kant maken, het is al verloren moeite. Weet
gij wel wat de kantwerksters winnen binst een
heelen dag Als de crisis in dat bedrijf zoo
nog eenigen tijd blijft voortduren, dan moeten
alle kantscholen verdwijnen. Te Brugge, waar
de kant nochtans vermaard is, zijn er geen
leerlingen meer in de dagscholen, 's avonds
zijn er nog die dit willen aanleeren omdat het
een kleine bijverdienste is. De meisjes over 't
algemeen, eens dat ze niet meer leerplichtig
zijn, willen nog wel naailessen volgen maar
niet de kantschool. In de vergaderirg van het
werkloozenfonds zal er door den heer Bonnet,
op aanraden van den heer Vermeulen, voorge
steld worden bij de werklooze meisjes aan te
dringen opdat zede kantschool zouden volgen.
Wij moeten ze natuurlijk vrij latente kiezen,
maar van honderd zullen ergeen drie de kant
school willen volgen. Leeren naaien, omdat
ze nu gedwongen zijn, dat zult ge misschien
bekomen, maar kant maken niet, daar dit geen
bestaan meer is. Als een goede kantwerkster
twee, drie of hoogstens vier fr. per dag kan
verdienen, dan is dit geen stiel meer.
M. Bonnet. Ik wil de gezegden van den
aehtbaren heer schepen Delahaye niet geheel
weerleggen, want er steekt zekere waarheid in.
Doch het kantwerk is een winstgeven d beroep
genoeg, maar ongelukkiglijk niet voor de
werksters. Is het onze schuld dat derde per
sonen de opslokkers zijn van de winst Wan
neer men aan de speldenwerksters zegt dat
een klein stukje kant in sommige plaatsen 5o
fr. verkocht wordt, dan zeggen zij dat het die
ven zijn die dat aan zulke prijzen verkoopen
daar dit kantje door haar op bijna geen tijd
kan gemaakt worden. Het is echter niet een
openbaar organisme dat voor dien toestand
kan verantwoordelijk gesteld worden. De kant
is winstgevend niet als stiel maar als kunst. In
de steden langs de kust, in andere landen en
vooral in Engeland wordt onze kant aanonge
looflyke prijzen verkocht. Het is daarom dat
ik er aan houd mij tegen het verdwijnen dier
school te verzetten.
M. Vermeulen. Ik vind dat de stad zou
ongelijk hebben die school af te schaffen. Het
is nu reeds 70 of 80 jaar dat zij bestaat en tot
hiertoe heeft die school altijd door dik en door
dun voortgeleefd. In de kantnijverheid is er
een crisis gekomen, de meisjes vèrkozen in de
fabrieken te gaan werken. Doch die tijd gaat
ook voorbij en misschien zullen de meisjes
later heel tevreden zijn de kant te kennen. Met
de andere heeren die daar zooeven het woord
voerden, vraag ik dat die school zou behou
den blijven. Het is een Vpersche nijverheid,
wanneer wij een woordenboek openslaan dan
zien wij, nevens den naam van Yper, onder
meer het woord kant vermeld. Het waie een
domheid daar het woord kant uit te vagen.
Laat, zooals de heet Missiaen het vraagt, de
nieuwe gemeenteraad over het lot dier schooi
beslissen.
M. Lemahieu. Ik zie meest den finan
cieelen kant in der zaak en ik kan niet aanne
men dat er voor twee of drie leerlingen zulke
groote toelagen zouden gegeven worden, dit
is gansch nutteloos. Maar gezien men nu zoo
aandringt voor het behoud dier school, wil ik
hier een transactie voorstellen. Om toelagen te
kunnen bekomen, bv. voor het geven van land-
Douwleergangen, moeten er minstens 20 leer
lingen ingeschreven zijn, doch ik zal hier zoo
veel niet vragen. Ik stel voor te wachten om
de dagkantschool te schorsen tot den 1 Juni
aanstaande, en zoo er intusschentijd bekomen
wordt dat 15leerlingen delessen ervan volgen,
dan zou ik i.og kunnen aannemen dat zij be
houden worde. Ik moet echter doen opmerken
dat, volgens het hier besproken voorstel, de
kantschool niet afgeschaft wordt en dat de
avondschool nog steeds blijft voort bestaan.
