De Bescherming der Dieren
Protection des Animaux
Mededeeling
A
Vervoer en Afmaking
De wijze van het vervoer en afmaken der
dierenzooals runders, paarden, zwijnen, scha
pen, enz. werd onlangs geregeld door een
Koninklijk Besluit verschenen in den Moniteur
van 20 Juli 11.
Daar de schikkingen, in dit Koninklijk Besluit
vervat, van kracht geworden zijn en de gendar
merie bevel gekregen heeft streng na te zien of al
dé „bepaling en ervan worden nageleefd, meen en
wij de aandacht van al de belanghebbenden, en
wel bijzonderlijk van de koopliedenslachters en
landbouwers, op dit Koninklijk Besluit te moeten
trekken. Te dien einde drukken wij hieronder het
bedoeld Koninklijk Besluit over.
ALBERT, Koning der Belgen,
Aan allen, tegenwoordigen en toekomenden,
Heil.
Gezien de wet van 22 Maart 1929 op de
dierenbescherming en in 't bijzonder artikel
5, luidend als volgt De regeering regelt
de wijzen van overbrenging en afmaking van
het vee en van de trek- of rijdieren. De te
nemen schikkingen zijn niet van toepassing
op de ritueele slachting
Op voorstel van Onzen Minister van Justitie
en van Onzen Minister van Landbouw,
Wij hebben besloten en Wij besluiten
Artikel i. Buiten de uitzondering voor
zien bij de wet, en de gevallen van afmaking
bij dringende noodzakelijkheid, wegens onge
val of ziekte, is het verboden de slachtdieren
te kelen, zonder ze vooraf te hebben be
dwelmd.
Art. 2. De bedwelming van het groot
vee en van de paarden moet geschieden met
mecanische toestellen, die oogenblikkelijk
gevoelloos maken door in de schedelholte
een los projectiel of een in haar loop beperkte
spil te drijven. De knots of de slachtershamer
mogen slechts gebruikt worden door perso
nen, die de noodige kracht en behendigheid
bezitten, als zoodanig bekend zijn bij het
bestuur der slachthuizen of den dienst der
vleeschkeuring, en voorzien zijn van eene
schriftelijke machtiging van eene dezer over
heden
Art. 3. De kleine dieren, varkens, kal
veren, schapen, geiten, moeten bedwelmd
worden met een daartoe geschikt toestel of
door een kolslag op het voorhoofd. Het kelen
zal geschieden onmiddellijk nadat het dier
bedwelmd werd. De dieren, die met een kol
slag moeten bedwelmd worden, moeten be
hoorlijk gebonden en vastgehouden worden.
Art. 4. Tenzij bij plotselinge ongevallen
of ziekten, is het verboden slachtdieren af te
maken op den openbaren weg ot' in plaatsen
die in het zicht van het publiek liggen.
Art 5. De dieren, in de slachthuizen
ondergebracht om er afgemaakt te worden,
moeten ten mir.ste éénmaal om de 24 uren
gevoed en gedrenkt worden.
Het is verboden de kalveren buitensporig
te doen drinken en ze met geweld voeder of
drank te doen nemen om hun gewicht te ver
meerderen.
Art. 6. Gedurende het vervoer der dieren
is het verboden ze geweldig te slaan met
harde, puntige oi scherpe voorwerpen en ze
hevig te zweepen op den kop of de andere
gevoelige lichaamsdeelen, zooals op den buik
en de pooten.
De dieren, die erg kreupel gaan en op een
der pooten niet kunnen steunen, mogen slechts
op een voertuig vervoerd worden.
Het is verboden, op welke wijze, ook voor
het afmaken, dieren te vervoeren, die wegens
wonden of ziekte niet meer kunnen blijven
rechtstaan. Die dieren moeten ter plaatse
worden afgemaakt.
Art. 7. Het laden op een voertuig en het
lossen der groote dieren mogen slechts ge
schieden met behulp van trappen, die behoor
lijk zijn vastgemaakt en waarop ze niet kunnen
uitglijden.
De groote dieren worden op de voertuigen
derwijze vastgebonden dat ze in een natuur
lijke houding Kunnen rechtblijven de kleine
dieren moeten kunnen gaan liggen, en het is
verboden ze op elkander samen te hoopen
door hun pooten bijeen te binden.
