Algemeen Reglement
op de Verkeerspolitie
3
Reglement sur I* CIRCULATION a Yprts
Verkeersbelemmeringen
Voorbehouden Wegen
Richting van het Verkeer
1 Voorsteken en kruisen
Nous avons donné la semaine dernière le
texte officiel (flamand) du nouveau 'èglement
communal d'Ypres sur la circulation des
véhicules Ce règlement est applicable depuis
le 28 Septembre 1934. mais il re sera appliqué
comme de juste, qu'au fur et d mesure que la
signalisation des sens interdite sera placée. II
11'est pas possible en eftet que les conducteurs
de véhicules conduisent en tenant constam
ment en mains le texte, difficile compre ndre,
de ce règlement. Ces prescriptions sont done
celles qui vont être appliquées et non pas
celles qui sont déja obligatoires dès ce mo
ment. Ce n'est en somme que l'annotce d'ur.e
signalisation tiès prochaine.
Ce règlement apportera une grande pertur
bation dans les habitudes des routiers II en
est du reste ainsi dans toutes les villes.
L'expéiience seule peut apprendre s'il y a,
oui ou non, des changements a apporter aux
mesures prises dans l'inté êt de la sécurité
de tous.
En voici la traduction (non officielle)
Article 1. II est défendu d'aller
1) dans la rue de Menin en venant de la rue
du Corbeau ou de la rue de la Boule
2) dans la rue au Beurre en venant de la
rue Longue du Marais
3) dans la rue Jansenius en venant de la
rue de Dixmude ou de la Porte du Cl< itre
4) dans la iue de Dixmude ou de passer
sous la Porte du Cloitre en venant de la rue
Jansenius
5) au öoulevard Malou par le cö Est de
la Place Colaert
6) ou d'aller vers le cöté Est de la Place
Colaert en venant du Boulevard Malou.
Art. 2. II n'est permis d'aller de la
Grand'Place dans la rue de Lille et au Marché
Bas, qu'après avoir contourné par la droite
le refuge en terre plein.
Art. 3. L'entrée et la sortie de la rue
du Verger se font uniquement dans le sens
suivant rue du Verger, rue de Cassel, rue de
Lille et Marché Bas.
Art. 4. II y a sens unique obligatoire
De l'Est vers l'Ouest, dans la rue G. de
Stuers, le có Nord de la Place Colaert, et
la rue du Fossé de l'Ouest vers l'Est, dans
la rue de la Gare du Su l vers le Nord, dans
la rue du Temple; Du Nord vers le Sud,
dans la lue du Lis Bleu.
Art 5. - Le stationnement des véhicules
est interdit
a) a moics de 20 mètres du carrefour formé
par les rues au Beu re, du Temple et G. de
Stueis, ainsi que du carrefour formé par la
rue G. de Stuers, la Place Colaert et le Bou
levard Malou
b) le long des trottoirs, de la Grand'Place,
du Marché Bas et devant le Monument
Yprois
c) du cöté des numéros pairs des maisons
dans la rue du Temple
d) et le long des trottoirs du cöté des mai
sons sur la Place Colaert.
Art. 6. Le stationnement alternatif est
autorisé dans les rues de Menin, au Beurre,
G. de Stuers, de Dixmude, St - Jacques,
Longue de Thourout, des Chiens, Boulevard
Malou et rue de Lille depuis la Grand'Place
jusqu'a la rue du Lombard.
Art 7. II est défendu aux cyclistes d'en
trer par la rue Bellewaerde dans la rue de
Menin, et de circuler sur les promenades
intérieures des remparts entre la Gare, la
Porte de Lille et jusqu'au Kalfvaart, ainsi
que de 1'Abattoir l'Hopital Civil.
Art 8. Les articles t, 2, 3 et 4 du règle
ment de police sur le roulage sont abrogés.
Plusieurs points semblent assez bizarres, a
première lecture, du moins. On ne pourra
plus arriver dans la rue Jansenius qu'en
passant le long du cöté Nord des Halles ou
par la rue de Surmont en longeant le Jardin
Public. Toute circulation sera interdite par la
Porte du Cloitre.
Les autos venant du Boulevard Malou ne
pourront entrer en ville qu'en faisant tout le
tour du square devant la Gare et par la rue
de la Station.
