PAULA. I
2-12-1933 Met Ypexeehc? - 2e Bijvoegsel - Me. J-teffiun d Tpree N° 35
Een Oude Kennis.
Jonge Vriendschap
Leest en verspreidt Het Ypersche
Mengelwerk van Het Ypersche Nr i
Roman door A. BRULEZ
I.
Het seizoenwerk bij het gunstweder van dit
jaar ig33 was zoo diuk geweest, dat ik er dien
Zondag voormiddag nog had moeten aan toe
leggen, om streek te geraken met mijn taak.
Ik voelde dan ook in 't geheel geen lust om,
met vrouw en kinderen, het voor den namid
dag geschikte uitstapje te doen naar Westeude.
Het weder was nochtans zoo aanlokkelijk
mooi, dat ik niet wilde dat zij het om mij zou
den uitstellen. Ik zou intusschen een gemak-
kelijken vouwzetel gaan openplooien op het,
in de zon bakerende, goudgele strand van
Middelkerke, om er ongestoord, naar lichaam
en geest, uit te rusten.
Ik moest echter het Tennisplein dat vóór
den Kursaal, netjes, met een steenen omhei
ning afgezet, in één diepte ligt, voorbij. Er lag
zooveel volk toe te kijken over de borstweer,
dat het geen twijfel leed oi er moest goed spel
geleverd worden. Ik wilde er ook nog wel een
kwartiertje van afdoen, om eene interessante
partij te volgen.
De spelers waren inderdaad goed en van
tijd tot tijd wierden ze gelukgewenscht, bij
prachtige zetten, door een algemeen hand
geklap der toeschouwers.
Al met eens echter werd mijne aandacht
van het spel afgetrokken door een perelenden,
blijden lach, die vol levenslust zijn echo naar
de vier zijden van het plein stuurde. Toen ik
toekeek, draaide het jonge meisje, dat zoo
onbekommerd-hartelijk lachen kon, met een
zwierigen zwaai op de hielen, en zachter
voortlachend, gaf het, vol levenslust, een
klinkenden zoen op de wang van een meer
bejaard man, naast haar greep de hand van
een jongeren man, die tevreden meêlachte,
zwierde hare raket tot een afscheidsgroet en
liep met den jongeling heen, om een spel op
te zetten.
Onmiddellijk hadden twee figuren uit dit
groepje mij, de oogen, verrast, wijder doen
opentrekken. Het meisje had me eerst getrof
fen, en bracht me onwillekeurig het beeld voor
den geest van een mooi kind, dat ik, in mijne
studentenjaren, te Leuven, had gekend. Maar
de verbazing steeg nog, toen ik meende in den
oudsten der twee heeren een studiemakker
der Hoogeschool te heikeniien, die aldaar
mijn beste vriend was, en dol verliefd op het
meisje waaraan ik dacht.
Hoe kon dat samentreffen
De mooie freule, in smetteloos wit kleed
en roos pull over, kortgeknipte donkere, bijna
zwarte krulharen, zoo frisch, zoo blozend,
zoo bevallig en innemend, kon niet meer dan
negentien tot twintig jaren tellen. Bijgevolge
kon ik haar in 1914 niet als volwassen dochter
gekend hebben En toch....
De heer echter kon mijn oude vriend zijn.
Hij scheen rond de veertig, was nochtans
goed bewaard en zonder kaalheid, enkel aan
de slapen krinkelden eenige zilveren draadjes
over het git zwarte haar heen. De kortge-
wiekte snor, de witte broek en blauwe jas
verjongden hem misschien wtl iets, maar
over 't algemeen begon ik overtuigd te zijn
dat het mijn vriend wel werkelijk was. Toen
ik hem de trappen zag opgaan, om het plein
te verlaten, rees de twijfel weer op. Hij trok
het linkerbeen wat stijver naast het andere
en zulk gebrek wist ik hem niet toe te wijzen.
Nochtans dreef de nieuwsgierigheid mij tot
aan den uitgang, om hem op te wachten en
nader toe te kijken.
Hij kwam juist boven, toen ik vóór hem
stond en twee uitroepingen ontsnapten ter-
zelfdertijd verblijd onze lippen
Raph
Gust
Sedert onze kennismaking gebruikten wij
beiden onzen tweeden naam, omdat wij anders
denzelfden doopnaam droegen.
