Üs Witeibevsorrading van Yper
De Ypersche Lakennijverheid
5
Ontstaan Bloei Verval
35e voordracht van den heer Gits, Bouwkundige
<der stad, over dit belangrijk vraagstuk had Za
terdag laatst plaats in het lokaal der Handels-
kamer en werd door een talrijk publiek ..bij
gewoond. i
De heer Vermeulen, voorzitter, opende de ver
gadering en toonde hoe het water het noodzake
lijkste is in het bestaan der levende wezens.
Waar geen water, is, daar is alle leven onmoge
lijk en het land is een woestijn. In deze streken
is het voldoende de waterputten te bezitten om
de heerschappij te hebben. Getuige daarvan de
honderden die verleden week het leven verloren
om het bezit van den put van Oual-Oual. Het is
dus niet zonder rede'rï dat de Handels- en Nijver
heidskamer van Yper belang stelt in het vraag
stuk der waterbevoorrading onzer stad.
Daarop verleende de heer Voorzitter het woord
aan den heer Gits.
Spreker zette uiteen hoe het midden der Han
dels- en Nijverheidskamer wel het gepaste mid
den is, om Het ontwerp van algemeen en elemen
tair belang te behandelen, want in deze Kamer
ontmoet zich het ijverige Yper om, boven allerlei
verschillende betrachtingen, alleen de algemeerie
welvaart en hoogere levensbelangen van Stad
na te streven.
Na een bondig overzicht van de bestaande
waterbevoorradingsinrichting, waarbij ons de
-vijvers van Diekebusch en Zillebeke met hunne
watergebieden wórden herinnerd, alsook de 'wer
king van beide filtreerstaties, werd al dadelijk
het ontwerp der voordracht aangepakt dat neer
kwam op de behandeling van1° de waterhoe-
veelheid, 2° de hoedanigheid van het water.
Op de vraag of de huidige inrichting voldoe
ning en geruststelling gèeft, was het antwoord
gunstig voor wat de waterhoeveelheid betreft in
normale tijden, doch niettemin is een vermeer
dering van voorraad hoogst wenschelijk voor het
geval dat verschillende droge seizoenen zich
mochten opvolgen, en met voor oog, de mogelijke
uitbreiding van Stadsbevolking en industrie.
Voor wat de hoedanigheid van het water be
treft was het antwoord heel ongunstig.
Daarop werd uitgezien naar de middels om
den toestand verbetering bij te brengen.
Vooreerst voor de vermeerdering der reserve
die zich in de toekomst zal opdringen.
Moet hét huidig stelstel van bevoorrading aah
bovèngrondsch water opgegevén worden
Kunnen wij ons bevoorraden aan onder-
gröndsch water
Een voor een werden de middels om onder-
grondsch water te nemen onderzochtde bron
nen, de artesiaansche putten en de onderaard-
sche draineerende gaanderijen, om te besluiten
dat -de oplossing daar niet te zoeken is, en wij
verplicht zijn ons voorts van bovèngrondsch
water te voorzien.
Hoe met het huidig stelsel het uithoudings
vermogen der bevoorrading verhoogen
De vraag of het met besparing van water moet
bereikt worden, door plaatsing van watermeters
<compteurs) wordt afwijzend beantwoord, zoodat
er geen anderen uitweg is dan de vermeerdering
der reserve zelf, en dit door inlijving in de Stads
diensten van de Stadswallen of, en bij voorkeur,
de uitdieping van Dickebuschvijver.
Spreker wees er op hoe de vermeerdering der
waterreserve van Dickebuschvijver steeds twee
stellingen tegenover elkander heeft gesteldde
uitdieping of de verhooging van waterpeil.
Hij deed inzien hoe de uitdieping driemaal
meer watervoorraad zou aanbrengen dan de ver
hooging van het waterpeil en daarom moet ver
kozen worden.
