e 1.000 f' Roger KNOCKAERT OSSIEUR Wij BEHOUDEN onze PRIJZEN tot de uitputting van onzen voorraad Nieuws Nieuws Aperitif Concert Occasie PIANOS van af ■01 2 i FL VANDEVOORDE PELSEN 31, Boterstraat, YPER Groote AFSLAG op de PERMA NENTEN aan den ongelooflijken prijs van 35 fr. gewaarborgd. De beste producten worden er ge bruikt, met het welgekende appa raat MOTDI\L zonder stoom of electriek, bij Goude Poortstraat, 1. Yper (in de straat van den Majestic). Alle Zondagen van af 11 u. 30 tot 1 u. 30 Ik zie aan uw gezicht dat ge liegt Niet aan mij, maar aan een der Dobsen. Ik beken het tot mijne schande, ja, ik voel me rood worden, Mijnheer de burggraafmaar ik heb tiie voorstellen altijd willen verijdelen. Ik heb mijnen broeder willen overtuigen dat hij Me vrouw slecht verstaan haddat zij want jpij sprak dikwijls met halve woorden iets der gelijks niet had bedoeld. Een bittere lach zweeft om de lippen van den edelman hij heeft op dit oogenblik de overtui ging, dat zijne vrouw onplichtig aan die euvel daad is. Ik wist niet,sprak de oude man spottend, dat gij een zoo edel mensch waart, Dobs Hij, mijnen broeder, beweerde integendeel zeer wel verstaan te hebben en wilde zijn ont werp, altijd om Mevrouw te dienen, niet laten varen. Eindelijk beloofde hij mij zulks, en omdat ik vertrouwen in zijn woord stelde, heb ik u niet verwittigdstap voor stap heb ik hem gevolgd, doch in die dwaze beweging tegen die onschul dige kloosterlingen. Mijnheer de burggraaf, heb ik hem uit het gezicht verloren. Gij gelijkt waarschijnlijk sprekend op el kander hervat de edelman. «O ja,roept Dobs, die dit reddingsmiddel driftig vastgrijpt. Mijn vader zegde niet zel den... Ik heb met uwe familie-geschiedenis niets te maken. Ge hebt gelijk, Mijnheer de burggraaf. «Zoo dat gij nog altijd beweert, dat Mevrouw...» O, ik wil haar niet beschuldigen Mevrouw is met mij opgevoed en wij zijn... Laat die snaar onaangeroerd zegt de edel man ongeduldig. Ik begrijp dat die herinnering u onaange naam is, Mijnheer de burggraaf. Mevrouw was jong... had veel aanzoek tot een nieuwe huwe- lijks-verbintenis, en indien Mijnheer de burg graaf mij wilde toelaten daaromtrent... en Dobs tast in zijnen binnenzak en haalt een boekje met vuil marokijnen omslag te voorschijn. Laat dat steken Ik zou mij van al die geheimen willen ont lasten, Mijnheer de burggraaf. Dobs wordt van lieverlede oud en verlangt rust. Scherp richt de edelman het vlammend oog op den tooneelspeler. Mijnheer Golden ware hem gewis in opgewonden drift toegevlogenMijn heer d'Engelgrave gelijkt nu niet meer aan den eerste. Wel fonkelt nu het oog, doch het is reeds voorbij. Betrekkelijk stil, doch altijd streng, antwoordt hij «Ik ook verlang naar rustik ook word oud en daarom wil ik niets meer te maken hebben met wat in uw zakboekje opgeteekend staat. Dat zou een boozen geest, die mij drie-en-twintig jaren op land en zee, in de wereld en in de een zaamheid vergezelde, andermaal doen terugkee- fen. Gij komt te laat, DobsIk zou u, korten tijd geleden, nog eenigszins kunnen geloofd hebben, doch nu niet meer. Dobs ziet met een onnoozel gezicht voor zich. Ik heb,» hervat de burggraaf, sedert eenigen Ajd ondervonden dat ik in mijn leven te veel Aaar schurken, dat waren vreemden, geluisterd hebdat ik hen al te diep in mijn huiselijken kaard heb laten dringen, en het vooral die we reld is die mij het leven zoo bitter heeft gemaakt. Blind was ik dit niet te zien. Ik beschuldig op dit oogenblik niemand meer dan mij zeiven. Dobs voelt allengs al meer den grond onder zijnen voet wegzinken. Gij vraagt mij geld om te mogen spreken, zegt Mijnheer d'Engelgrave, ik wil u geld geven om te zwijgen en nooit meer van u te hooren. Dobs herleeft't is hem volkomen gelijk op welke voorwaarde hij aan geld komt. O, ik verlang niet beter, Mijnheer de burg graaf en het matte oog van Dobs tintelt als dat eener slang, die eene prooi gewaar wordt. Ongelukkig voor hem naderen voetstappen de deur; deze wordt eensklaps geopend Sybrand d'Engelgrave staat op den dorpel en naast hem zijne moeder. Ik wil niet