UIT GEHEEL
HAAR HART
KORTRIJKSCHE
- ONDERLINGE -
Brand - Leven
Ongevallen
Chez PASCAL
CLASH AN DEL
Mce Cherchye=Kesteloot
WAAR ZIJT GIJ HET ZEKERST
EN VOORDEELIGST VERZEKERD
TE KORTRIJK
MARCH AND-TAILLEUR
TOUS COSTUM ES
23, rue au Beurre YPRES
AANNEMERS - LANDBOUWERS
Voor alle GLASWERKEN wendt U
tot het gekend Huis
Hoek der Elverdinghestraat
en Veurnesteenweg - 1 - IEPER
MASTIEK
VERVEN EN VERNISSEN
Tel. 484.
Mengelwerk van «Het Ypersche» - N' 13
dooi' Itené BAZIN.
Verltistld door .look BOON EN.
k
hi
B
dt
ge
|a
i
9
Afr.
f Vraag
v'erbir
(Vervolg)
Welnu, welk boek wil je hebben vroeg
Mourieux.
Ik weet het niet. Mijnheer, het is voor mijn
Zondag.
W ilt gij een verhaal, een reisbeschrijving,
vertellingen
Zij stond op haar rechterbeen, want het linker
was meer opgezwollen en nog pijnlijker.
Met een kinderlijk gebaar stak zij haar beide
handen uit en zei
Ik weet het niet, geef mij een boek waar ik
om huilen kan.
Mourieux stond op en steunend op een plank
der kast, nam hij een deel, dat hij aan Louise
gaf, die in het halfduister een weinig hinkende
wegliep, terwijl zij in het voorbijgaan Henriette
met een vroolijk knipoogje groette.
Goeden dag, juffrouw Henriette, zei Mou
rieux. Neem mij niet kwalijk, dat ik u hier heb
laten komen. Zondags kan ik moeilijk uitgaan,
zooals gij ziet.
Uw eigen schuld, zei Henriette en zij ging
zitten naast de boekenkast tegenover Mourieux,
die zich zwaar liet neervallen in zijn armstoel.
Gij zijt bibliothecaris geworden uit liefde voor
uw klanten. Dat is louter overwerk.
Mourieux, die in de witte deuropening het
laatste puntje van de jurk en pelerine verdwijnen
zag, antwoordde
Uw leermeisje is een goed kind. En dat,
ondanks, dat zij zoo vaak wordt afgerost. Hoe
zou ik nu uit kunnen gaan Als ik er nu toch
niet was om boeken uit te kiezen, zou zij naar
de stadsbibliotheken gaan, waar men haar van
alles geven zou... Juffrouw Henriette, ik moet
met u spreken in opdracht van Mevrouw Le-
marié.
De naam Lemarié veranderde ineens de goede
stemming van Henriette. Zi j wischte den eersten
indruk uit.
Alweer, zei zij. Toch niet voor den tweeden
hoed
Neen.
Hij was achterover in zijn stoel gaan leunen,
zijn hoofd als altijd gebogen, en hij keek, al
voortsprekende, met zijn doordringende oogen
hoe zijn woorden werden opgenomen.
Juffrouw Henriette, het komt mij voor, dat
gij haar niet rechtvaardig beoordeelt. Ik ken
haar, sinds haar huwelijk. Het verdriet heeft
haar voor égoïsme bewaardzij is edelmoedig
zij is bewonderenswaardig en nu is zij geheel
vrij, om goed te kunnen doen. Zij heeft aan u
gedacht om...
Dank u wel. Wij zijn niet rijk, maar wij
kunnen toch leven en vooral nu met het pensioen
van mijn oom..,
Gij laat mij niet uitspreken. Zij heeft op u
gedacht, om haar te helpen bij haar almoezen.
Handelsregister Kortrijk 952
NATUURLIJK bij de Npamlooze
Maatschappij, de
Onderneming gemachtigd bij Koninklijk Besluit
van 23 December 1932, in uitvoering van de wet
van 25 Juni 1930.
