2
Verslag over den toestand der haven
van nieuwpoort
Als in 1914 de uitbreiding en de uit
rusting van de haven een onontbeerlijke
noodzakelijkheid werden geacht wat
moeten we dan zeggen voor de huidige
periode, vermits de havenbeweging ver-
diiedubbeld en de opbrengst van de
visscherij vtrtiendubbeld is
De ontoereikendheid van de landings
plaats aan den kaaimuur te Nieuwpoort
is me bekend. De verlenging van deu
bestaanden kaaimuur tusschen zijn
stroomafwaartsch uiteinde en het oude
Veurnesas werd in princiep door mijn
Departement aangenomen. Nochtans
wegeDS den financieelen toesiand van
het land zal het noodige krediet slechts
kunnen aangevraagd worden in de be
grooting van toekomend jaar.
Koninkrijk BelgW Nleuwpoort, 21 Juni 1934.
Provincie West-Vlaanderen
,i
A/rondissement Veurne
Stad Nleuwpoort
N' 722
Den Heer Voorzitter der Handelskamer
te Yper.
Waarde Heer Voorzitter,
Geli f hieroij te vinden een verslag betref
lende den toestand der haven te Nieuwpoort,
waarin tevens opgt schreven zijn de wenschen
door de belanghebbenden uitgedrukt betrek
keltik de uil te voeren verbeteringswerken aan
deze haven.
Dair deze aangelegenheid uw gewest aan
belangt, zijn wij zoo vrij U te verzoeken onze
werking zooveel mogelijk te willen steunen.
U bij voorbaat dankend, bieden wij U,
Waarde Heer Voorzitter, de verzekering onzer
hoogachting aan.
Namens de Handelskamer Namens het Stadsbestuur
van Nleuwpoort Kanton De Burgemeester,
De Voorxttter, (get. )E Deeren.
(get.) Steyaert.
Sinds jaren en jaren dringt Nieuwpoort aan
om verbetering aan zijn haven. In Mei 19'4
ging de Staat een conventie aan met de stad
waarbij de geheele inrichting van de haven
werd voorzien. Toen reeds erkende de Staat
de uiterste noodwendigheid van die inrichting.
We lezen immers in die conventie:
Overwegende dat de noodwendigheid van
den zeehandel te Nieuwpoort de verbetering
en uitbreiding van de bestaande havenin
stellingen vereischt door de uitvoering van
een reeks weiken, die tevens de visschers
nijverheid zullen bevoordeelen en het aflos-
sen der binnenwaters zullen vergemakke-
lijken
Te dien tijde had Nieuwpoort een kaai
lengte van 33o meter, mitsgaders stroomop
waa:tseen landingsplaats in plankiet voor de
visscheis. L)e oorlog vernielde alles. En tot
op heden werd de bestaande toestand van
1914 niet h;rsttld. Immers de landingsplaats
voor de visschers werd niet herbouwd. Zoo
danig dat we mogen zeggen dat de haven van
Ntc-uwpoort er nu slechter aan toe is als in
igt4.
In 1914 werd de hoogdringendheid van de
tfe doeue verbeteringen en uitbreidingen erkend
door den Staat. Toen was de havenbeweging
als volgt
Ingekomen schepen 2x4 met 5o.i54 Moor
spm ton.
.Voor wat de visscherij betreftIn 1913 was
de opbrengst fr. 25i.74f. Welnu in 1929 (om
een middenjaartal na den oorlog te nemen ten
yoorbeelde) was de havenbeweging 561
schepen met 106 764 ton moorsom en werd
voor fr. 2 710 674 visch verkocht
Het besluit dimgt zich op
Het is bedroevend om bestatigen maar het
feit dient toch onderlijnd te worden Op
heden, zestien jaar na den oorlog, is het oos
terstaketsel nog in orde niet gebracht en is de
vlotkom.die voor den oorlog ten dienste stond
vhn den handel, voor gebruik ontoegankelijk.
Meermalen werd de aandacht van de be
voegde overheid op dien wantoestand getrok
ken. Toestand onwaardig van een bestuur dat
toch zoowel Nieuwpoort als de andere havens
meteen zelf ieliefde moet bejegenen. Helaas, we
moeten het wel bekennen. Veel beloften heb
ben we in ontvangst mogen nemen, werkelijk
heden echter zijn steeds tot het rijk der
droómen gebleven.
Èn nochtans van hoogerhand werd dien
treurigen staat van zaken toch meer dan eens
ingezien.
Minister Van Caeneghem kwam hier ter
plaatse, besprak den toestand met de betrok
ken besturen, met de Handelskamer, met de
ter kaai gevestigde firmas en beloofde in de
meest dringende behoeften te zullen voorzien.
