die nog eens als een feniks uit de asch her
leefde.
Yper is wederom een juweel geworden met
zijne praalgebouwen en instellingen, met zijn
kunstleven weliswaar ontbreken er nog
perels aan dat juweel,- maar wij zijn zeker
dat die ook zullen terecht komen, dank aan
het stijfhouden der hardnekkige Yperlingen.
Mijne Heer en,
In onze stad hebben wij meermaals deel
genomen aan huldehetoogingen ter eere van
Yper's beste kinders, de stoere werkers van
heropbouw en herleven.
Vandaag, ter gelegenheid van ons tienjarig
bestaan, is het ook een dag van huldebetoo-
ging, een dag van herdenking aan dezen die
in onze stad de muziekkunst in eere hebben
herbracht.
En niemand zal het wonder vinden dat een
eenvoudig lid van de Harmonie Ypriana, een
medestichter, het woord voere op dezen
heuglijken dag en de tolk weze zijner mede-
maten om een welverdiende hulde te brengen
aan het bestuur.
En het is jammer dat sommige van onze
weldoeners reeds zijn afgestorven en dat wij
alleenlijk maar een ontroerde dankbaarheid
aan hunne zoete nagedachtenis kunnen aan
bieden.
Mijne Heeren,
Dank, besten dank aan onze drij bestuur
ders Georges Van Egroo, den diepbetreurden
Albert Van Egroo, en Lionel Blomifie, voor
hun grootsch werk het ontstaan en ontwik
kelen van kunstgevoel en smaak, het vertalen
en vertolken der onsterfelijke werken van de
gropte Meesters, het mededeelen en medege
voelen in hunne schepping die onzen geest
losrukt van de dagelijksche en materieele
bezigheden en doet zweven en baden in de
bovenkringen van hooger leven.
Dank aan alle bestuursleden, schrijvers,
penningmeesters en alle andere, die elk het
hunne hebben medegebracht om ons in staat
te stellen ons geliefkoosd vermaak, dat onze
troost was in de puir.en, uit te oefenen.
Dank bijzonderlijk aan de Heeren Donck,
Gruwez en Weckesser. Iedereen van ons
weet dat die Heeren de steunpilaren, de milde
gevers onzer maatschappij zijn.
Mijne Heeren,
Ik zal te midden dezer weldoeners, een
bijzondere hulde brengen aan onzen Voor
zitter, niet dat de andere Heeren die zelfde
hulde niet verdienen, maar, de Heer Gruwez
is het bestuurslid wiens werking wij het
meest onder de oogen hebben en gevoelen,
en die als werkend Hoofd der Harmonie, de
zwaarste bedrijvigheid uitvoert.
-> Het mag in eens gezegd Een Voorzitter
als Mijnheer Gruwez is er nergens meer te
vinden.
Hij is een volksvriend altijd gereed om
hulp te bieden, om bij te staan, om dienst te
bewijzen op hem mag men steeds rekenen.
Hij is een bestuurder voorzichtig en
verrezichtig, niets is Onverlet alles is ge
schikt en in zijne voegen en plooien hij en
heeft zijne weerga niet om feesten en uitstap
pen op touw te zetten hij is de groote wer
ker, overal de eerste en de laatste met
hem is men zeker dat alles óp zijn wieltjes zal
loopen.
Hij is een Voorzitter kan orde en tucht
handhaven, houdt de maatschappij wel
samen kent, schat en waardeert iedereens
verdiensten, geeft elk het zijne, en moest het
gebeuren dat er iets te zeggen viel dat hij
liever zou verzwijgen, welsprekend zooals hij
is, weet hij het op een aanneembare wijze en
verteerbaar op te dienen.
Als Voorzitter vertegenwoordigt hij deHar-
monie op uitmuntende manier, in volle besef
zijner weerdigheid en hoedanigheid,zonder
hoogmoed, gelijk hij bestaat, maar weerdig
zooals het moet, zoodanig dat onze Kring het
aanzien afdwingt niet alleenlijk in onze stad,
maar verre en na.
De zware taak van Voorzitter eener belang
rijke en bedrijvige Maatschappij vervult hij
opperbest, met het doel nuttig te wezen aan
de leden, de Harmonie en de Kunst hoog te
houden, en onze stad te doen prijzen.
Dank, welverdienden dank, Mijnheer
Gruwez, in ons aller naam.
En gij, Mijnheer Bagein, toen er spraak
was van een muziekmaatschappij te stichten,
gij ook waart een der eersten om de herleving
op muzikaal gebied in de stad Yper te bren
gen, in U ook vinden wij een stichter van
wien men mag zeggen Mijnheer Bagein is
een pionier van het begin af en niets valt hem
te zwaar voor den groei en den bloei van
Ypriana U ook danken wij.
