I
Alleen
in de Wereld
KOFFIES en CHICOREI met PREMIEN
Christiaens Pevolder - KortrijK
Te koop in alle goede winkels. - PremiedepotG. Laroye, 20, Suomgaaidstraal, Yper.
25 5 1935 Met Ypersche-2e Bijvoegsel - JLa JExegion d'Ypres Nu 8
GOUDSMID MAX
EISCHT ALTIJD EN OVERAL DE
Mengelwerk van «Het Ypersche» - N' 25
Verven Droogkuischen
N ieu w wasschen
Luxe - Waschdienst
Kilowasch
Teintures Nettoyages
Blanchissage de luxe et au kilo
Glagage Américain
de Cols Manchettes
Bijhuis L. KNOCKAERT - JOOS °éPöt
Diksmudestraat Rue de Dixmude,
Y P E R,
Tel.
Y P R E S.
door Dr August SNIEDERS.
Inkoop van OUD GOUD, ZILVER
en EDELSTEENEN
aan HOOGSTE PRIJZEN
door den bekenden Oostendschen
MAX ontvangt ook
(Vervolg)
De man is juist niet teenemaal gerusthij zou
schier genegen zijn stil heen te gaan nu hij boven
eene stem hoort, die meer aan eene oorlogstrom
pet dan wel aan een harmonium denken doet
doch op het oogenblik der aarzeling, keert Clau-
dine terug en zegt
Mijnheer Golden,zij kan zich niet ge
woon maken aan dien anderen naam Mijn
heer Golden is opgestaan en wil u wel eens zien
maar hij is erg kwaad.
Dobs ziet het kind verwonderd en aarzelend
aan, en vraagt half ernstig en half komiek
Hij zal mij toch niet op-eten
Neen, dat denk ik niet.
Is hij alleen
Ja, want Mijnheer Golden heeft Zuster Theo
dora en Adriana doen weggaan, omdat hij niet
wil hebben dat zij u zien.
Dobs zal het dan toch maar wagen hij gaat
vooruit en den trap op.
Hé Mijnheer,zegt Claudine, uw schoen
gaapt als een gekookte mossel
Dobs blijft plotseling staan en ziet uit zijne
hoogte namelijk van drie trappen hoog met
een boos en verontwaardigd gezicht op dat kleine
brutale dingneêr, dat echter hierdoor in
't geheel niet in verlegenheid komtwel in
tegendeel
Nu,» hervat Claudine, Mijnheer Golden is
een braaf man vraag hem maar een paar schoe
nen hij heeft er meer dan genoeg.
Dobs kiest de wijsste partij en zegt lachend
«Ik hoü me gerecommandeerd, kleine wijsneus!
Zeg, welke deur
Die daar, vóór u.
«Wel bedankt» en Dobs klopt en buigt het
hoofd om des te beter te luisteren.
Het woord binnen volgt nietdoch de deur
wordt half geopend en voor den bezoeker staat
de oude man, in zijnen kamerrok gehuld hij
staat daar met al de barschheid die hem eigen is,
met zijne neêrgetrokken wenkbrauwen, met zijne
gespierde hand om den deurknop geklemd.
Wat wilt ge zegt hij op eenen toon, die
teenemaal met die kenmerken overeenstemt.
Ik wenschte, Mijnheer de burggraaf.
Hoe durft gij nog onder mijne oogen te ver
schijnen
Ik beken, Mijnheer, dat ge dikwijls reden
hadt om mij te verdenken doch ik heb u ook, ik
hoop dat ge dit erkennen zult, groote diensten
bewezen.
Ik zoek te vergeefs welke
Mijne verkeerdheden maken u, Mijnheer de
burggraaf, onrechtvaardig jegens mij.
Gij hebt mij van uwe jeugd af met ondank
beloond.
Helaas, ja, ik belijde schuld.
Later hebt gij u ten dienste gesteld van mijne
vijanden, en gij hebt me nadeel toegebracht
waar dit in uw vermogen was gij zijt de spion
geworden, die jaren lang mijne voetstappen volg
de, en een bewijs voor mij dat gij mijne doen
wijze zeer vervalscht overbracht is, dat gij meer
dan eens poogdet mij de geheimen mijner tegen
partij te verkoopen. Gij zijt een schurk
Mijnheer de burggraaf beoordeelt mij gansch
verkeerd ja, ik was in dienst van Mevrouw
men moet toch leven op dit wereldjemaar
uit achting voor u wilde ik u over den toestand
inlichten.
Ik heb uwe achting niet noodig.
Het deed eene diepe verontwaardiging in mij
ontstaan, Mijnheer» spreekt Dobs voort, als heeft
hij de onderbreking van den ouden man niet
gehoord te zien hoe onverdiend men u trachtte
te... misleiden.
Ik heb evenmin uw oordeel noodig doch het
was misschien ook uit achting voor mij, dat gij
mij in Mei 1857, in het klooster van Jemappes,
naar de andere wereld wildet zenden.
