Een Woord van Dank 3 De vaart Yper-Komen wordt hersteld De Waterspijzing der Vaart Yper -Yzer marmer gebeiteld te worden. Heer Voorzitter, in naam der talrijke Leden en Bestuursleden der Handelskamer, dank ik U voor al het goede dat Gij hebt verwezenlijkt, ik bied U in hunnen naam de gevoelens aan van genegen heid welke hen voor U bezielen, alsmede de ver zekering van hunne onverbreekbare trouw en ik eindig met den kreet Lang leve onze Voorzitter. Julien Tahon, Ondervoorzitter der Handëls- en Nijverheidskamer van Yper. Zoo luidt het verheugend nieuws dat wij heden aan onze trouwe lezers, aan gansch de bevolking mogen kenbaar maken. En zoo. wij thans de onuitsprekelijke vreugde hebben deze blijde tijding, die voor Yper en gansch de streek een nieuw leven inluidt en aller hoofden hier weer hoopvol omhoog zal rechten, te mogen aankondigen, dan zijn wij dit in de eerste plaats verschuldigd aan den Heer Minister De Man die eindelijk er toe besloten heeft aan Yper recht te laten wedervaren. Aan hem en aan al zijne trouwe en bevoegde medewerkers, aan zijne raadgevers, de Heeren Bestuurder en Ingenieurs van Bruggen en Wegen, onzen innig- sten dank voor het goede besluit dat zij genomen hebben en dat aller harten hier met vreugde vervult. Onzen welgemeendsten dank gaat ook vooruit en vooral aan onze verdienstelijke Handelskamer, die steeds met zooveel ijver en bevoegdheid voor de belangen van Yper op de bres staat en voor het herstel der vaart Yper-Komen met alle moge lijke middelen heeft gestreden. Dank ook bijzonderlijk aan haar nooit volpre zen voorzitter, M. Hectór Vermeulen, die er de spil van is. Zooals onze lezers het reeds zullen bemerkt heb ben, is de brief van den Heer Minister De Man tot den Heer Vermeulen, voorzitter der Handels kamer van Yper, gericht en het is voor niemand een geheim meer hoe de Heer Vermeulen zich onverpoosd heeft beijverd om het doel, dat hij zich gesteld had, te bereiken. Hij is het die, gansch belangloos en met het eenige doel zijne dierbare moederstad nuttig te zijn en zijne mede burgers dienst te bewijzen, onzen strijd bezielde. Hij ontzag noch tijd, noch moeite, gedurig wist hij, dank aan zijne uitgebreide kennissen en de veelvuldige betrekkingen die hij in. alle middens heeft, nieuwe argumenten aan. te brengen, en daar waar anderen het, door het langdurig achterblijven van tastbare uitslagen, reeds lang zouden opgegeven hebben, hield hij moedig en betrouwend vol, onverschillig aan de enggeestige politiek van andersdenkenden maar overtuigd van het goede recht der zaak die hij behartigde, en bewust van het overwegend belang, dat de vaart Yper-Komen biedt voor' dep verderen bloei en de algeheele herleving onzer stad, waaraan hij met hart en ziel verkleefd is. Wij achten ons gelukkig den Hegr Hector Vermeulen hier, te dezer gelegenheid, openlijk te mogengelukwfen- schen om den bekomen uitslag dien wij, wij her halen het, grootendeels aan zijne groote werk zaamheid, zijn taaie wilskracht, zijn bewonde renswaardige volharding te danken hebben. Doch is de strijd lang en lastig geweest, dan is thans ook de voldoening er des te grooter om. En wanneer wij, binnen weinige jaren, het ge luk zullen mogen beleven de vaart Yper-Komen voor de scheepvaart geopend te zien, dan zullen wij hier nogmaals, zooals wij het reeds met zoo veel reden mochten doen ter gelegenheid der in huldiging onzer kaai,' namens de erkentelijke bevolking, den Heer Vermeulen mogen huldigen en schrijven Dat is Hector Vermeulen's werk Wij zijn verder ook nog een innig woord van dank verschuldigd aan al dezen die ons, hetzij met de pen, hetzij met het woord of met hun in vloed ter zijde stonden. Het is in de sombere dagen dat men zijne vrien den leert kennen, en in den strijd voor het herstel der vaart van Komen heeft Yper veel steun ge vonden bij mandatarissen, bij al de gemeente overheden der streek, bij de bevoegde diensten, bij onze vrienden van het Nieuwpoortsche. En hebben wij onzen strijd met zooveel wel slagen kunnen voeren, dan ligt de reden daarin dat, óveral waar wij ons gewend hebben, wij Steeds de meeste welwillendheid ontmoet hebben om ops in te lichten oVer.de vragen die zich stel den. Wij zegden vroeger eens dat wanneer men een rechtvaardige zaak verdedigt men u de wapens thuis brengt. Zoo is het ook meermaals gegaan en wij moeten dan ook deze vrienden bedanken, die ons alzoo spontaan ter zijde kwamen staan. Een woord van dank dus aan al dezen die het wel gemeend hebben met het goede recht onzer dierbare stad Yper. Het Ypersche. Wij