Van Mijnheer Donck en Mijnheer
Weckesser zou ik ook hetzelfde mogen zeg
gen, zij ook steunen onzen Voorzitter in al
zijne werkingen voor het welzijn der Maat
schappij. Beter Eere en Onder voorzitters
kunnen wij niet vinden.
Aan hen ook onzen besten dank
Mijne Heeren
Ik stel voor te drinken op de gezondheid
en lang leven van al de bestuursleden van
Ypriana, voor het meeste welzijn en den
vooruitgang onzer Maatschappij.
Leve Ypriana 1
De Heer Aimé Gruwez kon zijne ontroering
niet verbergen. Die hartelijke woorden, die
hem namens de leden van Ypriana werden
toegestuurd en die allen door hun dreunend
handgeklap bevestigden, hadden hem diep
getroffen. Bewogen en treffend wist hij zijn
muzikanten, zijn medewerkers te bedanken
voor de groote genegenheid die zij hem toe
dragen. Hij zegde hoe hij, die ook op geen
kasteel geboren is, verheugd was te zien dat
het volk hem bemint zooals hij het zelf lief
heeft. Hij dat kte eveneens de jonge muzikan
ten, die het hunne hadden bijgebracht om dit
feestje op te luisteren, wenschte hunnen
muziekleeraar, heer Marcel Andries, geluk en
meldde hun het verheugend nieuws dat de
heer Bagein Maurice aan ieder dezer spelers
een mooi geschenk aanbood als herinnering
van dezen dag Hij drukte vervolgens den
wensch uit voortaan bp ieder feestje van
Ypriana eenige jonge spelers te mogen toe
juichen en, zich tot Georges Van Egroo wen
dend, zegde hij dat hij wel verhoopte dat hot
koper ook niet ten achter zou willen blijven.
Hij eindigde met een heildronk op den bloei
en den groei der maatschappij en met den
kreet ff Leve Ypriana
Allen stonden recht terwijl de heer Remi
Bouquet de ff Brabanqonne op het klavier
speelde.
De heeren Bryxis René, Cornillie Camille
en Pinteion Felix, drie der stichters van
Ypriana, boden vervolgens aan de heeren
Donck, Gruwez en Weckesser elk een prach
tig gulden boek aan, met de namen en hand
teekens van al de leden der maatschappij,
prachtig verbonden in een mooi deksel kun
stig door or zen stadgenoot heer Albert Le-
clercq geteekend, en rüstende op een fraaie
console, in den vorm van een lier. gemaakt
door den heer Théo Tanghé,lid der Harmonie.
De Heer Joseph Seys wist ook nog aller
lachlust op te wekken door de volgende
luimige rede
ff Mijne Heeren,
In het koor der muziekspeeltuigen, drukt
de basviool hare bewondering uit en zucht en
ronkt van welbehagen en voldoening bij het
kweelen van viool, hautbois, piston of andere
nachtegaals van harmonie of syrophonie zij
neuriet» zingt mede, en verbindt zelfs alswan-
neer de tenors adem halen.
Op onze vroegere feesten was de contre-
bassist de tolk der muzikanten hoe aardig
het voorkwam, de contrebasse gaf een solo af.
Vandaag hebben wij een solist, een nachte
gaal hooren kweelen 't is ordelijk, 't is recht
maar 't ware jammer moest de contrebassist
zijn lied of ten minsten de niet vervallen
strophen, aangeleerd voor de groote plechtig
heid van heden, niet laten hooren.
- Eenige boogtrekken maar, Mijne Heeren,
wat ernstige toonen, wat soutenus of verbin
dingen, volgens aard en beroep van contre
basse.
Het thema of de grondgedachte van mijn
lied is De muziekkunst is de grondslag, de
grondvest van Ypriana de vriendschap is het
bolwerk, de vesting van onzen kring.
Ypriana, Mijne Heeren,is een vereeniging,
een bijeenkomst van vrienden, die de muziek
kunst beoefenen of behartigen.
Welnu, wetenschap en kunst verschillen.
Indien de wetenschap geboekt staat in regels
en wetten eener leer, is de kunst vrij en los,
persoonlijk en hangt af van de geestesge-
schiktheid en het vernuftvermogen.
Leeren kost en vraagt tijd. De tijd vergeeft
nooit wat men doet zonder hem en de metho
dische volharding alleen brengt bekroning
mede.
De kunst nu is de zon die de gewassen, op
't oneindig veld van de leer gezaaid, geplant,
gesnoekt en geleid, verwarmt en tot heerlijke
en sieraad voortbrengselen doet opschieten.
Die zon is in ons of te wel zij blijft ver
doken in de wolken van een sluimerend, een
stoffelijk brein, of té wel zij schijnt in het
azuur van een wakkeren, vindingrijken geest
en doet hare loopbaan, voortgedreven of ge
stuwd door de onstoffelijke krachten der zie^
en de tochten van het hart.
