De Ypersche Lakennijverheid
Ontstaan Bloei Verval
n. Haar Bloei.
Bureel- en Zalfagendas voor 1935
te koop ten bureele dezer.
geen achteruitgaande werking kunnende hebben
zonder duidelijke uitdrukking in de wet zelve
2° Gezien dat het Rekenhof, zich steunende
op een vonnis van het Verbrekingshof, meent
dat voor het deel der voorraadstegemoetkomin-
gen of der voorschotten, dat toe te kennen is op
de herbeleggingsvergoeding, geen intérest is ver
schuldigd voor den tijd van den 1 Januari 1920
tot den dag van het herbeleg
Gezien dat in de meeste gevallen, er sprake
is van geteisterden die onder de wet van den
10 Mei 1919 eene voorraadstegemoetkoming be
kwamen vereffend bij middel van naamtitels te
dien tijde opgemaakt door de zorgen van het Be
stuur der Schatkisterij, op eisching van het
Ministerie der Huishoudkundige Zaken
Dat die naamtitels uitgegeven waren met het
genot der interesten te rekenen van den 1 Januari
1920, zonder eenig voorbehoud, noch inkorting,
en dat overeenkomstig het artikel 50 dier wet,
die geen onderscheid maakte tusschen de eind-
vergoedingen en de voorraadstegemoetkomingen,
noch tusschen de verschillende soorten van scha
deloosstellingen
Dat die interesten vereffend'zijn geweest van
ambtswege door dit bestuur, en te goeder trouw
geïnd werden door hünne belanghebbenden, die
ze aanzien hebben als bepaaldelijk verkregen
en ze benuttigd hebben om hunne vernielde of
beschadigde goederen te herstellen dat er van
dan af geen sprake zijn kan, na verscheidene
jaren, terug te komen op bepaaldelijke vereffe
ningen
Gezien dat, zoowel in den geest en de mee
ning der rechtbanken voor oorlogsschade, als in
den geest der geteisterden, de vergoedingen toe
gestaan onder de wet van 1919, ten hoofde van
voorraad, moesten verkregen blijven krachtens
de manier der regeling van dat tijdstip, 't is te
zeggen met de interesten vanaf den 1-1-20, in de
mate waarin die vergoedingen zouden bekrach
tigd geweest zijn door eindvonnis
Gezien het betamelijk is alzoo te handelen
voor de beslissingen aan beroep onderworpen,
die maar bekrachtigd werden door een Hof voor
oorlogsschade, na den 8 October 1921 in de mate
waarin de oorspronkelijke vergoeding bekrach
tigd werd, zonder nieuw voorbehoud betrekke
lijk de interesten
Dat als men zich voegt naar de bewoording
der 2e en 3e alinea van het artikel 50 der samen
gevoegde wetten" moet men wel erkennen dat
het bij ongelijk is dat de rechtsmachten voor
oorlogsschade, tijdens de uitspraak der eindvon
nissen, maar zelden den dag bepaald hebben,
waarop het herbeleg gedaan werd der voorraads
tegemoetkomingen om den dag vast te stellen
waarop de interesten verschuldigd waren
Gezien dat de geteisterden gegrond zijn uit
dit nalaten te besluiten dat het in de meening
lag der Rechters hun een gezamenlijke schade
loosstelling toe te staan, de vereffende interesten
sedert den 1-1-20 begrijpende, volgens de doen
wijze van het tijdstip, op de voorraadstegemoet
komingen
Dat overigens dat nalaten van dan af mag
aanzien zijn als eene onuitgedrukte bekrachti
ging door het eindvonnis van het vonnis van
voorraadstegemoetkoming en enkele aanneming
van deze medebrengende zoowel in hoofdsom
als in interesten
Gezien dat het meerendeel der Rechtbanken
gemeend hebben zich te mogen onthouden van
het aanvangspunt der interesten te bepalen of
zich bepaald hebben bij het inlijven in hunne
beslissingen eener formuul, die verandert van
rechtbank tot rechtbank en zelfs van kamer tot
kamer van een zelfde rechtbank
Dat men namelijk de veranderingen hierna
volgende ontmoet
a) Interesten te rekenen vanaf den dag vast
gesteld voor de aflevering der titels
b) Interesten volgens recht
c) Interesten overeenkomstig de wet
d) Interesten vanaf den dag hunner eisch-
baarheid
e) Interesten vanaf den dag vastgesteld door
het bewijsschrift van herbeleg of door den her-
belegsopziener, of van den dag van het bewijs
schrift van 't herbeleg
fInteresten op het meerder der bijkomende
vergoeding voor herbeleg vanaf den dag der
aflevering der titels, (een deel der bijkomende
vergoeding is geregeld door de voorraadstege
moetkoming
»g) Op eene som van... franken (bedrag der
voorraadstegemoetkoming) overeenkomstig de
doenwijze in kracht tijdens het vonnis van den...
