Gemeenteraad van Ype
Verslag der Zitting van 16 December 1929
raws 3
De zitting wordt enkele minuten na 18
geopend. Zijn tegenwoordig de heeren
Sobry, burgemeester voorzitter Declercq,
Lemahieu, D'Huvettere, schepenen; Capoen,
Laton, Leuridan, Soete, Missiaen, Bonnet,
Coutelle, Vergracht, Vermeulen, Vandamme
en Delahaye, raadsleden Versailles, secre
taris.
Een buitengewoon talrijk publiek vervult
de raadszaal.
1. Proces verbaal der zitting van g Decem
ber igo.g.
De heer Secretaris geeft lezing van dit
proces-verbaal waarna het zonder opmerkin
gen wordt goedgekeurd.
2. Vraag van M. Leuridan Eeuwfeest
Iq3o Voorstel tot het verdagen van de
stemming der kredieten.
M. Sobry. Vanwege den heer Leuridan
hebben wij een brief ontvangen met verzoek
het volgende punt Eeuwfeest ig3o, voor
stel tot het verdagen van de stemming der
kredieten op de dagorde der eerstkomende
zitting te plaatsen. Wil de heer Leuridan zijn
voorstel nog verder uitbreiden
M. Missiaen. Het is de eerste maal niet
dat het gebeurt dat de heer Voorzitter wei
gert een ingediend voorstel ter stemming te
leggen. Het schijnt dat wij hier een buiten
gewonen burgemeester hebben die met zijn
rechten en die der raadsleden heel goed be
kend is. Om te voorkomen dat zulks nog zou
voorvallen, wensch ik te weten op welk arti
kel van het bestuurlijk recht de heer Burge
meester zijne weigering steunt. Volgens mij
was de motie van den heer Leuridan regel
matig en daar zij aan de minderheid toeliet
haar gedacht uit te drukken moest er over die
motie gestemd worden.
M. Sobry. Op de dagorde van de voor
gaande zitting stond vermeld Eeuwfeesten
ig3o, kredieten en 't was dus daarover dat
er moest beslist worden De tegenpartij had
al de gelegenheid om daarop ja of neen te
stemmen. De heer Leuridan zegde verleden
week eerst de toelage van den heer Gouver
neur en ook nog het volledig herstel der
vlaamsche kwestie af te wachten. Dit alles
valt buiten het gebied van den gemeenteraad
en ik herhaal dat de dagorde moet geëerbie
digd worden.
M. Missiaen. Maar gij zegt mij niet op
welk artikel gij u steunt
M. Sobry. En op welk artikel steunt gij
u om de dagorde niet te stemmen
lVL Leuridan. Uw eigen verdediging,
Mijnheer de Voorzitter, is den besten uitleg
voor punt twee. Verleden week heb ik dadelijk
gevoeld dat om uwën onwil, die enkel en
alleen gesteund was op uwe overmacht, te
overwinnen, het noodig was u zeer bepaald
voor de keus testellen ea niet alleen u, Mijn
heer de Burgemeester, maar gansch de raad
over het dilemna te doen beslissen, namelijk
of wij nu reeds; die onduidelijke kredieten
ofwel hunne verdaging zullen stemmen. De
beweegredenen dier verdaging, die ik ver
leden week voorstelde, waren in de motie
vervat. Met het mes op de keel hebt gij thans
aan die vraag voldoening gegeven en vandaag
is de raad geroepen om te doen wat hij ver
leden week moest doen. Zonder de minste
politieke bijbedoeling maar met al de trillin
gen van mijn vlaamschvoelend hart vraag ik
de raadsleden heden in overeenstemming met
hunne gevoelens een beslissing te willen ne
men. Ik moet er bijvoegen dat een gemeente
raad toch de weergave is van de denkwijze en
den geest der aanstellers. Wanneer ik rond
kijk, zie ik hier vier nationalisten, drie socia
listen, een k isten werkman, een landbouwer
en twee vlaamschgezinde burgers. Ik stel dus
vast dat elf op de vijftien afgevaardigden van
den raad vlaamsclm, democratische leden zijn.