Hare werking uitstrekkende over gansch het
land, worden er nog ernstige Vertegenwoordigers
gevraagd.
Voor alle inlichtingen wende men zich tot het
Bijkantoor te YPER
8, Mondstraat Tel. 159
Algemeen Opziener Omer Robyn
Zij weet juffrouw Henriette, dat gij talrijke
vrienden hebt onder de armen van onze buurt
dat men voor u niet bang is, dat gij de ellende
kentOwees maar niet zoo bescheiden, ik
weet wie gij zijt. Zoudt gij haar niet op de hoogte
willen brengen van de ongelukkigen, de echte
armen, die geholpen kunnen worden in uw
omgeving. Men zal niets weigeren.
Maar, Mijnheer, dat is een opdracht...
Geheel strookend met uw eergevoel, juf
frouw, en, merk wel op, een, die u in staat stelt,
zieke of werkelooze vriendinnen met liefde en in
stilte te helpen. Er wordt ook onder de modisten
geleden in stille tijden.
Ja, zei Henriette, maar waarom juist ik
Ik zal u verklappen, wie u aan mevrouw
Lemarié heeft aangewezen gij hoeft niet ver te
zoeken ik was het. En het is verre Van mij,
dat ik iemand als u, zou willen kwetsen, maar
gij zijt' zoo goed, zoo barmhartig... Henriette
lachte, zenuwachtig.
Ik Verbeeld uVerklaar mij dat eens,
mijnheer Mourieux, laat eens, hooren
En al lachende, overwoog zij met spanning
het oordeel over haar zelf waarin hetzelfde idéé
werd uitgesproken, dat haar reeds zoo dikwijls
verontrust had. Spraken ander niet dikwijls over
haar, als over een verheven schepsel, dat een
men weet niet welke soort, van medelijdende
zending te vervullen had Zij gevoelde een aan
drift om op te staan, weg te gaan en te ontsnap
pen haar jonge meisjes trots kon niet verdragen
dat men zich met haar bemoeidezij voelde
tegenzin tegen dien weg van offers en buiten
gewone dingen, waar men haar met geweld heen
wilde leiden, maar haar eerlijke natuur kwam
boven. Henriette stond niet op. Zij neeg diep
ontroerd haar hoofd, als had het lot zelf haar
toegesproken, haar teere hals boog zich en haar
oogen schitterden.
Toen Mourieux niet dadelijk antwoordde,
hernam zij
Wat wilt gij toch allemaal van mij Want
ik ben toch eigenlijk, net als ieder anderDe
oude winkelier wreef met zijn handen over zijn
knieën, omdat Henriette hem wat verlegen
maakte, en antwoordde, volgens de ingeving
van zijn goed hart.
Neem mij niet kwalijk, ik kan mij vergis
sen. Evenwel geloof ik van niet. Ik wil niets
anders van u dan eenige hulp voor hen, die ander
willen helpen. Die zijn zeldzaam juffrouw. Ik
ben oud, ik kan niet veel meer doen, maar gij
zoo jong, zoo mooi, hoe zult gij armen kunnen
troosten met de woorden, die gij wel zult vin
den En dat is veel zoeter dan gij denkt.
Hij schudde zijn groot hoofd.
Gij zult zeggen, dat ik mij bemoei met
dingen, die mij niet aangaan. Doch mevrouw
Lemarié had mij verzocht, met u te spreken.
Zij durfde niet, omdat zij u nog minder kent
dan ik.
Henriette richtte zich nu op, en op haar ern
stig gelaat waren nog dezelfde gedachten te lezen,
die hij uitgesproken had, zooals bij scherpe
luisteraars gebeurt.
Mijnheer Mourieux, ik dank u integendeel.
Ik ben bang, dat gij mij al te gunstig beoordeelt.
En dan ben ik vier en twintig jaar, ik ben...