1920, op het overige, met het afleveren der titels
h) Zegt dat de interest op de som, boven deze
van... frank (voorraadstegemoetkoming) zal aan
vang nemen te rekenen van de aflevering van
den titel, 't is te zeggen den...
i) Betaling in eens den... onder aftrek van
het betaald voorschot en met interesten op het
saldo te rekepen van dezen dag
»j) Geene schikking voor de voorraadstege
moetkoming interesten op het saldo den...
onder behoud de te veel betaalde interesten op de
bijkomende vergoeding voor herbeleg terug
te geven
k) Op de bijkomende vergoeding, begrepen
in de voorraadstegemoetkoming vanaf den dag
vastgesteld door het voorraadsvonnisop het
saldo vanaf den...
1) Zegt dat bij toepassing van het artikel 50
de ongelegen ontvangen interesten zullen moeten
terug betaald worden. Alle sommen gewoonlijk
toegestaan ten hoofde van bijkomende vergoe
ding voor herbeleg zullen interest dragen vanaf
de aflevering der titels
m) De betaling van voorraadstegemoetko
ming zal gedaan zijn op de dagen aangeduid door
het voorraadsvonnis... interesten volgens recht
n) Betaling van de voorraadstegemoetkoming
als gezegd in het voorraadsvonnis, welke som
interesten opbrengen zal te rekenen van den
1-1-20, volgens de doenwijs van den tijd
o) Een eerste snede (bedrag der voorraadste
gemoetkoming) op de dagen bepaald door het
voorloopig vonnis met interesten volgens de
doenwijs van den tijd. Het saldo den... met inte
resten op... omdat het herbeleg voltrokken was
omtrent dien dag
»p) Dat de vorig gezegde som van franken
zal vereffend zijn ten beloope van... franken
volgens de wijze en in het tijdverloop door den
eersten rechter vastgesteld
q) Dat de volledige vergoeding van... fran
ken volgenderwijze zal vereffend worden 1° ten
beloope der som van... frank, buiten betwisting
gesteld door het gedeeltelijk afzeggen van den
Staat, door de beroepster aanvaard, en de be
grenzing van het beroep van den Staat, van alle
sommen dat cijfer overtreffende, volgens de ma
nier en in het tijdverloop door den eersten rech
ter voorgeschreven...
Overwegende dat noodig is de vereffeningen
der interesten op de voorraadstegemoetkomingen
eenvormig te maken en dat het behoort voorgoed
de vertolking te geven aan de tegenstrijdige
schikkingen der wetten van 1919 en van 1921, in
de mate van het mogelijke en met het doel de
gerustheid te bewerken de reeds gedane vereffe
ningen eerbiedigende. ('t Vervolgt).
Tijdens het gemeentelijk tijdvak was Yper de
derde der vijf gemeenten welke men de goede
steden van Vlaanderen noemde, te weten Gent,
Brugge, Yper, Rijsel en Dowaai.