Er werd besloten den kaaimuur recht te
trekken stroomopwaarts en de kaai met een
tweehonderdtal meter te verlengen en er een
kaaimuur aan te leggen.
Het bleef bij dit besluit.
Enkelen tijd nadien, werd aan den heer Se
nator Van Coillie, opdracht gegeven een om
standig verslag op te maken over den toestand
te Nieuwpoort met het oog op de dadelijke
uitvoering van de meest noodzakelijke
wei ken.
Dit verslag bleef tot heden in de kartons
liggen.
En nochtans het is van het allergrootste nut
even dit verslag weer boven te halen om te
zien wat die onpartijdige buitenstaander in
zijn vei slag van 1930 drukte
Hij schrijft
Als men wat nader toekijkt, als men in
gesprek komt met de visschers en de hande-
laars, als men verneemt welke ongelukken
reeds zyn te betreuren geweest, komt men
spoedig tot het besluit, dat er hier dringend
verbetering noodig is, dat verbeteringswer-
ken zich hier opdringen.
De verschillende visschers waarmede ik
hen gesproken, ook en bijzonderlijk deze
van buiten Nieuwpoort, zijn eeesgezind om
te verklaren dat de achteiui'gang van het
visschersbedrijf aan de zuidwestkust uitslui
tend te wijten is aan den slechten toestand
van de haven van Nieuwpoort.
Alle visschers beweren dat moesten de toe
gangs en aanlegvoorwaarden 111 de vaargeul
van Nieuwpoort beter zijn en zonder gevaar,
et te Nieuwpoort voldoende gelegenheid
bestaat om, op even voordeelige wijze, het
dubbel van de tegenwoordige opbrengst af
te zetten.
In alle geval een visschersvloot zal te
Nieuwpoort steeds blijven bestaan omdat
de noorderhaven te ver afgelegen is van het
Westdiep waar er wordt gevischt en dat
gelegen is tusschen Nieuwpoort en Zaid
coote. Om vandaar geregeld naar Oostende
te varen zou er voor iedere vangst zeker
een hal ven of een heelen dag tijdverlies zijn.
Welnu de visschers beschikken te Nieuw
poort over een kaairuimte van amper 80 m.
De vloot groeit gestadig aan. Nieuwe groote
sloepen komen en vragen om te komen naar
Nieuwpoort. Gevolg het euvel wordt met
den dag bedenkelijker. De visschersbooten
moeten tusschen de handelsschepen inkruipen,
moeten verhalen dag en nacht averij met de
vleet moeten op rijen van vijf, zes booten
liggen kunnen aan de kaai niet om hun visch
te lossen, versperren de plaats bestemd voor
de handelsschepen, enz. Voor allen die op de
kaai hun bedrijf uitoefenen, en die ten grooten
deele bijdragen tot den voorspoed en de wel
vaart vaD het heele land, een toestand om
wanhopig te worden. Weten de bevoegde
overheden dat de importeurs en de exporteurs
hier dikwijls halve nachten ter kaai moeten
staan om een aangekondigd schip een plaats
ruimte aan de kaai te bezorgen Dan nog op
een plaats waarvoor vergunningsgeld wordt
betaald. Weten ze ook dat het vaak gebeurt
dat een zoo vrij gehouden plaats ten dieve-
linge 's nachts ingenomen is door de visschers
booten, (die toch ergens moeten aanleggen)
en dat 's morgens het aangekondigde handels
schip midden de geul ligt op 't droge en alzoo
een tij verliest vooraleer het aan de kaai kan
komen, alius alleihande miseries en schade
aau den handel berokkenend
Weten zij ook dat verschillende visschers
gezinnen, die op Nieuwpoort varen, otwel in
De Panne, olwel in Oostduinkerke, ofwel in
Coxyde wonen en dat bij slecht weder die
gezinnen thuis blijven binst hunne schepen
allen aanleg aan de kaai voor den handel
beletten Die menschen worden dan te gepas
ten tijd en ongepasten tijd steeds kstig geval
len. Weet men dan niet dat zulks de grootste
moedeloosheid schept En waar men steeds
spreekt van hel kwijnen van de visschers op
de Westkust, zou men van hoogerhand niet
het mea culpa mogen kloppen, vermits men
niets doet óm die visschers ter wille te zijn
Veel andere nadeelige voorwaarden, waarin
de visschers hun bedrijf moeten uitoefenen,
zouden we kunnen aanhalen, maar die zijn
van plaatselijken aard, spruiten voort uit den
algemeenen slechten toestand en zullen dan
ook maar verdwijnen met het verbeteren van
den toestand in het algemeen.