Hierbij zou ik den heer Burgemeester Sobry,
gewezen voorzitter van het Davidsfonds, nog
moeten bij rekenen ware het niet dat hij be
ducht is van zijne verplichtingen als belgische
burgemeester der stad. Er is thans een
kwestie die zich dringend op het voorplan
schuift, die voor die elf vlaamsch, democra
tisch gezinde leden van het opperste belang
is, en 't is die ellendige kankerkwestie der
vlaamsche vraag. Ik doe maar beroep op
uwen steun om de gevraagde verdaging te
stemmen, en ook op uw solidariteitsgevoel
met al uwe strijdgenooten van over heel het
land. Telken morgen lees ik in De Stan
daard dat d'een of d'andere stad of gemeente
ons op dien weg is voorafgegaan. Gisteren
nog las ik dat de gemeente Brecht, in de
provincie Antwerpen, een motie heeft ge
stemd waarbij zij den wensch uitdrukt dat de
Vlaamsche Hoogeschool van Gent zoo spoe
dig mogelijk zou verwezenlijkt worden, waar
bij zij hoopt dat volledig rechtsherstel zal
geschieden in zake onderwijs, bestuur en
leger, en in afwachting besluit zich in de
feesten van ig3o te onthouden. Ik doe uw
geweten geen geweld aan, ik vraag alleen uwe
geloofsgenooten van heel het land te volgen
om een eerlijk drukkingsmiddel tegenover de
onwillige belgische regeering te gebiuiken.
Zoo zult gij een goede daad stellen waarvan
de uitwerking aan het verlangen uwer bevol
king zal beantwoorden en haar ten goede
komen. De heer Burgemeester zegde verleden
week dat dit een twistvraag is. Ja, 't is een
twistvraag, en door de koppigheid, waar
mede men ons voldoening weigert, wordt ze
zoo opgedreven dat h; t huidig Staatsregiem
dreigt te niet te gaan. 3Het inwilligen onzer
zeer billijke vraag is een middel om den hui-
digen toestand te redden, omdat de tegenstand
alsdan zal afbrokkelen naarmate het volk
voldoening bekomt. Onze vraag van verdaging
is dus een normale vraag, elders ook wordt
het zoo gedaan. De huidige gespannen toe
stand waarin het vlaamsche land verkeert is
een voldoende reden om dit punt te aanvaar
den. Het is niet Leuridan, de nationalist, die
u lastig valt, het is alleen maar Leuridan die
u wijst op hetgeen de anderen doen.
M. Missiaen. Het zal niemand verwon
deren wanneer ik verklaar dat wij ons volledig
bij den heer Leuridan aansluiten. Ik wensch
echter een paar opmerkingen te maken die
tegen den heer Burgemeester gericht zijn.
Verleden week heeft hij ons verweten dat
wij tegen het inrichten van feesten en dus
tegen den bloei der stad gekant waren. Hierop
antwoordde ik hem dat hij zelf niet geloofde
wat hij zegde. Verleden jaar heb ik voorge
steld een krediet van 100.000 fr. te stemmen
voor de stadsfeesten en dan was het de burge
meester die niet wilde. De reden onzer weige
ring van verleden week was omdat er in
't jaar ig3o grooter feesten in andere steden
zullen ingericht worden en dat wij hier maar
betrekkelijk kleine feesten kunnen geven die
hoegenaamd niet in staat zullen zijn de vreem
delingen naar Yper aan te lokken. Het was
dus niet eerst van politiek standpunt uit dat
wij tegen het stemmen der kredieten waren,
men kan niet seffens op alles denken
maar het was in het belang zelf van het goed
beheer der stad. Doch van zoodra de heer
Leuridan zijn motie voorstelde, waren wij er
onmiddellijk t'akkoord mede omdat wij, socia
listen, niet den minsten reden hebben om de
onafhankelijkheid van België te vieren. Het
is dan ook omdat wij tegen de onderdrukking
door het kapitalisme gekant zijn en om het
geld der stad niet nutteloos aan sommige
maatschappijen weg te geven, dat wij verle
den week geeischt hebben de stemming der
kredieten te verdagen.