Rond de jaren 1245 telde de bevolking onzer
stad, volgens een geschiedkundig document, om
trent 200.000 zielen.
Deze grootheid en macht had onze stad niet
alleen te danken aan het feit dat zij toen, te dien
tijde, een vrije gemeente was, doch ook nog en
vooral aan de rijke en machtige nijverheidsgil
den die binnen hare muren waren ontstaan.
Onder de voornaamste gilden dient op de eer
ste plaats deze der lakenwevers vermeld. Onze
vermaarde Lakenhalle, prachtig kunstgebouw
dat in den grooten wereldoorlog zoo jammerlijk
door de duitsche houwitsers in asch werd ge
legd, was de welsprekendste en schoonste ge
tuige van den rijkdom en den bloei der Ypersche
lakennijverheid, die de wereld door beroemd was
geworden.
De Heer Ernest Vandenpeereboom heeft in zijn
boek Recherches sur la draperie et la Gilde
ou Corporation des drapiers d'Ypres de bijzon
derste wetenswaardigheden verzameld die hij
over de Ypersche lakennijverheid gevonden heeft
in de rijke verzameling van oude stadsarchieven,
welke in 1914 eveneens in de vlammen omkwa
men en, in tegenstelling met onze praalgebou-
wen, voor altijd verloren zijn.
Het is uit dat boek dat wij ons voorstellen
thans een en ander over de geschiedenis dier
bijzonderste nijverheid van het oude Yper weer
te geven en wel namelijk eenige bijzonderheden
over het ontstaan, den bloei en het verval der
lakennijverheid.
I. Haar Ontstaan.
De overvloed van de inlandsche wol en de
guurheid van het klimaat moeten de twee oor
zaken geweest zijn van het ontstaan, te dien tijde,
der weefnijverheid te Yper.
Het kweeken van schapen was op den buiten
zeer verspreid. In de akten van vroegere giften
aan abdijen en kerken, ziet men dat de geschon
ken goederen dikwijls uit schapenstallen beston
den.
Het klimaat was toen over 't algemeen ook veel
strenger dan nu, tengevolge der talrijke bestaan
de meerschen en der veelvuldige overstroomin
gen die hier plaats hadden.
Andere streken hadden reeds met bijval de
weefnijverheid ondernomen, en dat moet de
Yperlingen aangezet hebben hun voorbeeld te
———-a-- 3
volgen. Ook de politieke verwikkelingen, die
langen tijd, en vooral in dé XII" en XIII' eeuwen,
Vlaanderen teisterden, hadden herhaalde uitwij
kingen van Gerrtsche, wevers voor gevolg. Deze
gingen zich alsdan elders vestigen, zoo onder
meer te Yper, en brachten er hunne nijverheid
over.' - it.
Alhoewel dqj juiste datum van het ontstaan der
lakennijverheid te Yper door geen enkel docu
ment bepaald is, heeft men toch de zekerheid dat
zij van dichtbij het bestaan dezer nijverheid te
Gent heeft gevolgd en dat zij hier reeds langen
tijd in eer was vooraleer zij te Luik en Verviers,
die thans de bijzonderste centrums dezer groote
nijverheid zijn geworden, ontstond.
Immers, de door de prinsen in haar voordeel
uitgevaardigde bevelen en gesloten traktaten, de
keuren die deze nijverheid inrichtten en de ge
wapende tusschenkomst der lakenwevers in de
oplossing der politieke en gemeentelijke aange
legenheden, zijn drie bewijzen van haar oud be
staan en van haar oorspronkelijke macht.
Hendrik III, koning van Engeland, verleende
in 1232 reeds talrijke voorrechten aan de Yper
sche kooplieden, hij nam ze onder zijne bescher
ming in gansch de uitgestrektheid van zijn ko
ninkrijk, waar zij vrijelijk mochten verblijven
en handel drijven, en niemand mocht aan hunne
ontscheping of hun vertrek het minste beletsel
stellen.