Hoe zijt gij hier
En gij
Ik woon hier, zei ik, ik heb hier mijne
bediening in de Bank.
Hoe zoo uwe studiën niet voortgezet
Neen.... met dien oorlog mijne ouders
verloren.... alleen staan.... getrouwd....
Zoo, zoo Getrouwd familie
Ja, drie twee jongens en een meisje 1
Een Koningswensch
En gij
Ik heb voortga studeerd, 11a den oorlog,
ben thans gemesheer te Antwerpen, heb een
kliniek, gt trouwd geweestacht jaar, dan
m'n vrouw verloren zonder kinderen 1
Zijn aangezicht, dat eerst zeer blijmoedig
was, had bij 't zeggen een ernstigen plooi
gekregen, bleef een oogenblik zoo, en helderde
dan weer stilaan op.
Waar is de tijd wierp ik tusschenin.
Ja, waar is de zalige tijd zuchtte hij
weer.
We hebben zooveel te vertellen, zei ik
dan, dat ik u liefst mede naar mijn huis zou
vrager, maar er is niemand thuis vrouw en
kinderen zijn tot aan Westende gaan wande
len en ik ging juist wat op het strand luieren.
Ik dacht er ook heen te gaan. Willen we?
Ja. Genoeglijk in een zetel uitgestrekt
kunnen we dan eens op 't gemak praten.
Wrldra hidden we beiden een lekker
plaatsje, in de zon, eenigszins verwijderd
van de talrijke badgasten en de wemelende
kindermenigte, die zich aan de kabienen
hield, en even ver van de andere bezoekers,
die zich in 't water gingen verlustigen.
Rookt ge vroeg hij dan terwijl hij een
cigaar aanbood en er zelf een opstak.
Jawel, doch enkel cigaretten.... sedert
ik bij 't leger was.
Zoo ook den oorlog mè gemaakt
Ja, en er goed uitgekomen ook. En Gij
Dadelijk moeten optrekken zeker
Inderdaad, 'k ben dadelijk moeten op
gaan. Maar tengevolge mijne medicale stu
diën, kon ik bij de medici blijven.
Mooi 1 en er ook heelhuids aan ontsnapt.
Toen ge de tennistrap opgingt, meende ik
nochtans te bemeiken dat een been wat
stijver ging
Alleen bij het beklimmen der trappen
Te Luik kreeg ik een granaatscherf op mijn
voet, die mij de groote tee afkapte, dat is niet
erg, maar 'k zat daardoor vier jaar krijgs
gevangen
Dat was erger. Maar ge behieldt aldus
toch h .1 leven 1 Zijt ge hier al lang en voor
hoeveel tijd
Gisteren aangekomen, blijf nog een paar
dagen en trek dan weer naar mijn bedrijf
ik kan niet lang met verlof gaan.
In gezelschap
Ik ben komen huren voor een jong ge
trouwd paar, dat van huwelijksreis terug komt
en hier nog veertien dagen zal blijven, dan
wordt de biuidegom mijn assistent om mij
wat meer vrijheid te geven,
Was dat het jonge paar, dat bij u stond
op het Tennis court
Ja, hebt ge ons daar gezien
Juist, en weet ge wat mijne aandacht op
u trok
Neen.
Een welgekende lach en na dien lach
bleef ik verrast staren naar het meisje... of de
jonge dame liever... die hem de lucht inzond.
Waarom? vroeg hij glimlachend nieuws
gierig.
Wel, ik dacht, dat ik.
Welnu, zeg maar
Dat ik Paula zag 1
Gij ziit scherpzinnig, monkelde hij,...
't was Paula 1
Spot niet, Paula Bladel meen ik... uit
Leuven 1 Die kunt gij niet vergeten hebben
Weineen, 't was Paula Bladel... uit
Leuven 1
Gij blijft spotten Zij was toen negentien
jaar, dtze is er nu pas zooveel.
En toch is het zoo bleef hij lachen.
Kom, Raph, houd op. Maar daarvan ge
sproken, wat is er van Paula geworden, is dat
niet doorgegaan tusschen u beiden
Zijn aangezicht werd weer droevig ernstig,
hij sloot even de oogen, terwijl ik hem ver
baasd aankeek Toen hij ze weer opende
blonk er een traan in ieder hoekje en met een
rasse handbeweging over het voorhoofd knipte
hij ze weg, bezag me dan even, en sprak.