M. Vermeulen. Gij stelt dus voor de
school nog zes maanden open te laten, waar
om niet voor een jaar zooals het'gevraagd
wordt? Het is maar enkele maanden meer en
onze opvolgers kunnen dan beslissen. Zou men
ook niet kunnen aanvragen dat leerlingen van
jongere jaren die lessen zouden mogen vol
gen Want, wanneer de meisjes van veertien
jaar de school verlaten, gaan zij naar de fa
briek en kunnen zij dus naar de kantschool
niet gaan.
M. Lemahieu. Dit zal niet toegelaten
worden daar het lager onderwijs verplichtend
is tot 14 jaar. Hier is er geen spraak van de
stadstoelage maar van de noodige hulpgelden
van Staat tn provincie te kunnen bekomen.
Als wij zullen zien dat er l5 leerlingen inge
schreven zijn, dan kunnen wij met reden die
su'osidiën opnieuw aanvragen.
M. Bonnet. Ik ben bereid die proef door
den heer schepen Lemahieu voorgesteld te
ondergaan.
M. Sobry. Ik moet aan den heer Bonnet
doen opmerken dat noch ik, noch de minister,
noch de provincie tegen die school gekant zijn.
Het bewijs daarvan is dat wij die school gedu
rig geldelijk ondersteund hebben, en wij vra
gen niet beter dan die school te zien bloeien.
Wij moeten ongelukkiglijk bestatigen dat er
in die school geen leerlingen zijn. De opzien-
ster van het onderwijs is sedert lQ2g die
school van tijd tot tijd eens gaan bezoeken en
gij hebt daar straks uit haar verslag kunnen
hooren hoeveel leerlingen zij er maar telken
male aanwezig gevonden heeft. Het gemeen
tebestuur heeft uitdrukkelijk gevraagd geweest
maatregelen te nemen om die school te schor
sen. Het schepencollege heeft bij het ministe
rie aangedrongen om voorts van de Staatstoe-
lage te kunnen genieten. Ik heb hier zelfs ver
leden jaar, in mijn kabinet en in tegenwoor
digheid van den heer schepen Missiaen, een
onderhoud gehad over die kwestie met een
bestuurder van het ministerie dien wij zelfs
gedeeltelijk voor onze zaak wisten te winnen.
Wij hebben dus altijd gehoopt dat de toela
gen ons voorts zouden gegeven worden, doch
sedert ig3o is de toestand niet veranderd. Ik
heb zelf eens in die school gaan zien op een
Maandag namiddag, en ik vond er in
't geheel drie leerlingen aanwezig. Men zal
dus met mij moeten bekennen dat die leergang
een gansch onvruchtbaar werk is. Sedert ig3o
heeft de stad daarvoor reeds 75.000 fr. uitge
geven, e minister geeft geen centiem meer
indien de toestand niet verandert, en de raad
zegt nu ik wel, het is de naam van Yper en
die school moet spijts alles blijven bestaan.
Wij kunnen toch, Mijnheeren, tegen de over
macht niet opstaan. Indien de meisjes liever
op fabriek gaan, of liever 's avonds alleen het
kantwerk willen aanleeren, wat kunnen wij
daaraan véranderen Indien wij vandaag die
school niet afschaffen, dan is dit 75.000 fr.
aan de galg hangen en dat op het oogenblik
dat de stad zich in zoo een moeilijken finan
cieelen toestand bevindt. Korts geleden kre
gen wij nog bericht dat er een som van
240 000 fr. ten laste der stad ingeschreven
staat voor achterstallige ouderdomspen
sioenen die door de stad nog te betalen zijn.
Die groote som zal door het Gemeentekrediet
op onze rekening afgehouden worden. Indien
de raad alzoo wil te werk gaan in die omstan
digheden, dan is dit niet zorgen voor de be
langen der stad. Men moet Ook niet zeggen
dat er niets gedaan werd om die school meer
te bevolken, ik heb bij elke gelegenheid aan
gedrongen bij het onderwijzend personeel en
bij de leerlingen zelf opdat deze laatste de
lessen regelmatig zouden volgen. Wij hebben
echter niets bekomen en daar is niets aan te
doen. Daar zooèven werd gesproken van de
werklooze meisjes, maar gij kunt ze niet ver
plichten kant te leeren maken or.der bedreiging
haar werkloozensteun af te trekken, gij moogt
dit niet doen en dit ware strafbaar volgens de
wet.
M. Missiaen. Dit zal niet gedaan worden
ootc, wij zullen ze gelijk welke lessen laten
volgen opdat ze toch op straat niet meer
zouden moeten loopen.