ontvingen van den Heer Claeys, Hoofdinge nieur-Bestuurder van den provincialen Dienst van Bruggen en Wegen het volgend schrijven Brugge, dt n 26 Augustus 1935. Heer Hoofdopsteller, Als gevolg aan het artikel verschenen in uw dagblad van 20-7-1935 inzake waterspijzing der vaart leper-Yzer, heb ik de eer U hierna terecht wijzing in te brengen. Het. schip Eleonora is in de vaart gekomen op 13 Juli. Het water op dezen dag stond .28 cm. beneden het normaal peil. De diepgang in nor male omstandigheden bedraagt lm80 't zij 30 cm. min dan de normale diepte op de bodembreedte (2.10 m.) De schepen mochten dus op 13 Juli een diep gang hebben van ln,80 0.28 lw52. Het schip Eleonora was gejaagd door twee paarden, en is het op de vaart geenszins door drie paarden getrokken geweest. De schipper werd te Nieuwpoort verwittigd dat de diepgang van zijn schip te groot was om boven Diksmuide te varen. Het schip werd in deze stad gelicht en de bak- steenen gelost in het schip Jeune Maurice dat met één paard is gejaagd gekomen tot leper. Het schip Eleonora is nergens in de vaart vastgeraakt tusschen Steenstrate en Drie Grach ten, zooals het beweerd wordt in het dagblad. Het schip Hortense vaarde op het kanaal op 15 Juli, datum op dewelken het peil 32 cm. beneden het normaal gezakt was. De diepgang door het reglement toegestaan mocht dus lm80 0.32 lm48 bedragen. Mijn dienst heeft niet kunnen vernemen door wie de inlichting, dat er met een diepgang van lm65 mocht gevaren worden, gegeven is geweest in elk geval werd deze verkeerde inlichting niet gegeven, noch door een beambte, noch. door een agent van mijn dienst afhangende. Ik kan moeilijk aannemen dat het schip Hortense dat met de volle lading van 156 Ton, lm80 diepgang heeft, slechts 1'1145 diep in 't water steekt met een lading van 144 Ton. Volgens mijn oordeel is die diepgang min stens 1"'65 geweest, want zoo de schipper de voor noemde inlichting bekomen heeft, dan heeft hij in dien zin ook doen laden, en het ligt in de ge woonte van de schippers altijd dieper te laden dan het hun toegelaten is. Met een diepgang van l'"65 en een waterda ling van 32 cm. moest het vaartuig onvermijde lijk stranden. Daarenboven meet de breedte van het schip meer dan 5 meter de bodembreedte van de vaart tusschen Knokke en Steenstrate js pu maar zes meter, en deze bodem is natuur lijk aangeslijkt op de kanten. In die omstandigheden bij de minste afwijking van de vaargeul komt het vaartuig in aanraking met den grond en loopt het moeilijkheden op bij vooruitgang. De inlichting in het dagblad is ook niet juist wat betreft de motorboot. Het is de sleper van het schip Hortense» namelijk.de Brigitedie een tiental Ton vetten overgenomen, heeft tot lichting van de Hortense die alsdan samen tot leper gevaren zijn. De motorboot Irene is hier niet. tusschengekomen. Volgens het oordeel van schipper. Knockaert zou er slechts 1 m. 35 water staan in de diepste plaatsen van de vaartik zal daarop antwoorden met' het volgende feitop 26° Juli is het schip Egidemet 100 Ton goederen door dezelfde vaart gekomen met een diepgang van 1 m. 40 alswanneer het peil 41 cm. onder het normaal punt aan te stippen viel. Het schip Antonius is op 16 Juli op de vaart aangekomen. Op dezen datum is 't water peil 33 cm, onder het normaal vlak. De diepgang van het schip bedroeg lm53 volgens de persoonlijke verklaring van den schipper aan den sluiswachter te Boezinge-dorp, en niet 1 m. 35 zooals het dagblad aangeeft. Ook dit schip heeft ene groote breedte en om dezelfde redenen hierboven aangegeven is dit schip gestremd geworden. Ik hoef hier aan te stippen dat de diepgang door den schipper aangegeven niet nagezien is geweest. Ik twijfel ten zeerste aan die opgave. Ik moet hier nog meer aanstippen. De schipper is te Nieuwpoort uitgenoodigd geweest door den sluiswachter, te lichten te Diksmuide, omdat hij volgèns de reglementen te diep zotl gelegen heb ben vanaf deze stad. De schipper heeft niet ge licht en is doorgevaren denkende te kunnen doorgeraken. Het schip Valentine kwam op de vaart op 17 Juli. Het water was op dien datum tot op 38 beneden het gewoon peil. De diepgang van dat schip mat lm56 (aangifte van den schipper) 't zij hooger.dan hem toegelaten is. Ondanks de ver wittiging van den sluiswachter te Nieuwpoort, te lichten te Diksmuide, is de schipper doorge varen en gestrand op 500 meter van de sluis te Boezinge-Sas. De drié eerste schepen geraakten op grónd ongeveer op het laAtstfr vak- binnen hetwelk de aannemer Crampe verbreedingswerken van de bodembreedte uit te voeren heeft, die op heden nog niet voltooid zijn. Het laatste schip strandde zooals reeds gezegd op 500 meter van de sluis op hét Sas alwaar ook de verbreedingswerken van de vaart nog niet ten volle op diepte uitge baggerd zijn. Maar het merkwaardigst van het voorgaande is, dat hétschip Valentine met evenveel breedteafmeting als de ander schepen, met een diepgang van lra56 en eene waterhoogte metende 38 cm. 