Aan de Eerweerde Zusters van Belle's Godshuis
bij het 650 jarig jubelfeest der stichting
Conférence de M. Georges Wagner
Le Voyage ds Monsieur Perrichou
Cercle Dramatique Yprois
1280 - 1930
Het was een gulden tijd 1 Geen enkel stad op aarde,
Die bogen mocht op ro in en Yper evenaarde.
De steê, die machtig groot, met knechtschap onbekend,
Het roer van Vlaandren hield, met Brugge en met Gent.
Het was een gulden tijd Toen neringen en gilden,
Steeds wilden wat was recht en wonnen wat zij wilden.
Toen tempels weidsch en grootsch, en Halle en huizen pronkten
Met gevels, fijn als kant, en koopliên tegenlonkten.
't Was ook een liefdetijd Zes eeuw en half is 't leên
Dat binnen Ypers veste een nieuw gesticht verscheen.
't Was Guines Christina, met freule Elisabeth.
Die heel het grootsch ontwerp in werking had gezet.
En, englen van geduld, bij dage en bij nachte
Het afgesloofde volk, hun moederzorgen brachten.
Waar, onder 't zeilde dak, men ziekten, ouderdom,
Maar ook nog zusters vond, van hoogen adeldom,
Die rijkdom, toekomst, pracht en al 't genot van 't leven
Verzaakten, om zich gansch aan de oudjes weg te geven,
En 't ziek en zuchtig volk van gansch de aloude stad
Te omhelzen als een doel, een nooit gekenden schat.
O BELLE Dierbaar huis Wie kan uw glorie vatten
Wie kan, door de eeuwen heen, uw grensloos offer schatten
Niet enkel 't godshuis, neen, maar gansch de vlaamsche stede
Had deel in uwe zorg, uw hulp, uw steun, uw bede.
Toen, wild als een orkaan, de peste met geweld,
De schaamle Ypersteê, barbaarsch had neergeveld
Toen straten, aaklig doodsch, geblaakt door oorlogsgloed,
Zich kleurden purperrood van al 't onnoozel bloed
Toen helsch geschut en brand door donkre luchten zwierden
En ravenzwermen wild op puinen krassend gierden
Toen kwam de Belle voor. Met koenen heldenmoed
Schonk 't edel zustertal, de steê, zijn laatste gulpe bloed.
Zoo ging het eeuwen lang, zes honderd vijftig jaren,
Tot de oorlog kwam op land en steê gevaren.
Waar vroeger Yper stond, eens Vlaanderens kleinnood,
Daar was het leven weg, daar heerschte alleen de dood
Gebroken lag de steê, geknakt haar nijverheid,
Maar bloeien doet ze weer in al haar heerlijkheid.
Men vroeg titanenwerk en 't wonder is geschied,
Uit woesten puinenhoop reès Yper uit den niet
In middeleeuwschen dos. Met nieuwe pracht omgeven
Straalt weerom onze steê in pas ontloken leven.
En al wat name draagt, brengt dankbaar hulde en groet,
Met eerbied en ontzag strooit bloemen aan haar voet.
Voorbij de nare droom 1 De zonneglans na regen 1
Het lijden is nu uit De toekomst straalt weer tegen
Ook voor dit toevluchtsoord Het Belle's liefdehuis
Rees ook op zijne beurt uit puinen en uit gruis.
Het opent lijk weleer, zijn wel voorziene zalen,
Om de oudjes van de steê met liefdezorg te onthalen,
't Is weer, lijk eeuwen leên, een huis van zoete rust.
Waar zelfopoffering de levensweeën sust.
Veel schatten z jn vergaan, veel zoete herinneringen
Zoo duurbaar aan het hart der eedle kloosterlingen,
Maar wat er niet verging en nooit en zal vergaan,
Wat immer duren zal en immer zal bestaan,
Dat is de Bellegeest, die voor geen tijd moet zwichten,
De geest, die leven doet en wondren kan verrichten
De geest, die op het werk zijn stempel heeft gezet,
De geest van Christina en van Elisabeth
Uw steê is fier op U Uw glorievolle naam
Blijft eeuwig ongerept in haar archieven staan.
Uw steê is fier op U Uw onverwelkbre faam
Zal nooit, dat zweren wij, bij 't nageslacht vergaan
Yper2i Januari ig3o. Jos. Van den Driessche.
staande nummer.
Een prachtige medalie, behelzende de dank
bare getuigenis van het Ypersche volk, werd
door den heer Burgemeester aan de oude
Jufvrouw, die zeer aangedaan was, overhan
digd. Al de toeschouwers juichten haar
hartelijk tegen. Het gulden boek werd getee-
kend, de eerewijn aangeboden en de zuster
tjes, onder het vriendelijk bejegenen van de
vele toeschouwers, trokken naar huis.
In 't Go ishuis BELLE was het volop feest
en voor de vrouw'jes en voor de heeren.
Toasten werden uitgesproken in 't vlaamsch
en in 't fransch en heer J. Vandendriessche
droeg een prachtig gelegenheidsdicht voor,
dat wij gelukkig zijn aan onze lezers te mogen
roededeelen.
Het feest eindigde lijk het begon in de
kerk. Een solemneel lof, met sermoen, sloot de
plechtigheid, die bij allen een zalvenden
indruk zal achterlaten.
Mocht het voorbeeld onzer zusters aan
stekelijk wecken bij velen, opdat ook deze
zich meer en meer zouden mogen offeren voor
den naaste.