Les autos venant de la rue de Menin de-
vront, arrivés a la hauteur du Régina, fajje
tout le tour d'un terre plein devant le Vijf-
hot k. Quelle maneuvre Et ce terre plein
lui même, une fois établi, ne constituera-1- il
pas un réel danger pour la circulation, surtout
le soir
Attendons la lt^on de l'expérience avant de
critiquer le ïèglement. II paraissait utile, en
tous cas, d'essayer quelque chose.
(1' Vervolg)
Na eenige algemeene beschouwingen onder
vorm van vragen en antwoorden te hebben
weergegevpn en na de vrrschillige vei keer s
seinen en hunne beteikenis te hebben aange
duid, zullen wij thans voortgaan met aan het
nu reeds in voege zijnde reglement op de
verkeerspolitie eenige nadere bijzonderheden
te ontleenen betreffende het verkeer zelf.
Het is veikeerd te denken, zooals sommigen
dit doen, dat het nieuw reglement op h t ver
keer voor hun van geen belang is omdat, zoo
zeggen zij. zij toch geen au'o bezitten.
Nooit meer dan heden is het gerij zoo druk
geworden en ook voorheen werd er nog nooit
zooveel gereisd als nu. Het zal dan ook aan
allen zeer te pas komen te weten hoe zij zich
te midden het groot verkeer moeten gedragen
en bewegen Immers het reglement is niet
alleen gemaakt voor de auto en motorijders,
maar ook voor de fietsers, bestuurders van
gespannen, veegeleiders en ALLE andere
weggebruikers en zoo allen goed de bepalin
gen van dit reglement naleven, dan zull.m zij,
zoo voor hun zeiven als voor anderen, veie
ongevallen kunnen vermijden.
Het is met dit doel dat wij de bijzonderste
bepalingen van dit reglement, dat als eenig na
deel heeft wat lang te zijn, hier overdrukken.
Het is verboden op den openbaren weg
aarde, materialen of voorwerpen, die het
verkeer kunnen hinderen of onveilig maken, te
werpen, te bergen, achter te laten of te laten
vallen.
Behoudens voorafgaande toelating van de
overheden is het verboden den rijweg te ge
bruiken als speelplein of als baan om daarop
te rijden met vervoermiddelen die als speel
goed dienen.
Al wat een hindernis is voor het verkeer
der weggebruikers moet, tusschen het vallen
van den avond en het aanbreken van den dag,
doelmatig verlicht worden met een of twee
witte, gele of oranje lichten.
Indien de hindernis van dien aard is, dat ze
de verplichting om s il te houden voor de weg
gebruikers meebrengt, moeten de lichten rood
zijn.
Deze lichten moeten daarbij aangebracht
worden aan de zijde van den rijweg waar het
verkeer geschiedt, en derwijze gesteld worden
dat de hin iernis doelmatig aangewezen wordt
voor de bestuurders die uit de een of andere
richting naderen
Wanneer het bestuur, tot wiens beheer een
openbare weg behoort, sommige gedeelten
ervan heelt voorbehouden voor het verkeer
van bepaalde soorten van gebruikers en wan
neer deze maatregel ter kennis van het publiek
gebracht is, overeenkomstig artikel een der
wet van i Augustus 1924 op de politie van het
verkeer, zijn de gebruikers verplicht zich
daarnaar te voegen.
De voetgangers, de kruiwagens waarvan
het totaal gewicht niet meer dan 60 kilogram
bedraagt, de kinder zieken of invalidenwa-
gens mogen de rijwielpaden volgen, zoo er
noch trottoirs, noch verhoogde bermen zijn,
doch moeten echter den doorgang voor de
wielrijders vrij laten.
Behoudens aangegeven bijzondere regeling
zijn de trottoirs of verhoogde bermen uitslui
tend voorbehouden voor het verkeer van
1) De voetgangers
2) De aan de hand geleide motorlooze rij
wielen
3) De kinder- of ziekenwagens
4) De invalidenwagens die met de hand
gedreven of door een hond voortbewogen
worden en de snelheid van een voetganger
niet overschrijden.
Zij mogen den rijweg slechts volgen indien
de trottoirs, de verhoogde bermen of de
rijwielpaden onbruikbaar of belemmerd zijn.
In dit geval nochtans moeten zij uitwijken om
de andere weggebruikers door te laten. De
voor de andere weggebruikers bestemde we
gen steken zij voorzichtig en snel over.
Het verkeer op de niet verhoogde bermen
is toegelaten voor
1) De kruiwagens
2) De hand of hondekarren
3) De al dan niet bereden motorlooze rij
wielen, wanneer de weg geen rijwielpad heeft
4) De kinder-, zieken- of invalidenwagens
5) De ruiters
6) De landbouwvoertuigen.
