Landbouwcomice Kemmel - Yper STAB EERSTE PRIJSKAMP Hengste veulens van één jaar De Voorzitter, SENAAT Vergadering van Woensdag 21 Januari 1931 JAAHLIJKSCH BIN PRIJSKAMPEN onder de bescherming der stad «op Asschen Woensdag, 18 Februari 1931 om 10 uur. PROGRAMMA 1' Prijs Verguld Eeremetaal en 50 Fr. 2' Zilveren id. 40 Fr. 3' id. id. 35 Fr. 4' )i id. id. 30 Fr. 5' id. id. 25 Fr. 6 id. id. 20 Fr. TWEEDE PRIJSKAMP Hengsten van twee jaar 1' Prijs Verguld Eeremetaal en 100 Fr. 2' Zilveren id. 80 Fr. 3' id. id. 60 Fr. Ae id. id. 40 Fr. 5« id. id. 20 Fr. DERDE PRIJSKAMP Merriëa van één jaar le Prijs Verguld Eeremetaal en 50 Fr. 2' Zilveren id. 40 Fr. 3" id id. 35 Fr. A' id. id. 30 Fr. 5' id. id. 20 Fr. id. id. 15 Fr. VIERDE PRIJSKAMP Merriën van twee jaar le Prijs Verguld Eeremetaal en 60 Fr. 2' Zilveren id. 55 Fr. 3' id. id. 50 Fr. Ae id. id. 45 Fr. 5' id. id. 40 Fr. VIJFDE PRIJSKAMP Merriëa van drie jaar 1' Prijs Verguld Eeremetaal en 75 Fr. 2e - Zilveren id. 60 Fr. 3 id. id. 50 Fr. A' id. id. 30 Fr. ZESDE PRIJSKAMP - Merrie j van 4 jaar ca daarboven 1* Prijs Verguld Eeremetaal en 100 Fr. 2 Zilveren id. 80 Fr. 3' id. id. 60 Fr. A' id. id. 50 Fr. 5' id. id. 45 Fr. id. id. 40 Fr. T id. id. 30 Fr. ALGEMEENE SCHIKKINGEN I. De inschrijving van 8 tot 10 uur en de jjrijsdeeling onmiddellijk na den prijskamp, beide in de benedenzaal van het Stadhuis. II. De leden wonende in de omschrijving van een der twee landbouwcomicen Yper en Kemmel, kunnen alleen met hunne paarden aan den prijskamp deel nemen. III. Men kan zich nog als lid doen inschrij ven van heden af tot op den dag van den prijs kamp bij de Secretarissen van 't Cornice. IV. De mededingers zijn verantwoordelijk voorde ongevallen door hunne dieren veroorzaakt. V. - Alle onvoorzien geval of geschil zal onwederroepelijk door de Jury beslist worden. VI. De prijzen zullen niet toegekend worden zoo de dieren niet genoegzaam verdienstelijk zijn. Gedaan te Yper, den 24 Januari 1931. (get.) BRUNEEL de la WARANDE. De Secretarissen, <get.) J. Mallisse, Kemmel. <get.) E. Caenepeel, Yper. BEKNOPT VERSLAG o— Begrooting van het Ministerie van Landbouw De heer Mullie.De belangwekkende rede en het uitstekend verslag van den heer Limage hebben vele landbouwaangelegenheden toe gelicht. Het is natuurlijk dat, in dit crisisjaar, de beraadslaging over de begrooting meer in het bijzonder gaat over deze economische kwestie. Ik neem mij voor den toestand van den landbouw na te gaan door hem te verge lijken met dezen van het vorige jaar en te trachten in de toekomst te zien. Om nauwkeurig den huidigen toestand te begrijpen zou een comptabiliteit moeten voor liggen. Ongelukkig bezitten wij in Belgié nagenoeg niets op dit gebied. Er bestaat een landbouwcomptabiliteit in de groote onder nemingen, doch zij blijft streng persoonlijk. Bij gemis aan zulke documentatie moeten wij ons bedienen van den landbouwindex, die den huidigen toestand vergelijkt met dezen van 1914. Wij komen aldus tot zeer belang wekkende vaststellingen. Voor de maand November j. I. stellen wij aldus vast dat de tarwe verkocht werd aan 65 t. h. van den vooroorlogschen prijs, de haver aan 61 t. h-, de aardappelen aan 110 t. h.de suiker aan 75 t. h. De producten van den grond werden, over het geheel, verkocht aan 81 t. h. van de vooroorlogsche prijzen. Deze index heeft betrekking op de middel matige cultuur van België. Ik vestig de aandacht op de voortbrengst van dierlijke producten. De landbouwer vindt de twee derden van zijn inkomsten in den verkoop van dierlijke producten en één derde in den verkoop van de producten van den grond. De opbrengst der dieren beliep 125 t. h. van den prijs van vóór den oorlog. In totaal genomen heeft de landbouwer in November 1.1. zijn producten verkocht tegen in t. h. van den vooroorlogschen prijs. Maar ten overstaan van dezen totalen ver koopprijs der landbouwproducten staat een merkelijke verhooging van den kostprijs der productie. Voor November bedroeg deze post i35 t.h. van den prijs van vóór den oorlog, zonder dat rekening wordt gehouden met de pacht, waarvan de gemiddelde kostprijs moeilijk vast te stellen is. Men ziet het gebrek aan verhouding tus- schen den verkoopprijs van 111 t. h. en den kostprijs van i35 t. h. Dit zijn grmiddelde cijfers, maar sommige landbouwers worden zeer bijzonder door de crisis getroffen. Sommige streken lijden ver schrikkelijk, n.l. die waar aan nijverheidscul tuur wordt gedaan, d.w.z. waar twee derden van den verkoop producten van den grond betreffen. Hier krijgt ons