KOFFIES en CHICOREI met PREMEN Christiaens Devolder KortrijK Te koop in allo goede winkels. - PremiedepotG. Laroye, 20, Boomgaaristraok Yper. EISGHT ALTIJD EN OVERAL DE 3 gemeenebest gediend hebben van Yper, van die stad die U zoo dierbaar geworden was. De woorden hoeven- ook hier niet te dienen om de gedachten te bewimpelen, maar vrank en los, met open kaart willen wij U hier zeg gen hoe wij dien huldeblijk opvatten. Gij, Mijnheer de oud burgemeester, die zoo sterk zijt in de klassitke letteren, weet nog hoe de oude fabeldichter Esopus, toen hij nóg slaaf was, eens van zijn meester op dracht kreeg dé fijnste spijzen met al de ban digheid van een bedreven kek, als hij was, voor een kostelijk festijn gereed te maken. De legende verhaalt dat Esopus, tot verbazing der uirgenoodigden van zijn meester, enkel en alleen een reeks gerechten van op verschillige wijzen voorbereide tongen opdiende als het beste dat kon opgedischt worden. Het waren al tongen van het begin tot het einde van het feestmaal. Als de meester, die ook een wijs geer was, zijn slaaf daarover ondervroeg, antwoordde Esopus hem Is de tong niet het beste, het kostbaarste wat ter wereld bestaat Met haar worden immers de bescha ving, de grootheid, ds welvaart, de een dracht en de vrede gediend en bevorderd De meester moest het gegronde van dien uitleg aanvaarden, doch beval een tweede maal aan Esopus nu een feestdisch te berei den met al 't slechtste dat te vinden was; En andermaal zagen de dischgenooten, wier ver bazing ten toppunt was gestegen, dat al de schotels nogmaals uitsluitend en alleen tongen waren. Ditmaal zegde Esopus Is de tong niet het slechtste Zij is het orgaan van eer roof en laster, met haar worden anheil, twist, ondergang en oorlog gesticht En weerom had Esopus, de wijsgeer, gelijk. Wij willen ons hier beperken tot de eerste vinding van Esopus, te weten dat de tong het beste is, alhoewel de tong, ongelukkiglijk, dikwijls misbruikt wordt. Wij, hier, houden het alleen met de optimistische versie van dit oud verhaal en wenden onze tong, ons woord aan em U in onbewimpelde uitdrukkin gen te loven voor de onbaatzuchtigheid waar mede gij het gemeenebest gediend hebt. Het mag hier dan ook zonder schroom gezegd worden dat gij, Miinheer de oud-burgemees ter, uwe opvattingen, hoe persoonlijk, hoe origineel ze waren en hoe vinnig ze soms ook van onzen kant bestreden werden, steeds met wijdingsvolle overtuiging, en ook wel eens met lastige onhandelbaarheid, gediend en verdedigd hebt. De strengste eerlijkheid en de smettelooze onbaatzuchtigheid, dat zijn de hoofdfactoren uwer onbetwiste verdiensten. Wanneer wij nu retrospectief het gebeuren in deze zes laatste jaren overschouwen, hoe meer helder, hoe juister in zijn menschelijke verhoudingen komt ons uwe afgelegde taak voor, en hoe rechtvaardiger en kalmer kun nen wij nu ook de getuigenis afleggen van de schoonheid uwer gaven. Uwe verdiensten van politieken aard, heer oud-burgemeester, kennen wij. In lang ver vlogen, vooroorlogsche tijden, toen in dit ste dehuis een vreemde taal ten onrechte nog het eerste rangsrecht bezat, dan zijt gij zoo heb ik het toch met een blijde bewondering voor U vernomen voor onze moedertaal in 't strijdperk getreden, en hebt gij hier, een voudig, uit vlaamschen aard, de oude vlaam sche inborst gepredikt niet zoozeer door de welsprekendheid uwer woorden als door de schoonheid van uw voorbeeld. Na het beengaan van uw voorzaat, een groot en begaafd man, die echter tot een ander geslacht behoorde en wiens levens avond, in de branding van den vlaamsch-na tionalen strijd, somber en critisch moest eindigen, zijt gij aangekomen tot de hoogste trede van de stedelijke magistratuur, op een