'onder 't gewoon peil, *tzij dus in vele ongunstiger omstandigheden dan de andere vaar tuigen, doorgang gevonden heeft op het vak tusschen Steenstrate en Knokke, op hetwelk de laatste schepen vastgeraakt zijn. Dit laatste feit zou mij in verwarring bren gen ware het niet dat ik overtuigd ben dat de schippers over 't algemeen met een veel grooter diepgang varen dan het hun toegelaten is en alzoo, waar er waterdalingen voorkomen, in moeilijkheden geraken. Als besluit verklaar ik dat de scheepvaart moeilijkheden in uw dagblad uiteengezet groote- lijks overdreven zijn. Er bestaat nochtans een zekere belemmering van de scheepvaart die te wijten is aan twee fei ten, namelijk een lichte aanslijking van zekere vakken in het benedenpand en hoofdzakelijk het onvoldoend waterpeil. De aanslijking zal in 't kort verdwijnen. Wat het houden van den waterspiegel van het benedenpand op zijn gewenscht peil aangaat, dit is een moeilijker vraagstuk daar het water moet komen uit de Schelde of de Leie, waar thans niets beschikbaar is. Het regelen van de water- bedeeling der rivieren en kanalen in West-Vlaan deren en 0ost-Vlaanderen ligt tèr studie. Aanvaard, Mijnheer de Hoofdopsteller, de verzekering mijner achting. De Hoofdingenieur-Directeur, (get.) E. CLAEYS. Wij nemen volgaarne den brief over van den Heer Claeys, Hoofdingenieur-Bestuurder van Bruggen en Wegen, die tie zienswijze van het bestuur uiteenzet betreffende de moeilijkheden onzer scheepvaart en waarover bijzonderlijk ge handeld werd in ons nummer van 20 Juli 11. Wij besluiten uit het schrijven van den Heef Bestuurder dat de schippers geneigd zijn de echte diepgang van hun schip te verduiken en dat daar door de meeste moeilijkheden ontstaan. Wij aan vaarden dat dit mogelijk is, maar zulks kan vol gens ons eenigszins verontschuldigd worden door het feit dat velen van hen werkloos liggen en de eerste gelegenheid de beste te baat nemen om een daghuur te verdienen. Maar de grootste oorzaak der moeilijkheden is ook zeker wel de onzekerheid van het waterpeil. Op 1 Juli was het peil normaal en wij zien in den brief van den Heer Bestuurder dat dit op 13 Juli reeds 28 cm. gezakt was. Op 15 Juli was de vaart 32 cm., op 17 Juli 38 cm. en op 26 Juli 41 cm. beneden het normaal peil. Thans is zij ongeveer 70 cm. beneden dit peil. En wanneer men te Antwerpen, Gent, Brugge, Oostende, enz. de bevrachting doet, dan wordt het alsdan bekende peil in acht genomen. Maar alswanneer de schipper èenige dagen, een week later te Nieuwpoort aan de_monding van de Yzer ligt, dan verneemt hij van den sasméester dat het peil, sedert hij zijne bevrachting aanvaardde, met 20. of 25 centimeter .gezakt is. De brave huis vader staat op het punt het loon te verliezen waarop hij met recht gerekend had en wat doet hij hij waagt de verdere reis... ofwel de han delaar staat voor alle gevaren borg- en hij licht, hij sleurt het schip en lost in zijn magazijn te Yper een lading waarvan het gewin reeds door verloren kosten verzwonden is. Het is aldus dat te Yper ten jare 1935, met het onopgelost vraagstuk van de Yzer, moet handel gedreven worden Doch... het daghet in het Oosten en van uit Brussel komt vanwege den Heer Minister De Man het goede nieuws toe dat het ontwerp Yper-Leie in het programma der werken van den Dienst voor Economisch Herstel bevat is, en dat de noodige instructies aan de bevoegde Diensten van Bruggen en Wegen zijn gegeven. En al met eens herinneren wij ons dat, op de groote vergadering van 29 Juli 1933, de Heer Hoofdingenieur - Bestuurder Claeys verklaarde dat wij op het plaatselijk dienstbeheer mogen rekenen in geval de Heer Minister er in zou toestemmen de studiën en de werken van de vaart Yper-Komen te hernemen Die schoone dag is thans aangebroken en wij stellen ten volle ons vertrouwen in het bevoegd bestuur van Bruggen en Wegen. Binnen weinige jaren zullen de vaarmoeilijk- heden op onze beneden vaart, waarover wij ons zoo dikwijls reeds te beklagen hadden, tot het verleden behooren en Yper en gansch het West- land zullen herbloeien.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1935 | | pagina 3