dat die schurk andermaal mijne moeder beschuldigezegt de jongeling met eene fierheid, die hem doet groot worden in de oogen zijns vaderszijn bleek gelaat met fonke lend oog, zijne tot vuist gebalde hand stemmen met den nadruk, op welken hij spreekt, overeen. Dobs gaat als een hond met ingetrokken staart achteruit. Die schurk, hervat de jongeling, heeft zoo even nog eene poging aangewend om mijne moe der geld af te dwingen, en toen zij weigerde, heeft hij gedreigd zich op haar te wreken met woord en pen De vader fronst de wenkbrauwen de geest van goedhartigheid en vergevingsgezindheid, die van tijd tot tijd opflikkerde, en waaruit Dobs voor deel zou getrokken hebben, is voor hem eens klaps weêr vervlogen. Ik heb aan dien man gezegd,laat de burg graaf er op volgen, dat ik geen vertrouwen in hem had, nu minder dan ooit. Ik hou hem voor een deugniet die mij eens naar het leven stond, die mij en ook de mijnen, uit eigenbaat belasterd en belogen heeft maar ik wilde hem nog wel, zooals ik vroeger deed, een goudstuk toewerpen.» «Neen,antwoordt Sybrand, «want ieder goud stuk dat gij hem toewerpt, schijnt te zeggen dat gij in hem een wezenlijke dienst betaalt Gij hebt gelijk, zoon. Dobs begrijpt dat zijn toestand gevaarlijker wordt, naar evenredigheid de gemoedstemming van den ouden burggraaf zich meer tot de zijnen keert. Die bepaalde wijziging in den geest van dezen laatste, is slechts aan het toeval te danken geweesthadde, bij het plotseling binnentreden, Mevrouw zeiven het woord genomen, de storm ware wellicht andermaal losgebersten doch het is Sybrand die spreekt, die eischt, die schier ge biedt en Mevrouw staat slechts ter zijtje en zwijgt. Van zijn zoon duldt hij dien hoogen toon, van haar nietzij heeft nu ten minste den schijn, het hoofd voor hem te bukken. Hadde zij dit begre pen, nu drie-en-twintig jaar geleden!... Ik verlang, vader,zegt Sybrand nog, dat de man die mijne moeder beleedigd heeft, dit huis verlate en gij hem verbieden zult, onder welk voorwendsel dan ook, den voet nog in onze tegenwoordigheid te zetten. «Gij hoort het, Dobs... Ik vergeef u al het kwaad dat gij mij en de mijnen hebt toegebracht; maar indien uw leven u heilig is, ga heen Dobs sluipt met ingedoken hals naar de deur, waar hij geen plaats zou gevonden hebben om naar buiten te slibberen, indien moeder en zoon niet met walg waren terzijde gegaan. Reeds was Dobs bijna uit de lastige klem ver lost, nu eensklaps de burggraaf hem toeroept Wacht eens Ik heb dezer dagen eenige regelen van de policie te Brussel ontvangen, die u betreffen men zoekt u, Dobs 't Schijnt dat ge verdacht wordt nachtelijke bezoeken af te leg gen in mijn verlaten hotel. Ik raad u ten sterkste aan uwe geheimzinnige wandelingen niet op mijn domein uit te strekken, of ik zal uw adres op geven. «Mijnheer de burggraaf... stamelt Dobs O, ik ben tamelijk gerust, Dobs gij zult er niet veel van waarde meer vinden. Ik was im mers overtuigd dat alles van waarde reeds lang verdwenen en gesmolten wasen onder het uitspreken van die woorden, werpt de strenge man een scherpen oogslag op zijne vrouw. Dobs is wegnu neemt Mevrouw het woord Mijnheer de Burggraaf, ik dank u dat ge mij, in tegenwoordigheid van dien man niet in mijn ongelijk gesteld hebt. Wat de waarden betreft, in uw hotel achtergelaten, deze zullen u worden ter hand gesteld. Ik weet niet wat de zoogezegde voogd met het vervoerbare gedaan heeft, doch uw familie-zilver en de kleinoodiën zijn door mij, in de geheime kelders, in veiligheid ge bracht. Ik heb dit uit uw dagboek vernomen,mort de echtgenoot en ziet ietswat verlegen voor zich de voogd had mij integendeel verzekerd dat gij die waarden ten gelde had gemaakt. Ik zal u die sleutels der bergplaatsen, u wel bekend, overhandigen ik denk niet dat de voog den en Dobsen dien schat zullen ontdekt hebben.» Met toelating der maatschappij Voor God en Volk ('t Vervolgt). gegeven door M. Albert De Hollander Virtuoos Accordéonist in het HOTEL BRISTOL 29, Dixmudestraat, 29, Yper.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1935 | | pagina 10