Tegenover deze vermeerderingswerken, die
voor de toekomst geleidelijk moesten betracht
en uitgevoerd worden, stelde spreker als dadelijk
uit te voeren werk voor, de verandering van de
prisen in de vijvers, zoodanig dat, met het wijzi
gen van het verzuiveringsstelsel, een vermeerde
ring van uithoudingsvermogen zou bereikt wor
den van 4 maand.
Alvorens de middels aan te geven om de hoe
danigheid van het water te verbeteren, deed de
spreker ons opmerken dat het feit, dat de open
bare gezondheid door de slechte hoedanigheid
van het water tot hiertoe niet in opspraak werd
gebracht, er ons niet toe mag brengen den toe
stand als zoodanig te laten, dat een ramp nooit
uitgesloten is en de schrikkelijkste gevolgen zou
kunnen hebben. Ook dat onze gezondheid alleen
er niet mede gemoeid is, maar ook de gezond
heid van de talrijke buizen die ons waternet
uitmaken.
Als middel van gezondmaking van het water
wordt vooreerst opgegeven het gebruik van een
scheikundig product, van algemeene toepassing
bij bevoorrading aan bovèngrondsch water,
waarvan de werking aan de filters zal toelaten
het water gunstig te verzuiveren. Deze bewer
king zou een aanpassing eischen van het filtreer-
systeem.
Het.gevolg van het gebruik vari dit scheikun
dig product, als eerste etape van verzuivering,
zou zijn
1" Hoogst waarschijnlijk het drinkbaar maken
van het water.
2° De verhooging van uithoudingsvermogen
van de waterreserve iftet. 4 maand.
Een eindbewerking voor de verzuivering van
het water zou misschien vereischt worden, die
zou bestaan in de stereliseering, 't zij bij middel
van Chloor of bij Ozoneering, de meest gebruike
lijke wijzen van verzuivering.
Spreker eindigde zijn ingestudeerde voordracht
met ons te herinneren dat Yper de oudste water
bevoorradingsinrichting van gansch het Land be
zit, en te zeggen hoe thans maar iets hoeft be
tracht, 't is dat het ook de beste worde, wat met
weinig onkosten mogelijk zou zijn.
De Heer Voorzitter bedankte den Heer Gits
voor de welwillendheid waarmede hij de uitnoo-
diging van het bestuur 'beantwoord heeft. Hij
bracht hulde aan M. Gits voor den vlijt waar
mede hij zich dit belangrijk vraagstuk heeft
eigen gemaakt. Met dit te doen zet hij een tra
ditie voort die voor de stad de beste vruchten
moet dragen. Zooals de Heer Gits het zegde is
Yper de eerste stad van België die een water
stelsel bezat en hij drukte de hoop uit dat zij
weldra ook deze zal wezen die het beste zal
bezitten.
Hij bedankte de overheden voor hunne tegen
woordigheid en de talrijke toehoorders voor
hunne opkomst en de belangstelling waarmede
zij de zeer interessante voordracht van den Heer
Gits gevolgd hebben.
(Vervolg)
Edward III, koning van; Engeland, ging in 1340,
tegenover de steden Gent, Brugge en Yper, de
verbintenis agn haar drie duizend vijf honderd
zakken engelsche wol te leveren, ze op zijn kosten
te vervoeren tot aan de'havens waar ze móest
ingescheept wórden, ëri 'Verleende aan de afge
vaardigden der Vlamingen het recht de wol te
onderzoeken vóór ze ingepakt werd en zelfs de
reeds gesloten balen nogite openen. De engelsche
zak bevatte toert'482 kgb.
Deze toegevingen vah een gróoten vorst, die
zich de lever aar in wolder vlaamsche lakenwe
vers maakt, bewijzen genoegzaam hoe machtig
die rijke steden, bijzonderste zetels der laken
nijverheid van het oude Vlaanderen, dan moes
ten zijn.
Dezelfde vorst verleende aan de inwoners de
zer drie steden tal van uitzonderlijke voorrech
ten en vrijheden die niét alleen nijverheids- en
handelsvoordeelen behelsden, maar tevens de
bevestiging waren der politieke rechten en der
vrijheid van geweten.