Ik, ik, ik en Dobs legt de opene hand op
de borst,, en daarna diezelfde hand op theatrale
manier in de hoogte heffende, roept hij uit
Nooit, nooit, nooit
Gij loochent Ik denk u maar al te wel her
kend te hebben
Mijnheer de burggraaf,zegt Dobs op een
toon die ontroering aanduidt, «verleen mij een
kort onderhoud in uwe kamer wij bespreken
hier zaken, die wij juist niet aan het klokzeel
moeten hangen.
De burggraaf aarzelthij schijnt er echter be
lang bij te hebben de vraag toe te staan, want
hij laat Dobs binnentreden, sluit de deur en
neemt plaats aan tafel, terwijl de bezoeker nabij
den ingang staan blijft. Recht als een standbeeld
staat de oude man streng ziet hij den tooneel-
speler in de oogen, terwijl zijne vingeren soms
onbestemd over het tafelkleed dwalen, hetgeen
het oog van Dobs op een revolver geen aan
gename gastdoet vallen.
Wat wilt ge zegt de burggraaf.
U spreken over zaken, die ons reeds dikwijls
tot elkander voerden.
Die u tot mij voerden, wilt ge zeggen, niet
mij tot u.
Gij hebt gelijk, Mijnheer.
Ik ken overigens die zaken gij wilt mij
andermaal uwe zoogezegde geheimen verkoopen,
of liever, gij wilt mij uw stilzwijgen doen koopen
over punten die mijne familie betreffen.
Ik wenschte u enkel datgene toe te vertrou
wen, wat mijne lange en droevige ondervinding
mij ter kennis bracht. Dit alles kan u, niet mij
van dienst zijn.
De burggraaf ziet met blijkbare verachting en
zwijgend den spreker aan doch Dobs beschouwt
dat stilzwijgen als eene aanmoediging.
«En als ik dan van u mocht verwachten...
eene kleine som... eene onbeduidende jaar
wedde. Ik zou alsdan in dit of dat dorp, of, met
uw toelaten, in het buitenland...
Maar wat gaat mij uw doen of laten aan
Gij hebt gelijk, Mijnheer de burggraafdat
is ook maar eene manier van spreken, van be
leefd te zijn. Ge weet echter, Mijnheer, dat ik u
van dienst kan zijn.
Ja, gelijk de booze geest.
«Ik ben in bezit...
Van de geheimen van Mevrouw, die gij mij
wel zoudt willen verkoopen, nadat gij reeds ge
poogd hebt daaruit voordeel te trekken bij mijne
tegenpartij.
Ik beken het, Mijnheer, vele verkeerdheden
heb ik bedreven doch ik moest leven, Mijnheer
Men leeft niet van sneeuw en maneschijn, Mijn
heer en er speelt Dobs een lachje om den
mond. «Wat ik echter wilde, was u van dienst
zijn, ten bewijze van dankbaarheid voor al de
weldaden die aan mij, in mijne jongelingsjaren,
besteed werden. Ik zag dat Mevrouw niet juist
handelde volgens uwe denkwijze, en ik wilde
u waarschuwen. Mevrouw had geene geheimen
voor mij...
De burggraaf maakt eene beweging van walg.
Ge weet, Mijnheer de burggraaf, wij werden
te samen opgevoed; wij zijn nauw verwant...,
Maar al misdeed ik veel in mijn leven, toch was
het mij onmogelijk te dulden dat ik een man
zoo edel, zoo grootmoedig...
Genoeg, meer dan genoeg
Ik begrijp u, Mijnheer'de burggraaf vergeef
mij deze lofspraak... Ik heb aan Mevrouw meer
dan eens haar ongelijk voor oogen gebracht en
haar aangeraden zich met u te verzoenen.
«Gij hebt integendeel, volgens haar, al het mo
gelijke gedaan om ons van elkander te verwijde
ren.
Dat is eene verkeerde beoordeeling, Mijnheer
de burggraaf. Duld dat ik u die opmerking
make. Mijne opmerkingen vonden echter geenen
Oud goud van 20 tot 30 fr. de gram.
11.25 fr. voor een zilverstuk van 5 fr;
1.90 fr. per fr. vr 2-1-0,50 fr. stukken.
Ontvangt eiken Zaterdag
morgen, vanaf 8 1/2 uur
in het Café «DE MAAN»,
Groote Markt, Y P E R
Oude Zilvermunten altijd uitwissel
baar Meenenstraat, 31.
Men begeeft zich ten huize op aanvraag
Schatting gratis.
Eiken Donderdag namiddag, Café du
Damier Markt, MEENEN
Eiken Zaterdag namiddag, Café
Congolais bü Jan, Statieplaats,
ROESELAERE.
ingang, want, neem me niet kwalijk, Mevrouw
was jong...»
Beschuldig niet, rechtvaardig u zeiven.
Zij beminde het vermaak, hetgeen overigens
zeer natuurlijk is...
Beschuldig nietroept de oude man don7
derend en bonst met den revolver op tafel. «Ik
beschuldig u onder ander op mijn leven aange
legd te hebben.
Ik beken, antwoordt Dobs aarzelend en niet
zonder ontsteltenis, dat Mevrouw voorstellen
had gedaan niet aan mij, Mijnheer de burg
graaf, ik geef u mijn woord van eerlijk man, niet
aan mij.