Als ge tijd hebt om de heele en wonder
bare geschiedenis te hooren, dan kan ik u, die
toen mijn vertrouweling waart, voor mijne
jonge, onbezonnen liefde, nu ook op de hoogte
stellen van het heele vervolg der studenten
historie.
Tijd heb ik genoeg en nieuwsgierigheid
nog meer, al zegt men dat dit eene vrouwen
ziekte is
Luister dan
En R»ph lertelde Maar om het heele
verhaal klaar te maken, moet ik van meet af
beginnen, en zeggen wat ik zelf had meêge-
leefd in onzen studententijd.
II
In October 1911 trok ik naar Leuven, om
er mijne studiën aan de Alma Mater te
beginnen. Te Brussel had ik drie kwart uurs
te wachten, ik baande, met mijn reiszak in de
hand, een weg door het buitengewoon gewe
mel en trok den Automatiek binnen,
'k Vond het er vol met jongelingen, die,
zooals ik, naar ik hoorde en zag, ook naar
Leuven trokken. Ik bemachtigde nog een
plaatsje aan een tafel, waar reeds drie andere
stoelen bezet waren, tapte zelf mijn glas bier
aan het zelfwerkend toestel en nam plaats bij
de drie jonge heeren.
Er heerschte een oogenblik stilte, daar het
gezelschap door mijne aankomst gestoord
werd maar dit duurde niet lang. Een der
aanzittenden bekeek me eens goed, dronk een
slokje aan zijn glas, en vroeg toen
Ook naar Leuven
Jawel.
Ook schacht, zeker
Ja, zooals gij denk ik zei ik lachend
en ze knikten alle diie lachend mêe.
Voor advokaat vroeg dan verder één
van hen, die zeker van zin was die studiën
aan te vatten.
Neen, philologie.
Geneesheer apotheker zeiden de twee
anderen samen.
Mijn buurman, een mooie kop, fijne regel
matige wezenstrekken, zwart-golvenden haar
bos, donkerbruine lachende oogen, had het
voor de geneeskunde.
Toen wij in den trein stapten, kwam hij
weer naast me zitten.
Van welke provincie vroeg hij
West Vlaming 1 En Gij
Brabander. Uw voornaam
Arthur.
Arthur de mijne ook Raph pour les
dames voegde hij er lachend bij, noem mij
Raph. Hoe is uw tweede
Gustave
Goed ik noem u Gust
De twee anderen vonden er hun schik in,
het ijs was gebroken en de algemeene praat
jes gingen hun gang, tot wij een half uurtje
later te Leuven aanlandden.
Daar gaf ik Raph de hand met een welge
meend Tot ziens en buiten de Spoorhalle
stond het vol ouderen om de schachten
op te wachten en ze bereidwillig te leiden
naar hun Kot zooals ze hunne kamer
noemden. Daarna werd er uitgezien naar het
Hotel en afspraak genomen, na het avond
maal, in den Bel Dit was de benaming
gegeven, ©nder de West Vlaamsche Studen
ten, aan hun lokaal Belle Vue op de
Thiensche Straat.
Na het souper ging ik de Thiensche straat
af. op zoek naar den «Bel», 't Was niet noodig
veel te zoeken, want voor al de vensters der
studentenlokalen zag men hier de groene pet
ten der Oostvlamingen, de licht roode der
Antweipenaren, de donker groene der Bra
banders, de blauwe der Limburgers en de
hoog roode der Westvlamingen.
Ik trok den Bel binnen.
Telkenmale er schachten binnen kwamen
werden ze luidruchtig verwelkomd, aan baas
of bazin voorgesteld, begiftigd met een lange,
steenen piip en vriendelijk of zonder fatsoen
uitgenoodigd om te trakteeren
Toen die plichtplegingen volbracht waren
en de pijpen uitgerookt, werden de schachten
verzocht meê te gaan daar den Gulden
Beker om, na 't Meulebeeksch, in 't lokaal
der Oostvlamingen een goeden Peterman
te drinken ter verbroedering. Daar dit bier
echter dik en troebel is, viel het niet in den
smaak van iedereen, daarom moest er in
De Warande een bruine opgezet wor
den, waarbij het liedjen aangeheven werd
Het zwart-bruine bier dat drink ik z#o geerne
En zwart-bruine meisjes die kus ik zoo geerne
Ei - gij - Ei - gij
Vervolg te naaste week).