IUFUNKIN PAULAI RABïö! E. Christiaen, 51, Rijsselstraat, YPER - Tel, 381. Reklame Almanakken Ten bureele dezer kan men de voor gaande nummers met het mengelwerk bekomen. Agentschap voor Yper en omliggende wiiiiiiiiii in ii wra—■nmiT Mengelwerk van Het Vo«r«che Nr 3 Roman door A. BRULEZ (Vervolg) Toen hij alleen was begon hij er nochtans dieper over na te denken, 't Gene hem eerst een mooie grap toescheen, zonder meer, begon schaduwzijden te vertoonen, bij overweging. Hij had het meisje nauwelijks leeren kennen. Schoon, vriendelijk, innemend, lieftallig, al deze hoedanigheids woorden mocht hij haar ^zonder de minste beperking toezwaaien. Maar, vroeg hij zich dan af, indien ik mij eens ver giste en zij maar een huichelaarster of licht kooi ware, als zoovele andere, die zoeken demand in hare netten te vangen Maar hij waste zeer onder den betooverenden indruk om daarbij stil te blijven, 't Duurde niet lang of hij zag met klimmend verlangen uit naar *t oogenblik dat hij haar zou terugzien, met haar praten, haar beter leeren kennen en trachten hare genegenheid te winnen. Alhoewel hij daarbij oprecht was tegenover zich zeiven en vast b sloten de zaak niet te ver te drij ven, noch om zich zelf te laten vangen, noch om 't meisje in den waan te brengen van -iets ernstigs, had hij vermede 1 mij daar dade lijk over te spreken. Bij zijn tweede bezoek zat er Louis weer, met eèn anderen vriend, maar Raph gunde hem ternauwernood een blik, want dadelijk werd hij geboeid door een paar gelukkig lachende oogen, van het meisje dat aan 't tap pen was. Niet zoodra had zij de twee glazen besteld of zij kwam guitig, opgewekt met uitgestoken hand naar he n toe Dag, Raphke 1 Hij keek haar zoo verbaas 1 aan, bij 't hoo ren van zijn naam en dan nog met het ver kleinwoord, dat zij niet kon nalaten in een gelukkigen lach te schieten. Hoe weet gij mijn naam vroeg hij dan zelf lachend. Door tooverkunst lachte ze weer, de hand op de leuning van zijn stoel leggend, en hem trio-ufantelijk aankijkend, Maar hoe Door wien vroeg hij nog geprikkeld. Ik ben pas te Leuven en nog maar éénmaal hier geweest Dat doet niets ter zaak, ge hoort het wel 1 Wat mag ik u schenken Een Gersten. Bij 't tappen vermeed ze naar Louis op te ;rzien en hield de oogen stil lachend op haar volloopend glas gevestigd. Zij bracht het bier, schoof een stoel nader en kwam bij hem zitten, de twee anderen alleen latend. Dit viel Raph dadelijk op en hij voelde er zich aangenaam door gestreeld. Een oogenblik bleven ze sprakeloos, niet wetende hoe begii.nen. Dan vroeg hij, bemer kende dat zij niets meer om den hals droeg Zijt ge genezen Ja, *t was niet erg, shchts wat keelpijn Toen het gesprek zoo stilaan aan den gang kwam, begon zijn hert echter zeer onstuimig te kloppen. Was het niet de eerste maal dat hij zoo vrij en alleen met een jong meisje betrekkingen zou aanknoopen om hare gunst te winnen Daarbij schoot hem eensklaps te binnen dat de schachten op te letten had den, meer dan de ouderen, om niet te ver schijnen in Die Excellente Cronycke de spotrubriek van 'tStudentenhlad«Ons Leven», met't een of 'tander grappig of dom voor val. Hij had reeds bemerkt dat de ©ogen van Louis af en toe verbitterd naar hem ge wend werden en dat hij 't meisje met smarte lijke teleurstelling tegenlachte, als hij haar .blik ontmoette. Niettegenstaande zijne vrees -woelde hij zich gelukkig. Intusschen trad er uit de keuken een ander meisje de gelagkamer binnen. Deze was blond, iets zwaarder dan hare gezellin, niet onaardig, doch lang niet zoo mooi. Zij gaf Louis en zijn makker de hand en bleef bij hen zitten Is dat uw zuster vroeg Raph. Neen, Riphke, dat is mijn nicht, Blanche, zij is twee jaar ouder dan ik en woont bij ons. Blanche, zoo en uw naam dan Weet ge dien nog niet Neen, hoe zou ik Wel door me te hooren noemen van anderen, er komen hier zooveel stu lenten. Ik ben slechts een paar maal h<er ge weest en nooit op de uren dat de studenten meest komen. Daarbij 't is me veel aange narner hem uit uw lief mondje te hooren Spotter zei ze, hare hand lichtjes tegen zijn mond duwend. Zeg dan Paula. n' Lieve naam, net als h-t meisje Wilt ge zwiigen ik geloof dat ik met u niet over de baan zal kunnen. Gij zijt niet ern stig. Eerlijk ik meen het oprecht I Kom. Z g me eens, hoe vindt ge 't stu dentenleven Eraan gewoon jawel dat gaat. Maar 't doet toch vreemd in den beginne, als men dat nauw college zoo pas verlaten heeft. Wat vei kiest ge Kunt ge zulks vragen idier zijn en... bij u dan nog Maar zwiig toch, vleier, ge zult me nog doen blozen. Moesten de anderen