oogenblik dat het lastig, vervelend en zelfs ondenkbaar was de verantwoordelijkheid van het besturen der stad op te nemen, op een be roerd oogenblik, na 't einde van een droevig kapittel uit Yper's gemeentelijke geschiedenis dat de vlaamsche mond de Ypersche furie geheeten heeft. Dan hebt gij, in deze beroe ring, in dit spannend dramatisch moment, den last gedregen. Gij hebt, Mijnheer Sobry, met eere uwe karwei geëindigd. Al de eer in dit vole ndigen was, na de zes jaar, langs uwe zijde. Het weze mij toegelaten hier te dezer ge legenheid ook een eeregroet te brengen aan onzen gewezen callega, den achtingswaardigen ouderling heer Henri Vanderghote, die vóór den oorlog met u hier in den gemeenteraad ook kranig zijn steke heeft gestaan. Het lot heeft niet gewild dat hij hier samen met U de hem verschuldigde hulde in ontvangst mag nemen, dcch wij bieden hier eveneens onzen besten dank aan den ouden en getrouwen Henri Vanderghote, die, op dit zelfde spannend oogenblik waarvan ik straks sprak, voor zijn volk en het gekrenkte recht nog in de bres sprong. Gij hebt steeds, heer oud-burgemeester, persoonlijk, zonder kleinmoedigheid, den last gedregen die op de overheidspersonen drukt. Gij kendet geen benauwdheid als 't stormde. In olympische rust htbt gij de orkanen door gestaan, en zulks metee? onberoerbare kalmte die bijwijlen op onze zenuwen werkte Gij zoudt niet gezocht hebben om de vlage te ontvlieden en niet zooals Alcibiades een kleinmoedig afwenden zoeken van den scherpen angel der bedilzucht Gij weet hoe het ging, doch laat mij nochtans toe hier die kleine geschiedenis aan te halen. Ik ben misschien wel een weinig langdradi- ger dan mijne achtbare collega's, doch als jongste lid, ten minste in jaren, b«n ik over tuigd dat gij mij daarover op voorhand zult willen verontschuldigen. In de grijze, Helleensche oudheid, ginder, te Athene waren, te dien tijde, de babbel partijen schier eindeloos op de kap van Alci biades, een groot Atheensch burger en politiek voorman Deze, om de klappeien van Athene van onderwerp te doen veranderen, gebruikte dan een zonderling en oorspronkelijk hulp middel hij verfde zijn hond in alle kleuren en beroofde het arm dier van zijn staart Wanneer hij nu alzoo met zijn hond door de straten van Athene wandelde, had het dier veel bekijks, en op de vragen, die men hem stelde om de reden daarvan te kennen, gaf Alcibiades ten antwoord Als ze bezig zijn met over mijn hond te klappen, dan zwijgen zij over mij Gij echter, Waarde Heer Sobry, hebt nooit zulk middel gebruikt, gij hebt nooit de behoef te gevoeld een afleiding voor de gispende kritiek te zoeken, en nooit het verlangen gehad U met uitgelezen kunstgrepen of listigheden een vooze populariteit te verzorgen. Openhertig, rechtzinnig, zonder omwegen hebt gij steeds uwe gedachten verdedigd, zoodat uwe tegenstrevers eer ontwapenden wrevel dan scherpen wrok tegen uwe stugheid gevoelden. Heden avond herdenken wij dit alles. Wij wenschen U den langen, rustiger» levensherfst, een rustig beleven van uw schoon leven dat voorbij is, het otium cum dignitate dat gij zoo ruimschoots, in een leven van toewijding aan uwe medemenschen «n van hard labeur, ver diend hebt. Wij wenschen U van harte dat God U nog lange jaren te midden uwer geachte familie zou gunnen Na ieder dezer verschillige redevoeringen, die allen luidruchtig werden toegejuicht, ging de heer Sobry telkens den spreker de hand drukken om hem voor zijne lofwoorden te be danken, en het was, eenigszins bewogen door die eensgezinde lofbetuigingen en hulde, dat de gevierde eindelijk ook het woord nam. Hier laten wij deze rede van den heer Sobry vol gen Mijnheer de Burgemeester Heer en Schepenen Jufvrouw tn Heeren van den Gemeenteraad, Dierbare Yperlingen, i Evenals een kind natuurlijk geneigd is voor zijne Ouders te bidden bij het aanschou wen hunner beeltenis, zoo is oek een Ypef- ling geneigd voor Yper's oud burgemeester» te bidden bij het aanschouwen hunner por-é tretten. 