1 Gemeenteraad van Yper Braisetten, freinen, musschekoppen, en alle andere soorten huiskolen bij L. MONKERHEY-VAN NESTE, 9, Koeimarkt, Yper. Verslag der Zitting van 21 December 1931 (Vervolg) io) Mededeelingen. 1) M. Sobty. De stad heeft een brief ont vangen der maatschappijen V. O. S. en B. V. O. S., tellende 400 leden, die in alge- meene vergadering van 6 December 11. be sloten hebben, nu dat er door de stad, daarin het voorbeeld volgende van anderesteden, een motie voor de algemeene ontwapening ge stemd werd, aan de stad te vragen een eerste daad in dien zin te stellen met het stedelijk pompierskorps te ontwapenen. Ik vind dat deze vraag zeer ontijdig is, gezien ons stede lijk brandweerkorps als een voorbeeld mag gesteld worden aan anderen en dat er nooit de minste klacht tegen werd ingebracht. Het is nu meer dan honderd jaar dat de pompiers in 't bezit zijn van een geweer voor het hun gegeven onderwijs dat op militairen voet is in gericht. In dienzelfden brief vragen voornoem de maatschappijen ook de verdwijning van het oorlogsgetuig dat volgens haar de stad ontsiert. Onze stad werd vier jaren lang be schoten en na den oorlog hebben we gevonden dat het voor de stad belangrijk ware eenige van die machines te bezitten die gediend heb ben om ze plat te schieten en om ons aan die historische feiten te herinneren. Wij hebben zelfs groote kosten gedaan om een tank, die niet al te ver van hier lag, naar Yper over te brengen. Ik geloof niet dat deze machines iemand kunnen mishagen of nadeel doen, en daarom vind ik dat er geen reden bestaat om aan die vraag voldoening te geven. M. Bonnet. lk ben het vólkernen eens met den wensch in dien brief uitgedrukt, en ik veronderstel dat de pompiers toch hun geweer nietnoodig hebben om een brand te blusschen. Voor wat de andere plechtigheden betreft, kunnen de pompiers die even goed opluiste ren met een stok of iets anders op den schou der te dragen. Het afschaffen van het geweer ware een bespaiing in het onderhoud van het mateiiaal en tevens een vredelievende daad. Ik heb reeds klachten ontvangen van sergean ten der pompiers,die beweren dat hetkuischen van hun geweer veel werk vraagt telkens zij van de schietoefeningen terugkomen. Voor wat de tanks en de kanonnen betrelt, ben ik ook van het gedacht van die heeren. Wij weten allen met welk materiaal er binst den oorlog geschoten werd, en ik meen dat het niet meer noodig is aan onze nakomelingen te toonen met welk materiaal hunne ouders doodge schoten werden. Het ware te wenschen dat ook hier, gelijk het te Zillebekeop het kasteel' van het Hooghe reeds gebeurd is, dit mate riaal binst den nacht zou verhuizen en dat die praalstukken niet langer meer de stad zouden ontsieren Daarom vraag ik dien wensch te willen stemmen. M. D'Huvettere. Het is jammer dat het St-Maartens- en het St-Niklaasfeest voorbij zijn. Misschien kunnen wij dit uilstellen tot toekomende jaar, om ter gelegenheid van die feesten.de geweren der pompiers als speelgoed aan de kinders te geven. M. Bonnet. Gij zoudtdit aan uwe kinders mogen geven maar niet aan de mijne, want men zegt dikwijls dat wie met vuur speelt zich eraan zal verbranden, en ik zou geen zulk ge- Auig in de handen mijner kinders willen geven. M. Lemahieu. Ik bsn overtuigd dat de voorstellers met goede inzichten bezield zijn voor de ontwapening der groote mogendheden orn nooit geen oorlog meer te hebben, en ook om de mogendheden te doen verzaken aan greote militaire uitgaven die voor andere weiken zouden tennuttekunnen gebracht wor den, Doch ik vraag mij af zoo het daarom wel