichten nopens u beiden te wijzigen. - Hoe zoo vader? vernam de maagd met een mengsel van achterdocht en vreugde. Wel, lieve, ik was voornemens uw hu welijk met den ridder slechtt na de betue- geling van het oproer le laten voltrekken, terwijl de omstandigheid, dat gij als verloof de van den gewonde hem verpleegd hebt, mij om zoo te zeggen noodzaakt, de plechtigheid na Wouter's genezing te doen plaats grij pen. Kerste huiverde onwillens. Dat ongeluk kig huwelijk, waarvan zij meende bevrijd te zijn, rees daar weer eensklaps, op het onverwachts, dreigend voor hare oogen. En nochtans kende zij heuren vader genoeg om te weten dat bij den minsten tegenstand zijn opbruisend krijgsmanskarakter tot het uiter ste zou overslaan en haar derwijze mis- Jaarlijksche Algemeene Zitdag van den gehouden te Brugge, den 25 Oogst 1906, Deze eerste zitdag bijgewoond door een groot getal voorname inwoners van Brugge en door de afgevaardigden van het meeren- deel der Belgische Maatschappijen tot die renbescherming werd gehouden onder het voorzitterschap van M. Solvyns, voorzitter van den bond. Zeer indrukwekkende aanspraken werden gedaan door M. André van Outryve d'Yde- walle, in naam der Brugsche maatschappij, door M. Schramme. schepen der stad Brug ge, die de afgevaardigden verwelkomd heeft in naam der stad, en doorM. Solvyns. Lezing werd gegeven van de verslagen over de werkzaamheden der maatschappij en gednrende het afgeloopen jaar, als ook over de drie ter studie gelegde puntente weten: het aanspannen van honden, hot slachten van vee, wreede spelen, sports en openbare verteoningen op de kermessen. Hier volgen de wenschen die met eenpa righeid werden geuit over deze punten. 1° Aanspannen honden. Aan de honden gelei Iers verbieden plaats te nemen op hun ne karren of er andere personen te laten op zitten. Zulks is verboden door het reglement der provinciën Luik en Antwerpen. Inzon derheid vast stellen dat de honden door rondvensters gebruikt slechts tot heipers van de geleiders onder of nevens de kar mogen aangespannen worden. 2° Slachten, a) Het staatsbestuur verzoe ken eene commissie bij een te roepen, samen gesteld uit veeartsen, uit afgevaarden van den bond der beenbouwers, uit afgevaardig den van den bond tot dierenbescherming om de meest menschelijke manier van slach ten daar te stellen. b) Het ambacht van slachter laten uitoefe nen door personen in 't bezit van een certi ficaat van goed gedrag en van een bekwaam heidsgetuigschrift afgeleverd, na een bepaal den leertijd, in het slachthuis van het arron dissement. schien nog erger kon overkomen. Alhoewel vast besloten, ten welken prijze ook, aan eene echtvereeniging met den lafibn edelman te ontsnappen, begreep zij echter dat het voorzichtiger was voor 'toogenblik geene stellige weigering te wagen, maar daaren tegen de toegevendheid van den ouden ridder in te roepen. Met eene stem, die van diepe aandoening trilde, sprak zij Ik geloof niet, vader, dat het geraad zaam zou wezen Wouter van die inzichten te spreken De vreugde zou hem noodlottig kunnen zijn. Zijne wonde, thans gesloten, zou kunnen openbreken en dan ware hij stellig verloren Dat is ook mijne bedoeling niet, lief kind; onderbrak Daneel. Ik zal dasrme- do natuurlijk wachten tot dat alle gevaar geweken zij en bij de verblijdende tijding zonder hinder kucne vernemen. Intusschen behoordet gij, zonder zijne vurige uitboeze- mingen te beantwoorden, hem eenige hoop, eenigen moed te geven. Wordt voortgezet. USUBBBÊlBÊBItÈBÊB3B^SBSBSIi^^lBÊaÊB3aBÊÊÊUniBSl^^i^SÊBK^Ê^BgÊ^Êé HET WEEKBLAD (&2» Vervolg).

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1906 | | pagina 1