M. Vermeulen. Yper was gedurende den
oorlog het symbool der onafhankelijkheid
van België, gelijk Verdun het symbool v< n
Frankrijk was. Millioenen mannen kwamen j
hier van alle zijden der wereld het offer van
hun leven geven voor dit symbool. Meer dan
een half millioen liggen hier begraven voor
ditzelfde symbool en het is door hetzelfde dat
België opnieuw zijne onafhankelijkheid her
won. En wij die de stad besturen, welke dien
edelen naam draagt, mogen wij die stad ver
nederen tot een peil van een Puers, een
Brecht of een andere boerenparochie
Yper moet het verjaringsfeest vieren op
cene wijze waardig van zijn wereldberoémden
naam In naam der Yperlingen die den martel
dood van onze dierbare stad beleefd hebben,
die ze uit hare asschen deden verrijzen, en
die meer dan wie de waarde van de onafhan
kelijkheid van België kennen, vraag ik dat de
Yperlingen toekomend jaar aan hunne vreugde
zouden mogen lucht geven en dat Yper zijn
naam zou waardig blijven met hier de schoon
ste feesten van heel het land te geven.
Er komt beweging onder het aanwezig
publiek, men hoort zelfs enkele stemmen die
luidop bravo roepen.
M. Sobry. Ik herinner het publiek dat
alle geroep of betooging streng verboden is,
zooniet zal ik de zaal moeten doen ontruimen.
M. Missiaen. Gij hebt het recht niet te
spreken in naam der Yperlingen.
M. Vermeulen. In heb het recht de ge
voelens der echte Yperlingen bier uit te druk
ken en in hun naam stel ik volgende.dagorde
voor.
M. Missiaen. Gij spreekt hier niet in
naam der Yperlingen.
M. Sobry. Mijnheer Missiaen, men heeft
u niet onderbroken en ik vraag u ook thans
de anderen niet te onderbreken.
M. Missiaen- Laat mij gerust. Ik erken
uwe autoriteit niet en wij eerbiedigen zoo
geen burgemeester meer gelijk gij.
M. Sobry.Gij moet, ik beveel u te zwijgen.
Doch niets baat. De hr Missiaen schreeuwt
van langs om meer en belet den heer Ver
meulen te spreken Dit ziende staat de heer
Vermeulen recht om wel aan te duiden dat hij
vast besloten is voorts te spreken, maar de
heer Missiaen onderbreekt hem telkenmale.
M. Sobry. M. Missiaen, ik roep u tot de
orde.
M. Missiaen. Wat kan mij dat schelen,
ik gehoorzaam niet aan de bevelen van een
carnavaldictateur.
M. Vermeulen. Als Yperling heb ik het
recht niet hier te spreken.
M. Missiaen. Ik ben hier gezonden door
het volk en gij niet. Gij wilt hier meester
maken.
M. Vermeulen. Ik heb die ambitie niet,
maar 't is gij die vóór de gemeentekiezing
schreeuwde dat gij Burgemeester van Yper
zoudt worden. Gij zijt het nog niet en zult
het nooit worden.
Hevige onderbreking van wegens den heer
Missiaen en verzoek door den heer Burge
meester aan M. Missiaen van den spreker te
laten voortdoen.
M. Leuridan. Mijnheer Vermeulen, is
het om een lijkrede uit te spreken dat gij
recht staat
M. Vermeulen. 't Is nog zoo erg niet,
meester Leuridan, 't is maar een Yperling die,
in den Gemeenteraad zijner geboortestad,
het recht vraagt Ypersche gedachten uiteen
te zetten. (Zich tot den heer Missiaen wen
dend) ik heb niet gezocht om hier te komen
maar het lot heeft mij hier gebracht. En een
zaak is zeker, 't is dat ik hier niet gekomen
ben om op mijne voeten te laten trappen door
een Meenenaar of door een Oostvleterenaar.
M. Leuridan. Het is een afgezaagd deuntje
te vertellen dat men te Yper moet geboren
zijn om een goed Yperling te wezen.
M. Missiaen. Ik ben Meenenaar en 'k ben
er preusch om, maar dit belet niet dat ik hier
toch door het volk van Yper gekozen werd
en Vermeulen niet.
En zoo twist men nog een tijdje voort
Dö heer Burgemeester slaat op den tafel en
roept den heer Missiaen voor de tweede maal
tot de orde.
M. Missiaen. Al ware het voor rln m sts