M. Sobry. Daarbij wij vragen thans de
afschaffing niet der school, doch alleen maar
de schorsing totdat er leerlingen genoeg zijn
die de lessen willen volgen. Ik vraag dus dat
de schorsing zou gestemd worden.
M. Bonnet. Ik wil nog zeggen dat de heer
burgemeester een even slechte vlaming is als
ik. Ik heb hier immers niet gezegd dat de
minister het noodige niet gedaan heeft, ik heb
er enkel maar op gewezen dat de beheerraad
aan zijn plicht is te koit gekomen en daarop
werd er niet geantwoord. Ik twijfel er niet aan
dat opziener en toezichter menschen zijn die
zeer bevoegd zijn, maar er bestaan verschil-
lige manieren van toezien. De achterstallige
schulden wegens pensioenen, waarover de
heer burgemeester gesproken heeft, werden
niet veroorzaakt door het niet bijwonen der
kantschool en komen hier dus niet te pas. Ik
besluit dat men mij nog steeds een antwoord
verschuldigd blijft op mijne vraag wat de
beheerraad gedaan heeft om de school te
bevolken. De heer Voorzitter gebruikt nooit
het woord beheerraad, hij spreekt altijd in
zijn eigen naam en dat bewijst de gezegden
van den heer Missiaen volgens dewelke de
beheerraad, die uit vijf of zes personen
bestaat, nooit bijeengeroepen werd. Die be
heerraad is, evenals deze van de Middelbare
School, een doodgeboren kind- Hoe kunnen
die scholen dan bloeien, wanneer de beheer
raad de belangen ervan niet oppast. Ik zou
vragen het voorstel van den heer schepen
Lemahieu aan te nemen en intusschentijd aan.
den beheerraad den plicht opleggen het noo
dige te doen om de school te bevolken. De
heeren Delahaye en Vermeulen hebben reeds
proeven gedaan om de werklooze meisjes aan
te wakkeren nu de gelegenheid waar te nemen
om kant te leeren maken, en het ware spijtig
moest dit niet lukken Maar ik hoop dat, met
de medewerking van den beheerraad, men ér
wel zal toe geraken de kantschool op voldoen
de wijze te bevolken. Daarom vraag ik aan
den heer Voorzitter dat hij op zijn besluit
van schorsing zou terugkeeren.
M. Vandamme. Htt is nu sedert drie
jaar dat men het getal leerlingen dier school
beknibbelt, en tijdens ons bezoek aan de
jaarlijksche handelsfoor hebben wij er telkens
een schoone groep kantwerksters mogen aan
schouwen. Dit bewijst dat de bestuurster al
hare krachten inspant om voor die gelegen
heid veel leerlingen te hebben, en we mogen
ons nu wel de vraag stellen of ze dezelfde
krachtinspanningen heeft ingesteld om in den
loop van het jaar ook zooveel leerlingen te
heboen.
M. Sobry. Ik heb telkenmale kunnen
bestatigen dat de bestuurster niet beter vroeg
dan dat de leerlingen regelmatig naar school
zouden komen, maar alle aanwakkeringen
waren nutteloos. Men moet dus niemand den
bal werpen, als de kinders geen kant willen
aanleeren binst den dag. Die toestand is nu
eenmaal zoo, doch ik zeg niet dat hij niet zal
verbeteren.
M. Vermeulen. Ik voeg mij bij den heer
Bonnet en bij de anderen om te herhalen dat
de tegenwoordige ciisis en werkloosheid een
reden zijn om het te beproeven een voldoende
getal leerlingen in onze kantschool te hebben.
De meisjes hebben alle belang het kantwerk
aan te leeren. Het kan ze later in haar huis
houden als bijgevoegde winning dienen. Daar
bij indien men een stiel leert wanneer hij
slecht gaat, dan kan men hem goed wanneer
de betere tijden komen. Doch wij mogen niet
vergeten dat er geen schoolplicht bestaat voor
het aanleeren van kantwerk en dat nit van
hoogeihand dient in acht genomen te worden.
M. Sobry. Het is juist daarom dat men
niemand den steen mag werpen, te meer dat
wij niet ophouden de kinderen aan te
wakkeren.
M. Missiaen. Het is niet aan de aanwezi
gen dat men moet vragen de school te volgen,
maar aan de afwezigen. Men moet die school
bekend maken door ervoor reclame te maken,
affichen uit te geven, enz.
M. Sobry. Dit ware al nutteloos. De heer
Vandamme heeft het u daar gezegd dat de
pogingen om de nieuwe dagschool te bevolken