Aan u, Mijne Heeren, uwen geest aan te
wakkeren, te ontwikkelen, door het lezen,
ontleden, ophelderen, begrijpen e'n vertolken
der werken van kunstenaars. Ziet met de
oogen van den geest en zoekt de gedachten en
gevoelens der meesters te verstaan, hetzij die
vinders zich uiten in woorden, klanken of
kleuren, met pen, beitel of penseel.
Aan u, Mijne Heeren, uwe ziel hoog te
houden door het louteren der moreele krach
ten en hoedanigheden, door het nastreven
van hooge doelen.
Aan u, Mijne Heeren, uw hart gevoelig te
maken, zoo gevoelig, indien het kan, als de
naald van een kompas geestdriftig en over
vloedig op hoog- en geluksdagen, week en
weenend bij ramp en rouw.
Hoe meer wij de hoedanigheden en krach
ten van geest,, ziel en hart zullen ontwikkelen,
hoe beter wij in staat zullen zijn de kunst te
beoefenen, en hoe meer waarheid, echtheid,-
gevoelen, warmte en gloed wij zullen steken
in het vertolken der meesterwerken welke wij
uitvoeren.
En wij moeten ons verheugen, Mijne Hee
ren,over de leerzucht en kunstgeest der Ypria-
nisten. Ons gebouw rijst kloek op boven zijne
stevige grondlegging. Mannen en bestuur
doen al het mogelijke om dit te versterken en
te verfraaien.
Dit ge'oou v, dit steen, is verschansd, om
ringd door het bolwerk en vesting der vriend
schap
Ypriana, Mijne Heeren, is een vrienden
kring.
Hier wordt de vriendschap geoefend en
bewerkt zooals het moet, zonder onderscheid
van personen, gedachten of staat, graad of
bekwaamheid, zonder achterdenken, noch
wantrouwen met verdraagzaamheid, toege
vendheid, waardeering. en eerbied voor mal
kaar, in een woord met eensgezindheid,
volgens de oude latijnsche spreuk Idem veile
et idem nolle, haec est vere amicitia. De ware,
oprechte vriendschap berust in hetzelfde
willen, hetzelfde nillen.
Steunend op de kunst en verzekerd door
de vriendschap, moet Ypriana het verre bren
gen. Uit ons midden moeten kunstenaars ont
staan en later moet men zeggen, zooals men
nu nog zegt van de weezenschool, die zoovele
bekwame mannen heeft voortgebracht«Geen
wonder, hij komt uit de Ypriana
Mijne Heeren,
Als blijk mijner genegénheid voor het
vriendelijk en kunstrijk tijdverdfrijf doorge
bracht in uw midden', heb ik het genoegen
aan Ypriana het afbeeldsel .van een der
grootste meesters aan te bieden.
Mijne Heeren,
aan de kunst, aan de vriendschap,
aan YPRIANA
Bij het uitspreken dezer laatste woorden,
die geestdriftig werden toegejuicht, overhan
digde de Heer Joseph Seys aan den Heer
Armand Donck een schoon ingelijst portret
van den grooten toondichter Beethoven, kun
stig geschilderd doof den Heer Ernest Seys.
De Heer Théo Tanghe, samen met Félicien
Schreel en Coffyn Emile, zong nog een gele
genheidslied De Gilde Viert van M.
Joseph Seys, dat door dezen op het klavier
begeleid wérd.
De Heer Voorzitter gaf lezing van een tele
gram der Koninklijke Hofbouwmaatschappij
die zich, in algemeene vergadering, van gan-
scher harte bij de feestvierende Ypriana aan
sloot en deelde ook mede dat hij vanwege de
Ypersche Wielrijdersclub, een prachtigen
bloemtuil ontvangen had.
De Heer Arthur Weckesser, de gemoede
lijke en goedhartige ondervoorzitter der Har
monie, de inrichter van dit heerlijk en onver
getelijk vriendenfeest, was over van vreugde
bij het zien van al die blijdschap, al dit genot
dat op ieders wezen te bespeuren was. Hij
hield eraan om, namens al de aanwezigen,
eenige woorden van verdienden dank toe te
sturen aan Mevr. Vandromme en Mevr. Ben
tin voor de zorgen die zij aan dit feestmaal
besteed hadden.
Alle Yprianisten zullen zich nog lang dit
banket herinneren waarvan de volmaakte
inrichting het Hotel Skindies tot eér strekt.
Jammer dat de tijd zoo snel vorderde en de
oogenblikken geteld waren. De muzikanten
stelden zich opnieuw in rang en, onder het
spelen van een pas redoublé vergezelden
zij het vaandel naar de woning van den Heer
Voorzitter, alwaar de klaroenen der pompiers,
die van de Harmonie onafscheidbaar zijn, den