dat hoorenl Ja, 'k geloof ook, dat ik hier niet te lang moet rdijven zitten, 't begiut me erg bang te worden. Waarom 'k Zou algauw kunnen in de Cronycke staan. Zij lachte hartelijk. Och, kom Jaan f Dat doen de Drie Tamboers maar als ge een domme streek uithaalt. Daar is met een knappe student als gij niet voor te vreezen Deugnietje, nu moet ik u den mond stop pen Dchte hu gevleid Ten andere, ging ze verder, daar sterft men niet van. Ik heb er reeds meer dan eens in gestaan met studentengrappen. Zoo Wel 't kan me ook weinig maken ofikerin kom. Maar nu moet ik gaan. Terwijl bij zijn glas ledigde had zij echter, ongemeikt, met een wip het zijden zakdoekje uit zijn jas gekaapt en in haar mouw doen verdwijnen. Vriendelijker lacher-id dan ooit reikte zij hem de hand en de zijne bekijkend riep zij uit Wat mooie ring hebt ge daar aan Vindt ge J immer dat ik er gten twee heb, dan was er een voor u. Oh, hoe lief Hoor eens, Blanche 1 zei ze tot hare nicht die juist bij kwam. Wat is er Als Raphke zoo twee ringen had, was er een voor mij. Och, wat lieve jongen I lachte Blanche terwijl zij de bovenste tanden over de onder ste lip bracht en hem schalks aankeek. Daarop reikte hij nog eens beide meisjes de hand en ging lachend heen. Toen hij de deur bijna tegen had, hoorde hij r.ogeen verbitterden uitroep van Louis 't Was bijna tijd, Paula Glimlachend, voldaan ging hij heen. Toen hij al een heel eind de straat opgegaan was, —i 3 had hij nog altijd dien gelukkigen lach op de lippenen wreef kinderlijk de han ien tegen el kaar. Hij herdacht al de woorden, die hij met haar gewisseld had, zag weer voor zijn geest dien verrukkelijk innemenden lach, het lief aangezichtje, de blinkende tandjes, de dim- peltjes in haar wangen.... en de smachtende of verbitterde blikken van Louis. Hij had er buitengewoon veel pleizier aan en 't spel be gon nog maar 1 Eensklaps bemerkte hij dat zijn zijden taschdoekje verdwenen was Ah 1 dat snaakje dacht hij onmiddel- liik. Dat heeft Paula genomen. Waarschijn lijk om me nog eens te doen terugkomen. Dat zou ik anders toch wel gedaan henben. Toch zijn die herbergprinsesjes geslapen Nochtans was hij er niet kwaad om. 't Meisje lachte gaarne, 't was gewoon om te gaan met studenten en dan leert men on willekeurig poetsen bakken. Hij vond het een zoo gezellig, springlevend, bt kooi lijk kind, dat hij er reeds smaak in vond, om haa.' alléén, bijna vergetend dat hij slechts het zaakje aan gepakt had, om dien Louis te doen opgaan. Toch zou hij moeten 't verder verloop af wachten. Wie weet bleef het duren en zou Louis den volgenden keer weer niet zegevie ren. Het spel begon hem te pnkk len. Was het dan te verwonderen, dat hij dien avondj toen hij zich ter ruste legde, nog lang slape loos lag te droomen over die onverwachte wending, die zich in zijn studentenleven kwam voor te doen Zooals meest alle jongelingen op zijn ouder dom, had hij wel eens met voo keur aan een of ander meisje gedacht. Maar de eene had hij, bij nadere kennismaking, liefst ter zijde gelaten andere had hij misschien wel ge- wenscht beter te leeren kennen, doch ze waren te spoedig verdwenen. Ten slotte waren er nog die buiten zijn bereik stonden,., hij mocht er slechts naar opzien als het vosje naar de druiven, en zich troosten met de ken spreuk te groen 1 Zoo had hij me verteld van een meisje dat hij op een familiefeest ontmoet had nog al mooi, goede opleiding en geleerdheid, doch bij nader toezicht een kwade tong en geld- verkwistster. Uitgemaakt Bij de huldefeesten van Hugo Verriest te Ingovghem, waar hij heengegaan was, hadden zijn oogen vol bewondering gedronken aan het verlokkelijk meisjesbeeld van een frisch Hollandsch Kaatje dat aan den stoet deel nam Hij kon ze gedurende de feestelijkheden volgen.... van verre, haar benaderen kon hij niet. Hij zag ze met weemoed vertrekken naar de Nederlansche grens, en daarbij bleef het. Verdwenen De dochter van een brouwer had in zijn kinderspelen gedeeli, was opgegroeid tot een aantrekkelijke jonge dochter, die hij niet zonder groote welwillendheid zou bejegend hebben, maar die menschen waren millionnair, en keken veel hooger voor hun kind Te groen I Dat alles was voorbij Nu was hij hoog student, vrijer, in een ruimer wereld met meer gelegenheid. Hij voelde zich, als meestal de ze vrijgelaten jonge heeren, meer man en dacht genoeg verstand te bezitten om vrij, onbevooroordeeld zijn keus te kunnen doen f Vervolg te naaste week). ten bureele van dit blad 34, Boterstraat, 34, Yper.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1933 | | pagina 11