Dinsdag is het een zegedag geweest voor
de zieleschoonheid en de verheerlijking der
naastenliefde.
sur Ie Centenaire de l'flfrique Fran^aise
Les Amitiés Frangaises d'Ypres avaient
convié nos compatriotes a assister a une
Conférence filmée de M. Georges Wagner,
écrivain et journaliste francais, syndic de la
presse nord africaine, sur le sujet intéressant
Un siècle de civilisation frangaise en
Afrique du Nord au cinéma.
Ce fut devant une salie comble que le vice-
président des Amitiés Frangaises, M. Clincke-
maille, présenta le conférencier, un jeune, de
la génération du feu, officier pendant la guerre,
grand mutilé, qui regut a 22 ans la Légion
d'Honneur.titresquilui valurent tout de suite
la chaleureuse sympathie de son auditoire
Yprois.
M. Wagner remercie d'abord les Amitiés
Frangaises de leur cordiale hospitalité puis il
dit toute sa joie 'd'avoir pu constater la mer-
veilleuse résurrection d'Ypres, la cité mar-
tyre, si chère au cceur de tous les frangais et
particulièrement des anciens combattants
alliés.
Développant sa pensée avec une grande
simplicité mais une émouvante cordialité,
M. Wagner nous montre ensuite la Belgique
et la France march ant la main dans la main
pour tout ce qui esf noble, juste, civilisateur,
humain.
C'esten l'année l83o, qui vit «la Belgique
sortir du tombeau», que la France a planté
son drapeau en Algérie, non pas pour rem-
placer la tyrannie turque ou barbaresque par
une autre, mais pour libérer ce peuple, réduit
a la barbarie avec son cortege de famine et de
peste depuis la chute lamentable de Rome,
quatoize sièrles auparavant.
La France a établi la justice et la paix en
Afrique. Mais lorsque le cardinal Lavigerie
entreprit sa croisade contre l'esclavage,
cette plaie odieuse de 1'Afrique, ce fut le roi
Léopold II qui, seul de tous les chefs d'Etat,
sou int sa campagne, et le premier congrès
antiesclavagiste eut lieu a Bruxelles. Ce fut
i'origine du Congo beige, et M. Wagner rend
un éclatant hommage a l'oeuvre colonisatrice
de notre pays, qui est de la même nature que
celle que la France a menée a bien, non seule-
ment en Algérie, mais en Tunisie, au Maroc,
en Afrique occidentale et équatoriale.
M. Wagner aborde maintenant en réalité
lts questions économiques et sociales. Nous
sentons que nous avons devant nous un
homme qui a vécu son sujet, qui ne se paye pas
de mots et de grandes phrases, et qui n'entend
pas, selon l'expression des poilus, nous bour-
rer le crane. II nous expose les résultats de
la colonisation la population indigène sextu-
plée, la famine et les épidémies vaincues, la
justice et la paix établies, partout des hópi-
taux, des écoles, puis des domaines splendides
la oü il n'y avait que des marécages ou des
déserts.
Mais ces merveilles ne se sont pas accom-
plies sans efforts, sans sacrifices, les colonies
ne sont pas un Eden, mais une terre apre,
rebelle, souvent ingrate.
II reste énormément a faire pour mettre en
valeur cette Afrique d'oü la vieille Europe
doit sortir ses matières premières, pour civi-
liser ces millions d'indigènes qui sont encore
en retard de plusieurs siècles. Dans cette
tache émancipatrice et économique, la France
et la Belgique doivent continuer a travailler
ensemble, et le transsaharien sera un nouveau
lien entre les possessions des deux nations.
Alger sera peut être l'un des ports du Congo
Beige.
On comprend que l'auditoire ne ménagea
pas a M. Wagner ses applaudissements cha-
leureux, et M. Clinckemaille se fit l'interprête
de la salie pour remercier le conférencier
qui nous a, a l'aide de films, fait faire un fo;t
beau voyage en Algérie, a Alger, Cor.stantine,
Biskra, Tousgourth, émaillant ses explica
tions de réflexions parfois malicieuses et
d'anecdotes fort intéressantes.
Enfin, il nous, mma au Maroc et nous
montra Fez, la mystérieuse ville sainte de
l'Afrique du Nord.
au
Après cette deuxième et brillante soirée de
mercredi dernier, il nous semble utile de faire
connaitre aux nombreuses personnes qui s'in-
téressent au développement de notre Ceicle et
a la qualité artistique de ses représentations,
que notre Comité a procédé cette annêe a un
essai qui devait le renseigner sur la mesure
de ses moyens.
Nos spectateurs n'auront sans doute pas
manqué de constater que la troupe a été scin-
dée en deux groupes, dont le premier nous
donna, en Octobre dernier, l'inoubliable inter-
prétation de Bataille de Dames de Scribe.
Le second groupe, dans lequel certains
acteurs du premier groupe, a part un seul,
n'ont figuré que com me interprêtes de
deuxième ou de troisième plan, vient de
se produire a son tour dans Le Voyage
de Monsieur Perrichon de Labiche. Le
grand succès remporté par lui mercredi, pro-
clame sa haute valeur, et affirme qu'il n'y a
pas, au Cercle Dramatique,d'acxems de second
ordre. Qu'il nous soit done permis de féli-
citer chaleureusement nos artistes d'hier, et
aussi de les remercier pour leur inlassable
dévouement.
L'ensemble de la troupe constitue mainte
nant une belle phalange qui se produira au
grand completvers la mi-Mars, dans l'une
des plus belles ceuvres du répertoire actuel.
R. D.