noodig is de ontwapening der pompiers te vragen. Ik denk niet dat de heer Commandant noch zijne mannen met veroveringsplannen bezield zijn en de eene of andere naburige gemeente bij Yper willen inpalmen. Ik geloof niet dat dit zal gebeuren. Voor wat de onkos ten betreft, het zijn de pompiers zelf die hun materiaal onderhouden, de stad komt alleen tusschen in het onderhoud van het gereed schap voor het blusschen. Ik meen niet dat wij zoo ver moeten gaan met het gqweer der mannen of den sabel van den heer Comman dant af te schaffen, alhoewel ik het gevoelen deel dat men op internationaal gebied de ont wapening zooveel mogelijk moet bevorderen. Doch we mogen toch zoo ver niet gaan met te gelooven dat het pompierskorps van Yper oorlogszuchtig is. De heerschepen Delahaye vraagt het woord. M. Bonnet. Ik vraag dat de heer schepen van het woord zou afziet)gezien hij in die zaak rechtstreeks betrokken is. De welvoeg lijkheid eischt dat hij het woord aan anderen zou afstaan. M. Delahaye. In 't geheel niet, ik wensch uitdrukkelijk mijn gedacht te zeggen. M. Sobry. Indien de heer schepen nu beweert aan die bespreking te mogen deel nemen, waarom zou hem het woord niet mo gen verleend worden M. Delahaye. Ik zal kort zijn. Ik ben van oordeel dat die bespreking hier gansch nut teloos is. Het p ;mpierskorps houdt zich hoegenaamd met geen politiek bezig, alle ge dachten zijn er in vertegenwoordigd, en ik vraag dan ook dien brief niet verder te bespre ken en eenvoudig tot onze dagorde over te gaan. M. Missiaen Ik betreur oprecht dat de V. O. S. sen op die manier zoo een vei heven problema als de algemeene ontwapening be lachelijk maken, en dat ze niet gemeend heb ben hun gezond verstand en hun talent op een andere manier te moeten gebruiken om de ont wapening te bevorderen dan door het eischen dat de pompiers van Yper zouden ontwapend worden. Ik neem niet aan dat het pompiers korps moet gewapend zijn en dat de pompiers een geweer noodig hebben om denbrand dood te schieten, doch ik wil me niet zoo belachelijk aanstellen dergelijken wensch voor de alge meene ontwapening te stellen en om die reden, moest hij op de dagorde geplaatst zijn geweest, zou ik mij bij de stemming erover onthouden hebben. M. Vandamme. Ik ben t' akkoord met de andere sprekers, doch de geest van ontwape ning is hier toch wat hoog gedreven. Waar ik den heer Bonnet niet goedkeur, is wanneer hij zegt aan de pompiers een stok of iets anders te geven in plaats van een geweer. Een stok immers is ook een wapen en het is reeds erg genoeg dat sommige maatschappijen meenen haar leden met een stok of een knuppel te moeten wapenen. Indien men dus slechts een verwisseling vraagt, dan kunnen de pom piers even goed het oude behouden. Wat de ooilogsgetuigen betreft, meen ik dat zij hier zeer goed staan, zij vestigen immers de aan dacht onzer nakomelingen en der vreemde lingen op de verwoesting die de oorlog hier aanrichtte en zijn van aard om hen een gruw, een afschrik van den oorlog in te printen. Doet alles verdwijnen, en de oorlogsgeest zal weldra terugkeeren. M. Lemakieu. Dit is hier maar een een voudige mededeeling, waarover er dus niet dient gestemd te worden. 