De kooien voor het vervoer van kleine
dieren, zooals kippen, duiven, konijnen,
moeten hoog genoeg zijn opdat de dieren er
gemakkelijk kunnen in recht blijven. Deze
kooien mogen geen dieren van verschil
lende soorten bevatten.
Art. 8. Het is verboden dieren te laden
in wagons die niet behoorlijk kunnen ver uc
worden.
Het is verboden in gesloten wagons, die
enkel langs bovenraampjes worden verlucht,
de dieren derwijze samen te hoopen dat een
liggend of gevallen dier niet meer zou kunnen
rechtstaan.
Gedurende de groote hitte, zal het aantal
dieren, dat in die wagons mag geladen wor
den, niet méér bedragen dan 8 stuks voor het
zwaar vee, 12 voor het jong vee, 25 voor de
kalveren en de varkens en 3o voor de schapen-
Het is verboden in denzelfden wagon
groote en kleine dieren te laden zonder dat
eene behoorlijke scheiding gemaakt is tus
schen de twee categoriën van dieren.
De vloer van de wagons, die dienen voor
het vervoer der dieren, moet bestrooid wor
den met assche, zaagmeel ot eene andere stof
die het uitglijden verhindert.
Wanneer de reis meer dan 36 uren moet
duren, is de eigenaar der dieren gehouden
ervoor te zorgen dat ze onderweg voeder en
drank hebben.
Al de bepalingen van dit artikel zijn insge
lijks toepasselijk op het vervoer van dieren,
die in België worden ingevoerd.De dienst van
gezondheidstoezicht is verplicht de zendingen
van dieren te weigeren, die de voormelde
voorwaarden niet vervullen.
Art. 9. De overtredingen der bepalingen
van dit artikel zullen gestraft worden met de
straffen voorzien bij artikel 5 der wet van
22 Maart 1929.
Art. 10. Onze Minister van Justitie en
Onze Minister van Landbouw zijn belast met
de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, den 28 Juni 1929.
ALBERT.
Van 's Koningswege
Voor den Minister van Justitie
De Minister van Kunsten en Wetenschappen
M. VAUTHIER.
De Minister van Landbouw
H. BAELS.
Transport et \batage
Dans le Moniteur du 20 Juillet dernier aparu
un arrêté royal règiementant le transport et l'a-
batage des animaux, tels que gros bétail, chevaux,
porcs, veaux, moutons, etc. La gendarmerie a
refu l'ordre de vtiller a ce que toutes les disposi
tions de eet arrétêsoient rigoureusementobservées,
c'ést pourquoi nous jugeons utile d'y appcler toute
Vattention des nombreux intéressés et particuliè-
rement des marekands de b. stiaux, bouchers et
cultivateursNous ne pouuons mieux le faire
qu'éh reproduisant ci après le texte de eet arrété
royal.
ALBERT, Roi des Beiges,
A tous, présents et a venir, Salut.
Vu la loi du 22 mars 1929 sur la protection
des animaux et spécialement l'article 5, ainsi
cor.cu Le gouvernement i ègle les modes
de transport et a'abatage du bétail et des
bètes de trait ou de monture. Les dispositions
a prendre ne seront pas applicables a l'abatage
rituel
Sur la proposition de Notre Ministre de la
Justice et de Notre Ministre de l'Agriculture,
Nous avons arrêté et arrêtons
Article i<r. En dehors de l'exception
prévue par la loi et des cas d'abatage d'ur-
gence, nécessités par accident ou maladie, il
est interdit de saigner les animaux de bouche-
rie sans les avoir étourdis au préalable.
Art. 2. L'étourdissement du gros bétail
et des chevaux sera réalisé au moyen d'appa-
reils mécaniques produisant l'insensibilité
instantanée par pénétration dans la boite
cranienne d'un projectile libre ou d'un m~an-
drin a parcours limité. La. masse ou le merlin
ne pourront être employés que par des per-
sonnes possédant la force et la dextérité
voulues, connues comme telles par la direction
des abattoirs ou le service de l'inspection des
viandes et munies d'une autorisation écrite de
l'une de Ces autorités.