In het verslag van den heer Van Coillie
lezen we nog
Handelsscheepvaart. Kleinere havens
moeten er zijn
1. Als regularisators der prijzen
2. Als kweekscholen voor zeelieden en
gespecialiseerde vaklieden van het zeewe-
zen.
Nieuwpoort is ook aangegroeid, op mer-
keltjke wijze, bijzonderlijk als men rekening
met den slechten toestand van de haven
houdt, en in 1930 zal de tonnemaat der inge-
komen schepen 2 1/2 maal deze van igi3
bereiken.
Te Nieuwpoort zijn drie reedersmaat-
schappijen stevig ingelicht, die beschikken
over goed toegeiust eigen materiaal, die
waarlijk werkzaam zijn, zoodanig dat men
mag zeggen dat de huidige havenbeweging
als gewaarborgd mag beschouwd worden.
Een ander voordeel van de haven van
Nieuwpoort is dat het de belgische haven is
die dichtst bij Engeland gelegen is. Dat de
schepen rechtstreeks in en uit kunnen varen
zonder sluizen te passeeren ten minste bij
hoog water.
Maar de nadeelen zijn
Dat er ongelukkig gebrek is aan diepgang,
met alle nadeelige gevolgen eiaan verbon-
den. Dat er tekort is aan aanlegplaats. Ge
vaar van stranden voor de handelsschepen
gemis aan schuilhaven voor de visschers
Hierbij kuenen wij nog voegen
Erbarmelijke spoor- en tramverbindingen
ter kaai. H^t tramspoor om de koopwaar aan
te brengen of weg te voeren is een echte
toboggan. Er is maar één enkel Staatsspoor en
geen zijspoor om de ledige wagens af te voe
ren, zoouanig dat de reeders steeds afhangen
van de dienstregeling der Staatsspoorwegen
die het zoover heelt gebracht geen enkel
manoeuvreermachien ter beschikking van de
haven te hebben. Wil men dat machien heb
ben in tijd van drukte, dan moet men speciaal
betalen en het daags te voren aanvragen. An
ders blijven de koopwaren ter staiie staan I
En kan het schip op lading wachten Hieruit
spruit voort een oneindig aantal overuren die
de luttele winst van de reedeis wegkapen.
Het groot nadeel voor de binnenschepen, de
haven niet te kunnen bereiken en afhangen
van den hoogtestand van het water bij de
brug, die over de haven ligt Westwaarts en
zonder draaiend gedeelte is
De slechte toestand van de kaaimuren.
Overal zijn er zuigers, zoodanig dat de ree
ders verplicht zijn op eigen kosten grondaan-
vullingen te doen om hun materiaal zooveel
mogelijk tegen braak te beveiligen.
De onbruikbaarheid van de vlotkom, die
staag aan het verzanden is en nochtans de
ideale plaats zou zijn om als schuilhaven voor
de visschersvloot te dienen.
In het verslag van den heer Van Coillie
staan nog een heelen boel wetenswaardig
heden, maar we achten het onnoodig hierop
nog verder aan te dringen om de goede reden
dat dit verslag gediukt werd en dat alle
belanghebbende besturen, volksvertegenwoor
digers en senators en allen die de zaak aanbe
langt het ter inlichting kunnen aanschaffen en,
we hopen het, zullen lezen, om een ernstig
gewetensonderzoek te doen.
Op 14 Maart 1934 zond de Handelskamer
van Nieuwpoort aan den heer Minister en aan
alle Volksvertegenwoordigers en Senators
een treffend betoog nopens den erbarmelijken
toestand van de haven van Nieuwpoort. Daar
in werd nogmaals ten overvloede bewezen van
welk buitengewoon belang en dringendheid
het is voor de levensbehoefte van Nieuwpoort
de allernoodzakelijkste verbeteringen aan te
brer.gen. We weten dat de tijden hard zijn
voor iedereen, ook voor den Staat Maar de
verbetering van de haven is niet alleenlijk
noodzakelijk voor handel en visscherij, het
ware tevens een nuttige geldbelegging voor
den Staat zelf. Immers het land kan zich maar
redden door den uitvoer. Welnu te Nieuw
poort heeft men de mogelijkheid voor de hand,
met kleinen onkost, veel geld in de Staatskas
te doen geworden Waarom wordt er dan nog
getalmd
De heer Minister antwoordde op het betoog
van de Handtlskamer met een brief waarin hij
zegt
Bij die beslissing kunnen we ons niet neer
leggen.
Van hoogerhand beseft men de dringendheid.