't Is om fiet godvruchtig aandenken v*n Ypei's burgemeesters te bewaren, dat een burgemeester A. Vandenpeerebóom, die Yper liefhad en liefderijk Ypriana schreef, het aan genomen voorstel deed aan den Gemeente» raad van zijnen tijd dat de stad de portrettéa zou doen schilderen van hare burgemeester^ sedert i83o. Ten gevolge dier beslissing, schafte de stad zich de geschilderde portret ten aan, die elkeen in de Gemeenteraadszaal ziet prijken, van de heeren Carton, Vander» stichelen de Maubus, Vandenpeeieboom^ Beke en Vanhtule. Den 4 9 1897, nadat Baron Surmont de Volsberghe sedert zes jaren burgemeester ge weest was, besliste de Gemeenteraad, op voorstel van stads eersten Schepen, Volks- vertegenwoordiger Colaert, van het portret van Baron Surmont te doen schilderen én in eene plechtige zitting van den Gemeenti- raad, op elfden November 1899, werd dat portret', geschilderd door de Ypersche kun stenares, jufvrouw Louise Dehem, in bezit genomen en ingehuldigd. In eene latere plechtige zitting, op 1 Mei 1911, nadat Mijnheer Rer.é Colaert sedert elf jaren burgemeester geweest .was, werd zijn portret, geschilderd ook door JufvrouW Louise Dehem, insgelijks in bezit genomërt en ingehuldigd. Onlangs, sedert dat ikr om mijn 72 jari» gen, krarkwordenden ouderdom, afzag vap het politiek leven, heeft de Gemeenteraad^ gesproten uit de Gemeentekiezing van 9 Oer tober ig32, zoo goed geweest te beslissen daj Mijnheer Jozef Quisthoudt, Ypersche kunst'- schik er, mijn portret zou schilderen, omdaf ik de eer had genoten, van 1927 tot eindq 1932, burgemeester te zijn. Ik bedank den Gemeenteraad voor de onverdiende eer die Hij mij alzoo heeft willën aandoen, alsook het schepencollege voor d£ aangename uitnoodigiag die het mij gezonden heeft tot deze inhuldiging, en. Mijnheer dêf» Burgemeester en de heeren Lemahieu, Mis- siaen, Van Alleynnes en Leuridan, die spra ken in den naam elk van hunne partij, voöj" de vriendelijke woorden die zij mij komèn toe te sturen. Rechtuit gesproken, ik ben gelukkig nie# onwaardig bevonden geweest te zijn van sedert iga3 als Gemeenteraadslid door de meerderheid der Ypersche kiezers gekozèp en herkozen geweest te zijn van den 23 Fe bruari 1919 door den Gemeenteraad töi eersten Schepen uitgeroepen geweest te zijn, en van door Zijne Majesteit den Koning, óp voorstel van Zijnen Minister Mijnheer Carnoy. den 27 December 1927 burgemeester be^ noemd geweest te zijn, en 't is mij aangenaaSn dat de Gemeenteraad eenparigïijk beslist heeft dat mijn portret, gelijk dit mijner voor zaten, zou geschilderd en ten toon gesteld worden. Benevens aan den Gemeenteraad, mee| ik hier nog liefderijk dank zeggen 1") aan de Ypersche kiezers die mij hunae genegenheid en hun betrouwen hebben willen schenken in de verscheidene kiezingen, waar ik als candidaat op rang stond 20) aan de hooggeachte heeren Burge meester, SchepeneD en Gemeenteraadsleden, met wien het mij gegeven werd, van Januari 1904 tot einde £932, de stad te helpen bestieren 3°) aan den verdienstelijken kunstschilder, M. J: Quisthoudt, die met zijd aangeboren schilderstalent, met de tvijze lessen en voor* beelden die hij in Antwerpen's Academie en in België'sen Holland's Musea opdeed, en de vele schilderwerken en portretten die hij reeds miek, er in gelukte mijn portret zeer gelijkend en voldoende te maken 1 en 40) aan de bekwame en werkzame b#

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1934 | | pagina 3