Zij hield op, haar lippen half geopend, zonder
het vervolg uit te spreken Ik ben bijna ver
loofd. Op dit oogenblik rees het beeld van
Etienne voor haar op, als een voorwendsel om
niet toe te stemmen. Zij zag hem voor zich, in
de ochtendstilte der Loire, rechtop in zijn boot,
de armen naar haar uitstrekkende. Het was,
alsof er iets, diep in haar hart begon te schreien.
En toch was hetgeen men haar vroeg, geen
beletsel voor iets in het bizonder, voor het
gewone leven, noch voor het huwelijk. Zij was
bewogen.
Langzaam stond zij op, wreef de plooitjes in
haar handschoenen glad, bekeek den glazen knop
van haar parasol en zei
Ik verlang zoo iets heelemaal niet. Maar ik
zou ander misschien nadeel kunnen berokkenen,
als ik het niet deed. Als gij denkt, dat ik werke
lijk naar mevrouw Lemarié moet gaan...
Ik verzoek u met allen aandrang.
Welnu dan zal ik gaan.
Een oogenblik later, zag Mourieux van op den
drempel van zijn winkel het jonge meisje midden
door de straat weggaan zij liep keurig rechtop
met haar linkerhand de plooien van haar zwart
kleed opnemend.
Hij keek heel tevreden.
Als zij maar wildacht hij. Alle ongelukki
gen zouden haar vereeren, zoodra zij haar maar
zouden zien En dan te denken, dat er zooveel
domooren zijn, die denken, dat al die modistjes
niets waard zijn Zij kennen haar nietDrom
mels het zijn niet allemaal heiligen, maar er
zijn mooie zielen bij, dapper en rechtschapen en
met een toewijding, die schreien doet.
XV
Zij vervolgde op goed geluk, haar weg, om de
huizenblokken heenloopend tot bij haar punt
van vertrek, en zij genoot van de wisselingen
van zon en schaduw, van de drukte op straat,
als van zoovele afleidingen, die het uur van
haar bezoek vertraagden. Zou zij gaan Was
het noodig zich nieuwe zorgen op den hals
te halen en zich met ander te gaan bemoeien
Zij was er verwonderd over, dat zij dien dikken
Mourieux zoo verstandig had bevonden. Onder
de modistjes beschouwde men hem als een goeden
man, die gaarne ander ter wille was, en die daar
vanzelf zijn voordeel bij had, omdat zijn klanten
de modistjes hem toegenegen bleven. Ik dacht
niet, dat hij zoo goed wasdacht zij. Enkele
zinnen kwamen in haar gedachten terug Gij
zoo jong, zoo mooi, wat zult gij er kunnen
troostenTen laatste schelde zij bij
Mevrouw Lemarié aan.
Een huisknecht bracht haar in de blauwe
kamer. En ditmaal drukte Henriette de hand,
die mevrouw Lemarié haar toestak.
Vandaag is het mijn beurt u te bedanken,
juffrouw. Gij hebt Mourieux dus gesproken
En toen spraken zij over allerlei onderwerpen,
alvorens dat eene aan te raken, dat haar samen
bracht over oom Madiot, de werkplaats, de
Ermitagestraat, de ander meisjes. Mevrouw
Lemarié bestudeerde onderwijl het jonge meisje
en dit voelde zich gewonnen door de nederige
goedheid dezer vrouw. Na een groot kwartier,
begreep mevrouw Lemarié, dat zij vrijuit kon
spreken.
Ik wil u iets toevertrouwen, zei zij, een van
mijn innigste geheimen. Mijn oude Mourieux is
er vol vuur voor. Hij heeft mij vroeger veel,
veel diensten bewezen om daar hulp te brengen,
waar men deze niet uit mijn hand zou hebben
aanvaard. Wanneer een onzer arbeiders soms
zonder ernstige reden was weggezonden of zelfs,
mijn God, om redenen, die maar al te gegrond
schenen te zijn, kon ik er niet heengaan om hen
te helpen, niet waar Mourieux was dan mijn
bemiddelaar. En ik hielp hem zoo'n beetje bij
GROOT KLEIN