indexcijfer een bijzonder beteekenis. Wij hebben dezelfde verkoop prijzen voor tarwe, suiker, aardappelen, enz., maar hier is de gemiddelde verkoop der voort brengselen van den grond 72 t. h. De land bouwers in deze streken bekwamen in No vember een gemiddelden verkoopprijs van p3 t. h., en niet van 111 t. h. Deze landbouwer verkoopt dus zijne voort brengselen over het geheel aan een merkelijk lageren prijs dan vóór den oorlog. Ingevolge aanzienlijke benuttiging van werkkrachten verkoopt deze landbouwer aan 175 t. h. van den vooroorlogschen prijs. Zulks vertegen woordigt een kostenden prijs van 144 t. h. Gij ziet hoe onevenwichtig de toestand ge worden is tusschen den verkoopprijs en den kostenden prijs. De inzakking van de prijzen van de graangewassen en van de suiker zijn vooral kenschetsend. Men stelt ook de hooge kosten vast van de factoren die tusschenbeide komen in de landbouwvoortbrengst. Laten wij deze factoren onderzoeken. De tusschenkomst van de werkkrachten in het nijverheidsgebied, waar zij? talrijk zijn, ver tegenwoordigt 5o t. h. van de uitgaven, de pacht niet in aanmerking genomen. Het loon bereikt thans den coëfficiënt 175 t. h. De meststoffen zijn betrekkelijk goedkoop, zij kosten 93 t.h. van den vooroorlogschen prijs. Het voeder der dieren, dat voor 10 t. h. in aanmerking komt, onderging in den laatsten tijd een daling het vertegenwoordigt nog 88 t. h. van den vooroorlogschen prijs. Kortom, men ziet in welke verhouding de kosten voor de werkkrachten in aanmerking komen. Het is soms moeilijk de juiste oorzaken van deze crisisen te vinden. Deze welke wij thans ondergaan beperkt zich niet tot België. Over de geheele wereld heerscht een algemeene en ook een landbouwcrisis. Deze verschilt van land tot land. Sommige landen met eigen economie, dank zij namelijk het protectionnisme, lijden er niet zeer onder- De ware oorzaken, waarvan deze landende uitslagen neutraliseeren, willen wij trachten te be Talen. Tijdens den oorlog waren er landen waar de landbouw in zijn uitbreiding werd gestuit. Andere landen hebben de bedrijvigheid der voorgaande moeten vervangen. Het deficiet van dé tarwesoorten in Europa werd vergoed door een uitbreiding van de teelt. Het deficiet van de suikerproductie 8 mil- lioen ton werd eveneens vergoed door een uitbreiding in andere streken. Zoo kwam men tot den vooroorlogschen toestand. Intusschen werd de tarweteelt uitgebreid in zekere streken, en aldus staan wij voor zeke re producten voor een overproductie. Ligt daar de oorzaak van de huidige crisis Wanneer men vaststelt dat er i5 millioen werkloozen in de wereld zijn, moet men zeg gen dat de crisis misschien ook het gevolg is van een te gering verbruik. Daar de naties en de nijverheden van afhankelijk zijn is het moeilijk na te gaan welke de juiste beteekenis is van de overproductie en van het te gering verbruik in de huidige crisis. Ik wil nog den nadruk leggen op de toene ming van het verlies voor onze Belgische landbouwnijverheid, nl., in de kleistreken. Ik zette reeds de beteekenis uiteen van de totale landbouwproductie in België in verhou ding tot de andere producten van het land. In een verslag van 1929, toonden wij aan dat de productie van tarwe 700 millioen be reikte, deze van de haver 400 millioen, deze van de beeten, 480 millioen. Deze drie pro ducten vormen de bijzonderste voortbrengst van de kleistreken. Dezelfde berekening, gedaan in ig3o, wijst op een waarde van de productie van ongeveer 600 millioen, dus een vermindering van in komsten van 1 milliard. Deze vermindering is zuiver verlies. Ik houd stil bij de tarwevoortbrengst. Er is overproductie. Een normale productie van tarwe over de wereld vertegenwoordigt een stock van 3o millioen zakken. Sedert zes jaren gaan wij dezen weg op. Van jaar tot jaar steeg de pro ductie. Zij verminderde in ig3o. Dit jaar is de productie gunstig en er zal een overschot zijn van 120 millioen zakken. Nochtans lijden de voortbrengers van tarwe over de gansche wereld verlies, behalve waar kunstmatige maatregelen zijn genomen ten voordeele van eenigen. In Canada bedroeg de kostprijs van de tarwe, in 1926, 100 cent, hetzij 1 dollar per schepel, in de proefexploitaties. Dit is een abnormaal gunstige prijs, aangezien het model hoeven geldt. De verkoopprijs bedroeg 1 dol lar 5o. Hij daalde tot 5o cent, hetgeen betee- kent dat de meest bevoordeeligde Canadeesche voortbrenger nog verlies lijdt. Waarschijnlijk zult ge zeggen dat men op-

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1931 | | pagina 5