2) M. Sobry. Het Nationaal Syndicaat van ijzerwegen, Post, Telefoon en Telegraaf deelt ons de dagorde mede die het in zijne vergadering stemde als protest tegen het be sluit de reizigerstreinen Roeselaere-Yper af te schaffen, gezien deze maatregel onmogelijk kan voldoening geven en de maatschappij daardoor geen winsten zal verwezenlijken. In dit schrijven wordt ook nog gevraagd dat de stad zich bij dit protest zou aansluiten en het voorstel van afschaffing helpen bekampen. M. Lemahieu. Ik ben ook niet voor de afschaffing, daar de beste en de minst ge vaarlijke manier van reizen nog steeds met den trein is. Voor den oorlog waren er op die lijn twee of drie halten meer, maar nu zijn ze allen afgeschaft. Tusschen Yper en Zonnebe- ke is er een afstand van 9 km., daar hadden wij vroeger een tusschenhalte aan de Kruis- kalsijde, waar enkele treinen nu ook nog stil houden, en verder aan den Frezenberg, zoodat de lijn alsdan veel beter ingericht was. Ik zou willen dat de Maatschappij de treinen thans ook aan die halten zou doen stilstaan. De autobussen bieden een groot gemak aan de reizigers omdat zij dikwijls stilhouden. De statie van Moorslede Passchendaele is 20 mi nuten ver van beide dorpen afgelegen, de autobus echter rijdt tot op de plaats zelf en het is dan niet te verwonderen dat de men- schen de autobus verkiezen. Voor mij bijvoor beeld, ik zal van den Verlorenhoek naar Yper niet komen om den trein voor Zonnebeke te nemen, en ik neem dan de autobus. Ik stel dus voor aan de maatschappij van spoorwegen te vragen de halten van vóór den oorlog terug in te richten. M. Vermeulen. Ik stel voor den wensch te ondersteunen. De nationale maatschappij van belgische spoorwegen is een handels maatschappij en, zooals voor alle andere, bestaat haar kapitaal uit twee deelen, namelijk haar magazijn, t. t. z. haar lijnen, staties, werkplaatsen, enz en haar machines. Een mededinging is hier tegen hare lijnen Yper- Roeselaere ontstaan. De strijd duurt nauwe lijks twee jaar en reeds zou de Nationale Maatschappij hem opgeven en hare lijn stil leggen, hare fabriek sluiten. Dit is het feit van een weinig flinken nijveraar. Het is nu het oogenblik niet een deel van dit kapitaal te laten verloren gaan en de werkloosheid te vermeerderen, integen deel. De tijdsomstandigheden bewijzen dat de maatschappij hier het stelsel niet gebruikt dat ze zou moeten gebruiken. Overal elders werden nieuwe proeven gedaan. Ik zou voor stellen dat de stad aan de maatschappij zou vragen hier eens dergelijke proeven te doen, liever dan de lijn volledig stil te leggen. Men moet het stelsel, dat in voege is, veranderen wil men de uitbating der lijnen terug winst gevend maken. De autobus kan de diensten niet bewijzen van den trein, kan in den winter niet verwarmd worden, en is daarbij veel ge vaarlijker. Ik vraag dus dat onze streek de laatste zou zijn waar men van afschaffing zou spreken. Geruchten zijn in omloop dat ver scheidene lijnen zullen afgeschaft worden, maar het is enkel van de lijn Yper-Roeselaere dat de dagbladen spreken. Wij vragen ons af waarom het de verwoeste streek zou moeten zijn die nogmaals geslachtofferd wordt. M. Bonnet. Ik ben t'akkoord met den wensch en vraag dat wij ons erbij zouden aan- s'uiten en dat men zelfs aan den minister van verkeer zou willen vragen een afvaardiging van den gemeenteraad te ontvangen, die bij hem de zaak zou gaan verdedigen. Want het zijn niet alleen de machines en het materiaal, waarvan de heer Vermeulen gesproken heeft, die hier op het spel staan, maar er zijn ook nog levende machines die moeten verdédigd wor den, namelijk de menschen die tengevolge van dien maatregel hun bestaan zouden verliezen. Het is overbodig aan de maatschappij te vra gen die lijn te moderniseeren zooals de groote banen, zij zal het niet doen. Electriseeren, daarop moeten we nooit rekenen. Misschien zou een Diesel motor op die lijn goede dien-

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1932 | | pagina 3