Hiervan zou men nog tal van voorbeelden kun
nen aanhalen, die aantoonen welken grooten in
vloed de drie Vlaamsche zustersteden te dien
tijde bezaten.
Van de belangrijkheid der Ypersche lakennij
verheid bestaan overigens nog andere bewijzen
in overvloed, en in de eerste plaats hebben wij
het hoog cijfer der bevolking dat niet anders
kan uitgelegd worden dan door het groot aantal
werklieden en bedienden in de lakennijverheid
gebezigd.
De Feu en Grammaye zeggen dat in deze
laeken halle hebben gestaen boven de vier duyst
getauwen, en ieder getauwe hadde dertig per-
soonen om de wolle te bereyden.Dit ge
tal getouwen is mogelijks wel mis aangegeven,
want in een verslag van het Ypersch magistraat
aan het Parlement van Parijs, in 1435, wordt er
enkel gesproken van twee duizend weefgetou
wen die zouden bestaan hebben. Ieder getouw
had, volgens Justus-Lipse, van dertig tot veertig
werklieden voor zijne werking noodig, zoodat het
aantal arbeiders op 60.000 tot 80.000 mag geschat
worden.
De voortbrengst van zoo een aanzienlijk getal
werklieden moest dan ook overgroot zijn. Tij
dens de foor van Maart 1514 werden er 34.700
stukken laken verkocht. De gewone lengte dezer
stukken was van twintig ellen. De kroniek ver
meldt slechts het aantal verkochte stukken. Wat
moet dan het getal niet geweest zijn der te koop
geboden en in de gaanderijen der Hallen of in
de winkels uitgestalde stukken
Benevens de jaarliksche fooren had men te
Yper drie marktdagen per week, waarop men
alle soort laken, in deze stad vervaardigd, ten
toonstelde. De nering en bijgevolg de omloop
van geldspeciën moest er dus uiterst belangrijk
zijn, en zulks blijkt uit het feit dat er hier, reeds
in 1313, vier wisselkantoren bestonden. Deze ne
ring beïnvloedde niet alleen den gemeenen wel
stand der inwoners, maar was eveneens oorzaak
der vermeerdering van de inkomsten en gewone
rechten der stad die, van 1300 tot 1313, dooreen
genomen tot op 41.000 ponden per jaar beliepen.
Een pond had toen dezelfde waarde als twaalf
oneen fijn zilver.
Een nog grooter bewijs van de belangrijkheid
der Ypersche lakennijverheid, vinden wij in de
heerlijke praalgebouwen die onze rijke en ver
nuftige lakenwevers gebouwd hebben, die door
hun omvang en pracht de bewondering der op
volgende geslachten afdwingen, en die tot op
heden, niettegenstaande den vooruitgang der
wetenschap en de vermeerdering der rijkdom
men, nog niet geëvenaard werden.
Onder de voornaamste dezer gebouwen, komen
onze Hallen op de eerste plaats. De voorgevel
van dit monument, dat als een der eerste en
schoonste burgerlijke gebouwen van het oude
België aanzien wordt, heeft een lengte van 133
meter 10 centimeter, of 484 voeten van de oude
Ypersche maat. Volgens de vroeger bestaande
plaatselijke geschriften, zou de oprichting van
dit heerlijk gebouw in 1200 begonnen zijn. Het
jaer 1200, op den eersten dagh van maerte, wierd
binnen de stad van Yper den eersten steen ge-
leid van de vermaerde lackenhalle ofte het
stadt huys van Yper. Dergelijk groot gebouw
is natuurlijk het werk niet geweest van een enkel
geslacht en heeft evenmin in een korten tijd
kunnen opgedaan zijn. Volgens Lambin, spreken
de oude stadsrekeningen der jaren 1304 en 1305
van de oude Halle en van de nieuwe. Uit twee
bijzondere rekeningen van uitgaven gedaan voor
den aankoop van allerhande bouwmaterialen
voor de nieuwe Halle, kan uitgemaakt worden
dat men deze in 1285 heeft beginnen op te bou
wen. De woorden nieuwe Halle bewijzen even
eens dat er toen reeds, in 1285, een oude Halle
bestond.