Wanneer zij omtrent de nadering van een
anderen weggebruiker verwittigd zijn, zullen
zij h;t uitwijken, kruisen en voorsteken verge
makkelijken door zooveel mogelijk de buiten
ste zijde van de rijbaan te houden.
Andere voertuigen dan deze hierboven ver
meld mogen op de niet verhoogde bermen
niet rijden, behalve voor het uitwijken, als
mede in de mate en gedurende den tijd die
voor h t kiuisen en het voorsteken strict noo-
dig is.
De op de openbare wegen door geconcos-
sionneerde diensten aangelegde spoorlijnen
ziin bij recht van voorrang aangewezen voor
het verk rer van de voertuigen op rails die tot
hun exploitatie dienen. De weggebruikers
moeten uitwijken en desaoods stilstaan om
voertuigen op rails door te laten, zoodra zij
van dezer komst verwittigd zijn.
Op alle openbare wegen moeten de wegge
bruikers
1) De rechterzijde houden in de richting
van hun beweging en, zoo mogelijk, de lin
kerhelft van den rijweg vrij laten
2) De vluchtheuvels, aangelegd om het ver
keer te kanaliseeren, rechts voorbijsteken,
behoudens tegenstrijdige aanwijzing door een
pijl aangeduid.
Indien de rijweg vrij is en geen aanvullend
reglement cr zich tegen verzet mag de snel-
gaande weggebruiker, in het vlakke veld, het
midden van den rijweg volgen.
De weggebruikers zijn nochtans verplicht
de uiterste rechterzijde van den rijweg te
behouden in de volgende gevallen
1) Op de plaatsen voorzien van het sein dat
het voorsteken verbiedt
2) Op de plaatsen waar het uitzicht onvol
doende is
3) In de bochten
4) Op de splitsingen en aansluitingen
5) Bij het naderen van den top eener helling;
6) Op de overwegen
7) Op de bruggen waarvan de rijbaan min
der dan 6 meter breed is.
In de bebouwde kommen moeten de traag-
gaande weggebruikers de uiterste rechterzijde
van den rijweg houden. Hetzelfde geldt in het
vlakke veld op de radiale wegen en op de
wegen aangeduid door kilometerpalen met
rooden kop.
Behoudens bijzondere omstandigheden of
tegenstrijdige voorschriften, moet de wegge
bruiker de linkerbocht zoo ruim mogelijk en
de rechterbocht zoo kort mogelijk nemen.
De weggebruikers die elkaar inhalen of ont
moeten, laten elkaar wederkeerig de helft van
den rijweg vrij en zoo noodig van de rijbaan,
op voorwaarde dat de bermen voor de voer
tuigen toegankelijk zijn.
Het voorsteken moet geschieden aan de
linkerzijde van den voor te steken weggebrui
ker die, van de beweging verwittigd, deze
moet vergemakkelijken door zooveel mogelijk
rechts aan te houden en zich van iedere "ver
snelling te onthouden.
De weggebruiker, die voorgestoken heeft,
moet ziin reglementaire plaats weer innemen,
zoodra hij het doen kan zon Ier hinder voor
de andere weggebruikers.
De bestuurder moet, alvorens een in bewe
ging zijnden of stilstaanden weggebruiker voor
te steken, zich vergewissen dat de baan aan
zijn linkerzijde vrij is over een voldoende
lengte om alle gevaar voor ongevallen te ver
mijden.
Het voorbijsteken is verboden
1) In de omstandigheden waarin een'g
gevaar voor ongevallen bestaat
2) Op de plaatsen waar het uitzicht onvol
doende is
3) In de onoverzichtelijke bochten
4) Op de splitsingen, aansluitingen en krui
singen
5) Bij het naderen van den top eener helling;
6) Op de overwegen
7) Op de bruggen waarvan de rijbaan geen
6 meter breed is
8) Op de plaatsen voorzien van het sein dat
het voorsteken verbiedt
9) Indien de voorbij te steken weggebruiker
zelf een anderen aan het voorbijsteken is.
Om de voertuigen op rails te kruisen of
voor te steken terwijl die voertuigen in bewe
ging zijn, moet de weggebruiker de rechter
zijde van den rijweg volgen. Indien zulks»
wegens de engheid of belemmering van de
doorgangsruimte, in die voorwaarden niet
kan geschieden, dan mag de weggebruiker
aan de linkerzijde kruien of voorsteken, na