Later, in 1259, werden deze voorrechten door
denzelfden vorst bevestigd en nog uitgebreid. Dit
bewijst dat de Ypersche kooplieden, reeds van
in de eerste helft der XIIIe eeuw, belangrijke
hoeveelheden lakenweefsels naar Engeland ver
zonden en er eveneens op groote schaal aankoo-
pen van wol deden. Zooniet had een vreemde
vorst er voorzeker niet in toegestemd hen derge
lijke toegevingen te doen.
De keuren, die de rechten vermelden en ook
de wederzijdsche plichten voorschrijven, dragen
ook zeer oude data, 1282 tot 1309. Zij zijn het
bewijs van een lange praktijk der lakennijver
heid, van het bestaan van leiders bekwaam de
regeling ervan voor te schrijven en toe te passen,
en ook van het bestaan eener samenhooping van
werklieden, te groot opdat de wil van afgezon
derde meesters ze zou kunnen leiden.
De gewapende tusschenkomst der lakenwevers,
in de oplossing der politieke en gemeentelijke
zaken, begon in 1302 en werd van dan voort
steeds belangrijker.
Dit alles bewijst dus dat de stad Yper, reeds
in 1200. een zeer belangrijke gemeente was en
dat haar lakennijverheid een groote uitbreiding
had genomen.
De oorspronkelijke stukken, die van den snel
len en voortdurenden vooruitgang der Ypersche
lakennijverheid getuigen, zijn talrijk.
Lodewijk van Nevers, graaf van Vlaanderen,
berichtte in 1324 de schepenen van- Yper dat hij
hun verzoek ontvangen had, waarbij zij het voor
recht vroegen om slechts in een omtrek van drié
mijlen rond Yper lakens te mogen weven en ver
ven, en stond hun die gunst toe.
Dit voorrecht was slechts de bevestiging van
dit in 1322 door denzelfden graaf verleend, en be
wijst dat de rijke lakenhandelaars het voorbeeld
volgden van de grooten van dien tijd, die hun in
vloed gebruikten om zich allerhande uitsluitende
rechten, vrijstellingen en voorrechten te doen
toekennen. Het voorrecht, 't zij toegestaan, 't zij
onrechtmatig bemachtigd, is het bijzonderste
kenmerk van het leenroerig tijdvak.
In 1326 machtigde de fransche koning, Karei
IV, verscheidene Ypersche en Brugsche kooplie
den om in zijn koninkrijk een zeker aantal balen
engelsche wol in te voeren. Zoo gebruikten de
Ypersche lakenwevers dus niet alleen de engel
sche wol voor hun eigen gebruik, doch zij dreven
ermede ook handel met Frankrijk en dienden
alzoo als tusschenpersonen tusschen twee mach
tige landen.
In een volmacht, in 1326 door den voogd en de
schepenen van Yper aan hunne afgevaardigden
bij den Koning van Frankrijk gegeven, leest men
dat de dekens en de hoofdmannen der ambachten
alle zeventien weken zullen hernieuwd worden.
De dekens en. hoofdmannen moeten dus wel een
belangrijke rol vervuld hebben, opdat het ma
gistraat der gemeente zich met hen bezig hield
in een ontwerp van verbond met een koning van
Frankrijk.
In andere brieven ziet men dat de Ypersche
lakennijverheid zoo een groote uitbreiding ge
nomen had dat zij, drie jaar na het monopolium
bekomen te hebben, zich insgelijks in de gemeen
ten van het platteland verspreidde. De annalen
vermelden tal van geschillen, twisten en gewa
pende aanvallen der Ypersche lakenwevers tegen
deze van Poperinghe, Komen, Wervick, West-
Nieuwkerke, Wytschaete en andere omliggende
gemeenten. ('t Vervolgt).