Meest al de gebouwen waren te dien tijde in
hout opgetimmerd, wat het gevaar van brand
vergrootte en insgelijks zware onkosten van her
stel en onderhoud vergde. Beurtelings werden
zij allen in harde materialen heropgebouwd en
voor de nieuwe Halle onder meer gebruikte men
den harden zandsteen van Bray in Henegouwen.
C'est chou ke Jehan Breims a doniu pour
estophe pour faire les Noveles Hales pour xlvj™
iij pesant en pirre de Bray amenés de Bray en
Haynau a Ypre.
Na de verschillende data van heropbouw be
sproken te hebben, besluit Lambin met te zeggen:
Wij meenen klaarblijkelijk bewezen te hebben
dat men ten. j are 1200 begonnen is het belfort te
bouwen dat, eens het belfort voltrokken, men
de grondvesten heeft gelegd van den linkervleu
gel der Halle, eertijds gekend onder de benaming
van oude Halle, en dat deze vleugel, ten Oosten
gelegen, rond 1230 voltooid werd en eindelijk
dat de opbouw van den rechtervleugel, ten
Westkante van het Belfort gelegen en nieuwe
Halle genaamd, in 1285 begonnen en in 1304 vol
eind werd. Onze voorouders hebben dus meer
dan honderd jaar besteed om dit grootsch praal-
gebouw op te trekken. Later, namelijk in 1513,
werd de gevel der Halle versierd met een groot
aantal steenen beelden in natuurlijke grootte
van enghels steen gemaekt, representeerende
diversche soo keysers, als keyserinnen, konin-
gen ende koninginnen, graeven ende gravinnen
van Vlaenderen.
Tijdens de bezetting van Yper door de fransche
troepen, onder de bevelen van generaal O. Morau,
werden deze beelden den 13 December 1792 totaal
vernield.
In 1850 waren de herstellingswerken der Hal
len zoodanig gevorderd dat men dan ook besloot
de vernietigde beelden te herstellen en dit werk
aan M. Puyenbroeck, beeldhouwer te Brussel,
toevertrouwde. Deze nieuwe beelden werden den
Woensdag 9 Oogst 1854, tijdens de Tuyndag-
feesten, plechtig ingehuldigd.
Wat betreft de loonen, die aan de lakenwevers
werden betaald en die een ontzaglijk cijfer
moesten bereiken, wordt er slechts in een enkel
document van gewag gemaakt, namelijk in een
verordening door het Magistraat van Yper uit
gevaardigd. Daar de meeste lakenwevers de stad
verlieten of er, ter oorake der uiterst lage loonen,
in de grootste ellende leefden, nam het Magis
traat van Yper in 1461, met de toestemming va*
Jaspard van Vlaanderen, groot-baljuw van Yper,
een besluit dat het loon der werklieden wevers
als volgt vaststelde. De prijs van den werkdag
is als volgt bepaaldvan den 1° Mei tot den
1" Oogst, vijf gros per dag van den 1" Oogst
tot den ln November, vier gros per dag van
den 1" November tot den 1" Februari, drie gros;
van den 1" Februari tot den 1D Mei, vier gros.
Van nu voortaan zullen zij den Zaterdag en
de vigiliedagen nog slechts een halven dag heb-
ben. De vrouwen, die de wol bewerken, zullen
van den 1" Mei tot den 1" Oogst twee gros per
dag ontvangen van den ln Oogst tot 1° Novem-
ber, zeven Ingelschenvan den 1° November
tot 1" Februari, vier Ingelschen en van den
1" Februari tot den 1° Mei, zeven Ingelschen.
De datum dezer verordening, het laag bedrag