Art. 3. Les petits animaux, pores, veaux,
moutons, chèvres, seront étourdis au moyen
d|un appareil approprié ou par assommement
d'un coup de massue appliqué surle front. La
jugulation sera opérée immédiatement après
l'étourdissemant de 1 animal. Les anima^
doivent être étourdis par assommementser1
fixés et maintenus d'une faqon convenable0
Art. 4. A moins d'accident ou de mak
survenus brusquement, il est interdit de n -
céder a l'abatage d'animaux de boucherie j
la voie publique ou dans des endroits exp0st
a la vue du public.
Art. 5. Les animaux hébergés dans 1-
abattoirs en attendant leur abatage seró-
nourris et abreuvés au moins une fois toutt
les 24 heures.
II est défendu de faire boire les veaux
l'excès et de leur administrer de force de
aliments ou des boissons en vue d'augmente
leur poids.
Art. 6. Pendant le transport des animam
il est défendu de les frapper avec violence a
moyen d'instruments durs, pointus ou trar„
chants et de les fouetter violemment sur 1;
tête ou les autres parties sensibles du corps
telles que le ventre et les jambes.
Les animaux atteints d'une boiterie grave
empêchant l'appui du membre, ne peuvent
être transportés qu'en véhicule.
II est interdit de transporter, de quelque
manière que ce soit, en vue de l'abatage, des
animaux qui, par suite de blessures ou de
maladie, ne peuvent plus se tenir debout,
L'abatage de ces animaux doit se faire sar
place.
Art. 7. Le chargement sur véhicule et !e
déchargement des animaux des grandes espè-
ces ne pourra se faire qu'au moyen de rampes
convenablement fixées et aménagées de fa pon
a empêcher les glissades.
Les grands animaux seront attachés sur les
véhicules de faqon a pouvoir rester debout
dans une position naturelle, les petits animaux
doivent pouvoir se coucher, et il est défendu
de les entasser les uns sur les autres en les
liant par les pieds.
Les cages servant au transport de petits
animaux tels que poules, pigeons, lapins,
doivent être suffisamment hautes pour permet-
tre aux animaux de s'y tenir aisément debout.
Ces cages ne peuvent pas contenir des
animaux d'espèces différentes.
Art. 8. II est défendu de charger des
animaux dans des wagons qui ne peuvent être
convenablement aérés.
Dans des wagons fermés, aérés seulement
par des vasistas placés a la partie supérieure,
il est interdit d'entasser les animaux de fapon
qu'un animal couché ou tombé ne puisse plus
se relever.
Pendant les fortes chaleurs, le nombre
d'animaux pouvant être chargés dans ces
wagons ne dépassera pas 8 têtes pour le gros
bétail, 12 pour le jeune bétail, 25 pour les
veaux et les pores et 3o pour les moutons.
II est interdit de charger dans le même
wagon de grands animaux et des petits sans
qu'une sépaiation 'convenahle soit établie
entre les deux catégories d'animaux.
Le plancher des wagons servant au trans
port des animaux sera recouvert de cendres,
de sciure de bois ou d'une autre substance
empêchant les glissades.
Quand le voyage doit durer plus de 36 h.,
le propriétaire des animaux est tenu d'assurer
leur affourragement et leur abreuvement en
cours de route.
Toutes les dispositions du présent article
sont applicables également aux transports
d'animaux importés en Belgique. Le service
de controle sanitaire a le devoir de refuser les
envois d'animaux qui ne réalisent pas les con
ditions présignalées.
Art. q. Les contraventions aux disposi
tions du présent arrêté seront punies des
peines prévues par l'article 5 de la loi du
22 mars 1929.
Art. 10. Notre Ministre de la justice et
Notre Ministre de l'Agriculture sont chargés
de l'exécution du présent arrêté.
Donné a Bruxelles, le 28 juin 1929.
ALBERT.
Par le Roi
Pour le Ministre de la Justice
Le Ministre des Sciences et des Arts
M. VAUTHIER.
Le Ministre de 1'Agriculture,
H. BAELS.
Hieibij wordt bekend gemaakt aan de ge'
achte verbruikers der chicorei Van Tieghem
Dupont, Rousselare, dat dit merk alleenlijk
in pakken verkocht wordt van 1/2 Kilo en
niet in balen of zakken, noch uitgewegen. Pj'
om te beletten dat andere chicorei voor dft
merk doorga.